Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Christenen putten geluk uit het verrichten van dienst

Christenen putten geluk uit het verrichten van dienst

Christenen putten geluk uit het verrichten van dienst

„Het is gelukkiger te geven dan te ontvangen.” — HANDELINGEN 20:35.

1. Welke verkeerde houding is in deze tijd wijdverbreid, en waarom is ze schadelijk?

IN DE laatste tientallen jaren van de twintigste eeuw werd de uitdrukking „ik eerst” veelvuldig gehoord. De „ik eerst”-houding duidt op een instelling waarbij zelfzucht en hebzucht worden gecombineerd met een gebrek aan belangstelling voor anderen. Wij kunnen er zeker van zijn dat in het jaar 2000 de „ik eerst”-mentaliteit geenszins dood is. Hoe vaak hoort u de vragen: „Wat levert het mij op?” of „Wat schiet er voor mij over?” Zo’n zelfzuchtige instelling is niet bevorderlijk voor geluk. Het is precies het tegenovergestelde van het beginsel dat Jezus uiteenzette: „Het is gelukkiger te geven dan te ontvangen.” — Handelingen 20:35.

2. Hoe blijkt dat geven geluk schenkt?

2 Is het waar dat geven groter geluk schenkt dan ontvangen? Ja. Denk eens aan Jehovah God. Bij hem is „de bron van het leven” (Psalm 36:9). Hij verschaft alles wat wij nodig hebben om ons gelukkig en productief te maken. Ja, hij is de Bron van „elke goede gave en elk volmaakt geschenk” (Jakobus 1:17). Jehovah, „de gelukkige God”, geeft voortdurend (1 Timotheüs 1:11). Hij houdt van zijn menselijke schepping aan wie hij zo veel geeft (Johannes 3:16). Denk ook eens aan een menselijk gezin. Als u een ouder bent, weet u hoeveel opofferingen er nodig zijn, hoeveel u moet geven, om een kind groot te brengen. En vele jaren lang is het kind zich niet bewust van de offers die u brengt. Hij beschouwt ze allemaal als iets vanzelfsprekends. Toch maakt het u gelukkig uw kind te zien gedijen als gevolg van uw onzelfzuchtig geven. Waarom? Omdat u van hem houdt.

3. Waarom is het een genoegen Jehovah en onze medegelovigen te dienen?

3 Insgelijks wordt ware aanbidding gekenmerkt door een op liefde gebaseerd geven. Aangezien wij Jehovah liefhebben en onze medegelovigen liefhebben, is het een genoegen om hen te dienen, onszelf aan hen te geven (Mattheüs 22:37-39). Een ieder die God met zelfzuchtige motieven aanbidt, beleeft daar zeer weinig vreugde aan. Maar degenen die onzelfzuchtig dienen en zich meer bekommeren om wat zij kunnen geven dan om wat zij hopen te ontvangen, vinden inderdaad geluk. Deze waarheid wordt opgemerkt door te beschouwen hoe bepaalde bijbelwoorden die verband houden met onze aanbidding in de Schrift worden gebruikt. Wij zullen drie van deze woorden in dit en in het volgende artikel bespreken.

Jezus’ openbare dienst

4. Wat is kenmerkend voor de „openbare dienst” in de christenheid?

4 In het oorspronkelijke Grieks is een belangrijk woord dat met aanbidding te maken heeft lei·tourʹgi·a, dat in de Nieuwe-Wereldvertaling met „openbare dienst” wordt vertaald. In de christenheid is uit lei·tourʹgi·a het woord „liturgie” ontstaan. * Maar de formalistische liturgieën van de christenheid zijn niet een werkelijk nuttige openbare dienst.

5, 6. (a) Welke openbare dienst werd in Israël verricht, met welke voordelen? (b) Welke veel grootsere openbare dienst verving die welke in Israël werd verricht, en waarom?

5 De apostel Paulus gebruikte een aan lei·tourʹgi·a verwant Grieks woord met betrekking tot de priesters van Israël. Hij zei: „Iedere priester [neemt] van dag tot dag zijn plaats in om openbare dienst te verrichten [een vorm van lei·tourʹgi·a] en dikwijls dezelfde slachtoffers te brengen” (Hebreeën 10:11). Levitische priesters verrichtten een zeer waardevolle openbare dienst in Israël. Zij onderwezen Gods Wet en brachten slachtoffers die de zonden van het volk bedekten (2 Kronieken 15:3; Maleachi 2:7). Wanneer de priesters en het volk zich aan Jehovah’s Wet hielden, had de natie redenen om vreugdevol te zijn. — Deuteronomium 16:15.

6 Het verrichten van openbare dienst onder de Wet was een werkelijk voorrecht voor Israëlitische priesters, maar hun dienst had geen enkele waarde meer toen Israël wegens ontrouw werd verworpen (Mattheüs 21:43). Jehovah trof regelingen voor iets veel grootsers — de openbare dienst die door Jezus, de grote Hogepriester, wordt verricht. Over hem lezen wij: „Hij, omdat hij tot in eeuwigheid blijft leven, bezit zijn priesterschap zonder enige opvolgers. Dientengevolge is hij ook in staat om degenen die door bemiddeling van hem tot God naderen, volledig te redden, daar hij altijd leeft om voor hen te pleiten.” — Hebreeën 7:24, 25.

7. Waarom brengt Jezus’ openbare dienst ongekende zegeningen met zich?

7 Jezus blijft voor eeuwig als priester zonder opvolgers dienen. Bijgevolg kan alleen hij mensen volledig redden. Hij verricht die ongeëvenaarde openbare dienst, niet in een door mensen gemaakte tempel, maar in de tegenbeeldige tempel, Jehovah’s grote regeling voor aanbidding die in 29 G.T. in werking trad. Jezus dient nu in het Allerheiligste van die tempel, in de hemel. Hij is „een openbare dienaar [lei·tourʹgos] van de heilige plaats en van de ware tent, die door Jehovah en niet door een mens is opgericht” (Hebreeën 8:2; 9:11, 12). Hoewel Jezus een verheven positie bekleedt, is hij toch „een openbare dienaar”. Hij gebruikt zijn grote autoriteit om te geven, niet om te ontvangen. En zulk geven schenkt hem vreugde. Het maakt deel uit van „de hem in het vooruitzicht gestelde vreugde” en die sterkte hem om gedurende zijn hele loopbaan op aarde te volharden. — Hebreeën 12:2.

8. Hoe verrichtte Jezus een openbare dienst om het Wetsverbond te vervangen?

8 Er is nog een aspect van Jezus’ openbare dienst. Paulus schreef: „Jezus [heeft] een uitnemender openbare dienst verkregen, zodat hij ook de middelaar van een dienovereenkomstig beter verbond is, dat wettelijk bevestigd is op betere beloften” (Hebreeën 8:6). Mozes was de middelaar van het verbond dat de basis vormde voor de verhouding waarin Israël tot Jehovah stond (Exodus 19:4, 5). Jezus werd de Middelaar van een nieuw verbond, dat de geboorte mogelijk maakte van een nieuwe natie, „het Israël Gods”, bestaande uit met de geest gezalfde christenen uit vele natiën (Galaten 6:16; Hebreeën 8:8, 13; Openbaring 5:9, 10). Wat was dat een uitstekende openbare dienst! Hoe gelukkig zijn wij dat wij Jezus kennen, een openbare dienaar door bemiddeling van wie wij Jehovah op aanvaardbare wijze kunnen aanbidden! — Johannes 14:6.

Christenen verrichten ook openbare dienst

9, 10. Wat zijn enkele vormen van openbare dienst die door christenen worden verricht?

9 Geen mens verricht een openbare dienst die zo verheven is als die van Jezus. Maar wanneer gezalfde christenen hun hemelse beloning ontvangen, nemen zij hun plaats naast Jezus in en hebben als hemelse koningen en priesters een aandeel aan zijn openbare dienst (Openbaring 20:6; 22:1-5). Toch verrichten christenen op aarde ook openbare dienst en zij putten hier grote vreugde uit. Toen er bijvoorbeeld in Palestina gebrek aan voedsel was, bracht de apostel Paulus schenkingen van broeders en zusters in Europa mee om de nood van de joodse christenen in Judea te helpen verlichten. Dat was een openbare dienst (Romeinen 15:27; 2 Korinthiërs 9:12). In deze tijd verrichten christenen graag soortgelijke dienst doordat zij prompt hulp verlenen wanneer hun broeders en zusters met ellende, natuurrampen of andere catastrofes te kampen hebben. — Spreuken 14:21.

10 Paulus vestigde de aandacht op nog een openbare dienst toen hij schreef: „Ook al word ik als een drankoffer uitgegoten op het slachtoffer en de openbare dienst waartoe geloof u heeft geleid, dan ben ik blij en verheug mij met u allen” (Filippenzen 2:17). Paulus’ harde werk ten behoeve van de Filippenzen was een openbare dienst geweest die met liefde en toewijding was verricht. Een soortgelijke openbare dienst wordt in deze tijd verricht, vooral door gezalfde christenen, die dienst verrichten als „de getrouwe en beleidvolle slaaf” en geestelijk voedsel te rechter tijd verschaffen (Mattheüs 24:45-47). Bovendien vormen zij als groep „een heilige priesterschap” die de opdracht heeft gekregen om „geestelijke slachtoffers te brengen, aanvaardbaar voor God door bemiddeling van Jezus Christus”, en ’alom de voortreffelijkheden bekend te maken van degene die hen uit de duisternis heeft geroepen tot zijn wonderbaar licht’ (1 Petrus 2:5, 9). Net als Paulus verheugen zij zich in zulke voorrechten evenals zij ’zichzelf uitgieten’ bij het vervullen van hun verantwoordelijkheden. En hun metgezellen, de „andere schapen”, sluiten zich bij hen aan en ondersteunen hen door de mensheid over Jehovah en zijn voornemens in te lichten (Johannes 10:16; Mattheüs 24:14). * Wat een grootse en vreugdevolle openbare dienst is dat! — Psalm 107:21, 22.

Verricht heilige dienst

11. Hoe verschafte de profetes Anna een schitterend voorbeeld voor alle christenen?

11 Nog een Grieks woord dat met onze aanbidding te maken heeft, is la·treiʹa, dat in de Nieuwe-Wereldvertaling met „heilige dienst” wordt weergegeven. Heilige dienst houdt verband met daden van aanbidding. Over de 84-jarige weduwe en profetes Anna wordt bijvoorbeeld gezegd dat zij „nimmer ontbrak in de tempel, terwijl zij nacht en dag heilige dienst verrichtte [een Grieks woord verwant aan la·treiʹa] met vasten en smekingen” (Lukas 2:36, 37). Anna aanbad Jehovah met standvastigheid. Zij is een voortreffelijk voorbeeld voor ons allen — jong en oud, mannen en vrouwen. Net als Anna ernstig tot Jehovah bad en hem geregeld in de tempel aanbad, omvat onze heilige dienst gebed en vergaderingsbezoek. — Romeinen 12:12; Hebreeën 10:24, 25.

12. Wat is een belangrijk kenmerk van onze heilige dienst, en hoe is dit ook een openbare dienst?

12 De apostel Paulus noemde een belangrijk kenmerk van onze heilige dienst toen hij schreef: „God, voor wie ik met mijn geest heilige dienst verricht in verband met het goede nieuws omtrent zijn Zoon, is mijn getuige hoe ik u zonder ophouden altijd in mijn gebeden gedenk” (Romeinen 1:9). Ja, de prediking van het goede nieuws is niet alleen een openbare dienst voor degenen die ernaar luisteren maar ook een daad van aanbidding jegens Jehovah God. Of wij al dan niet een ontvankelijk oor vinden, het predikingswerk is heilige dienst die voor Jehovah wordt verricht. De pogingen die wij ondernemen om anderen over de voortreffelijke hoedanigheden en de heilzame voornemens van onze geliefde hemelse Vader te vertellen, schenken ons beslist grote vreugde. — Psalm 71:23.

Waar verrichten wij heilige dienst?

13. Welke hoop koesteren degenen die heilige dienst verrichten in het binnenste voorhof van Jehovah’s geestelijke tempel, en wie verheugen zich met hen?

13 Paulus schreef aan gezalfde christenen: „Laten wij . . ., aangezien wij een koninkrijk zullen ontvangen dat niet geschokt kan worden, onverdiende goedheid blijven hebben, waardoor wij heilige dienst voor God kunnen verrichten op een hem welgevallige wijze, met godvruchtige vrees en ontzag” (Hebreeën 12:28). In het volste vertrouwen het Koninkrijk te beërven, zijn gezalfden onwrikbaar in het geloof terwijl zij de Allerhoogste aanbidden. Alleen zij kunnen in de Heilige afdeling en het binnenste voorhof van Jehovah’s geestelijke tempel heilige dienst voor hem verrichten, en zij zien er vol verlangen naar uit om met Jezus in het Allerheiligste, de hemel zelf, dienst te verrichten. Hun metgezellen, de klasse der andere schapen, verheugen zich met hen over hun schitterende hoop. — Hebreeën 6:19, 20; 10:19-22.

14. Hoe trekt de grote schare voordeel van Jezus’ openbare dienst?

14 Maar waar verrichten de andere schapen heilige dienst? Zoals de apostel Johannes voorzag, is er in deze laatste dagen een grote schare van hen op het toneel verschenen en „zij hebben hun lange gewaden gewassen en hebben ze wit gemaakt in het bloed van het Lam” (Openbaring 7:14). Dit betekent dat zij, evenals hun gezalfde medeaanbidders, geloof oefenen in Jezus’ openbare dienst, het offer van zijn volmaakte menselijke leven dat hij ten behoeve van de mensheid heeft gebracht. De andere schapen trekken ook voordeel van Jezus’ openbare dienst doordat zij „vasthouden aan [Jehovah’s] verbond” (Jesaja 56:6). Nee, zij zijn geen partijen in het nieuwe verbond, maar zij houden eraan vast doordat zij de ermee verbonden wetten gehoorzamen en met de erdoor tot stand gekomen regelingen samenwerken. Zij verbinden zich met het Israël Gods, voeden zich aan dezelfde geestelijke tafel en werken samen met de leden ervan, loven God in het openbaar en brengen geestelijke slachtoffers die hem behagen. — Hebreeën 13:15.

15. Waar verricht de grote schare heilige dienst, en welke uitwerking heeft deze zegen op hen?

15 Bijgevolg worden de leden van de grote schare gezien, „staande voor de troon en voor het Lam, gehuld in lange witte gewaden”. Bovendien „zijn zij voor de troon van God; en zij verrichten dag en nacht heilige dienst voor hem in zijn tempel; en Degene die op de troon is gezeten, zal zijn tent over hen uitspreiden” (Openbaring 7:9, 15). In Israël aanbaden proselieten in het buitenste voorhof van Salomo’s tempel. Insgelijks aanbidden de leden van de grote schare Jehovah in het buitenste voorhof van zijn geestelijke tempel. Dat zij daar dienen, bewerkt dat zij zich verheugen (Psalm 122:1). Zelfs nadat de laatste van hun gezalfde metgezellen zijn hemelse erfenis heeft ontvangen, zullen zij ermee voortgaan als zijn volk heilige dienst voor Jehovah te verrichten. — Openbaring 21:3.

Heilige dienst die onaanvaardbaar is

16. Welke waarschuwingen worden er met betrekking tot heilige dienst gegeven?

16 In de dagen van het oude Israël moest heilige dienst worden verricht in overeenstemming met Jehovah’s wetten (Exodus 30:9; Leviticus 10:1, 2). Ook in deze tijd zijn er voorschriften die in acht genomen moeten worden, wil onze heilige dienst aanvaardbaar zijn voor Jehovah. Daarom schreef Paulus aan de Kolossenzen: „Wij [hebben] . . . niet opgehouden voor u te bidden en te vragen dat gij vervuld moogt worden met de nauwkeurige kennis van zijn wil, in alle wijsheid en geestelijk inzicht, opdat gij moogt wandelen op een wijze die Jehovah waardig is, ten einde hem volledig te behagen, terwijl gij in ieder goed werk vrucht blijft dragen en blijft toenemen in de nauwkeurige kennis van God” (Kolossenzen 1:9, 10). Het staat niet aan ons te bepalen wat de juiste manier is om God te aanbidden. Nauwkeurige schriftuurlijke kennis, geestelijk inzicht en goddelijke wijsheid zijn uitermate belangrijk. Anders kan er van alles totaal misgaan.

17. (a) Hoe ontaardde heilige dienst in de dagen van Mozes? (b) Hoe zou heilige dienst in deze tijd verkeerd gericht kunnen zijn?

17 Denk maar aan de Israëlieten in de dagen van Mozes. Wij lezen: „God [keerde] zich af en gaf hen over om heilige dienst voor het heerleger van de hemel te verrichten” (Handelingen 7:42). Die Israëlieten hadden Jehovah’s machtige daden ten behoeve van hen gezien. Toch keerden zij zich tot andere goden wanneer zij dachten dat dit hun tot voordeel zou strekken. Zij waren niet loyaal, en loyaliteit is een must wil onze heilige dienst God behagen (Psalm 18:25). Het is waar dat in deze tijd maar weinig mensen zich van Jehovah zouden afkeren om sterren of gouden kalveren te aanbidden, maar er zijn andere vormen van afgoderij. Jezus waarschuwde voor het gevaar de „Rijkdom” te dienen en Paulus bestempelde begerigheid als afgoderij (Mattheüs 6:24; Kolossenzen 3:5). Satan prijst zichzelf als een god aan (2 Korinthiërs 4:4). Zulke vormen van afgoderij vieren hoogtij en zijn een strik. Denk bijvoorbeeld eens aan iemand die beweert Jezus te volgen maar die zich in werkelijkheid in zijn leven ten doel heeft gesteld rijk te worden of die in feite op zichzelf en zijn eigen ideeën vertrouwt. Wie dient hij werkelijk? Waarin verschilt hij van de joden in Jesaja’s tijd die bij Jehovah’s naam zwoeren maar zijn grote daden aan onreine afgoden toeschreven? — Jesaja 48:1, 5.

18. Hoe is heilige dienst in het verleden en in deze tijd op onjuiste wijze verricht?

18 Jezus waarschuwde ook: „Het uur komt dat een ieder die u doodt, zal menen God een heilige dienst te hebben bewezen” (Johannes 16:2). Saulus, die de apostel Paulus werd, dacht ongetwijfeld dat hij God diende toen hij ’zijn goedkeuring aan de moord op Stefanus hechtte’ en „dreiging en moord ademde tegen de discipelen van de Heer” (Handelingen 8:1; 9:1). In deze tijd beweren sommige personen die zich aan etnische zuivering en genocide schuldig maken ook dat zij God aanbidden. Er zijn veel mensen die beweren God te aanbidden, maar zij aanbidden in werkelijkheid de goden van het nationalisme, het tribalisme, de rijkdom, zichzelf of nog een andere godheid.

19. (a) Hoe bezien wij onze heilige dienst? (b) Wat voor heilige dienst zal ons vreugde schenken?

19 Jezus zei: „Jehovah, uw God, moet gij aanbidden en voor hem alleen heilige dienst verrichten” (Mattheüs 4:10). Hij sprak tot Satan, maar hoe belangrijk is het dat wij allen acht slaan op zijn woorden! Voor de Soevereine Heer van het universum heilige dienst verrichten, is een verheven, vrees inboezemend voorrecht. En wat valt er te zeggen over het verrichten van openbare dienst die verband houdt met onze aanbidding? Daar ten behoeve van onze medemens mee bezig zijn, is een vreugdevol werk dat groot geluk schenkt (Psalm 41:1, 2; 59:16). Toch schenkt zo’n dienst alleen waar geluk als ze van ganser harte en op de juiste manier wordt aangeboden. Wie aanbidden God werkelijk op de juiste wijze? Wiens heilige dienst wordt door Jehovah aanvaard? Wij kunnen zulke vragen beantwoorden als wij het derde bijbelwoord beschouwen dat met onze aanbidding te maken heeft. Dit zullen wij in het volgende artikel doen.

[Voetnoten]

^ ¶4 De liturgieën van de christenheid zijn gewoonlijk hetzij kerkdiensten of specifieke rituelen, zoals de eucharistieviering in de Rooms-Katholieke Kerk.

^ ¶10 In Handelingen 13:2 wordt bericht dat profeten en leraren in Antiochië voor Jehovah „openbare dienst . . . verrichtten” (als weergave van een Grieks woord dat verwant is aan lei·tourʹgi·a). Waarschijnlijk omvatte deze openbare dienst de prediking tot het publiek.

Wat zou u antwoorden?

• Welke grootse openbare dienst verrichtte Jezus?

• Welke openbare dienst verrichten christenen?

• Wat is christelijke heilige dienst, en waar wordt die verricht?

• Wat moeten wij verwerven, wil onze heilige dienst God behagen?

[Studievragen]

[Illustratie op blz. 10]

Ouders vinden grote vreugde in geven

[Illustraties op blz. 12, 13]

Christenen verrichten openbare dienst wanneer zij anderen helpen en wanneer zij het goede nieuws bekendmaken

[Illustratie op blz. 14]

Wij hebben nauwkeurige kennis en inzicht nodig om er zeker van te zijn dat onze heilige dienst aanvaardbaar is voor God