Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Jehovah’s dag van oordeel is nabij!

Jehovah’s dag van oordeel is nabij!

Jehovah’s dag van oordeel is nabij!

„De grote dag van Jehovah is nabij. Hij is nabij en haast zich zeer.” — ZEFANJA 1:14.

1. Welke waarschuwing liet God via Zefanja horen?

JEHOVAH GOD staat op het punt in actie te komen tegen de goddelozen. Luister! Dit is zijn waarschuwing: „Ik zal een eind maken aan [de] aardse mens . . . Ik wil de mensen van de oppervlakte van de aardbodem afsnijden” (Zefanja 1:3). Die woorden van de Soevereine Heer Jehovah werden gesproken via zijn profeet Zefanja, mogelijk de achter-achterkleinzoon van de getrouwe koning Hizkia. Die formele uitspraak, gedaan in de dagen van koning Josia, voorspelde weinig goeds voor de goddelozen die in het land Juda woonden.

2. Waarom werd Jehovah’s dag van oordeel door Josia’s daden niet afgewend?

2 Het profeteren van Zefanja heeft de jonge koning Josia ongetwijfeld nog sterker doordrongen van de noodzaak om Juda van onreine aanbidding te zuiveren. Maar de maatregelen van de koning om het land van valse religie te zuiveren, verwijderden niet alle goddeloosheid van onder het volk, noch deden ze verzoening voor de zonden van zijn grootvader, koning Manasse, die „Jeruzalem met onschuldig bloed gevuld had” (2 Koningen 24:3, 4; 2 Kronieken 34:3). Jehovah’s dag van oordeel zou dus beslist komen.

3. Hoe kunnen wij er zeker van zijn dat het mogelijk is „de dag van Jehovah’s toorn” te overleven?

3 Toch zouden er overlevenden van die vrees inboezemende dag zijn. Daarom gaf Gods profeet de dringende raad: „Voordat de inzetting iets het licht doet zien, voordat de dag is voorbijgegaan net als kaf, voordat over ulieden de brandende toorn van Jehovah komt, voordat over u de dag van Jehovah’s toorn komt, zoekt Jehovah, al gij zachtmoedigen der aarde, die Zíjn rechterlijke beslissing hebt volbracht. Zoekt rechtvaardigheid, zoekt zachtmoedigheid. Wellicht zult gij verborgen worden op de dag van Jehovah’s toorn” (Zefanja 2:2, 3). Laten wij met de hoop op overleving tijdens Jehovah’s dag van oordeel in gedachten het bijbelboek Zefanja bespreken. Het werd vóór 648 v.G.T. in Juda geschreven en maakt deel uit van Gods „profetische woord” waaraan wij allen onverdeeld aandacht moeten schenken. — 2 Petrus 1:19.

Jehovah’s hand uitgestrekt

4, 5. Hoe werd Zefanja 1:1-3 ten aanzien van de goddelozen in Juda vervuld?

4 „Het woord van Jehovah” tot Zefanja begint met de eerdergenoemde waarschuwing. God verklaart: „’Ik zal zonder mankeren een eind maken aan alles wat zich op de oppervlakte van de aardbodem bevindt’, is de uitspraak van Jehovah. ’Ik zal een eind maken aan aardse mens en dier. Ik zal een eind maken aan het vliegende schepsel des hemels en de vissen der zee, en aan de struikelblokken te zamen met de goddelozen; en ik wil de mensen van de oppervlakte van de aardbodem afsnijden’, is de uitspraak van Jehovah.” — Zefanja 1:1-3.

5 Ja, Jehovah zou een eind maken aan de grove goddeloosheid in het land Juda. Wie zou God gebruiken om „een eind [te] maken aan alles wat zich op de oppervlakte van de aardbodem bevindt”? Aangezien Zefanja blijkbaar profeteerde tijdens de beginjaren van koning Josia’s regering, die in 659 v.G.T. begon, vonden die profetische woorden hun vervulling in de verwoesting van Juda en zijn hoofdstad, Jeruzalem, door de Babyloniërs in 607 v.G.T. Toen werd er ’een eind gemaakt’ aan de goddelozen in Juda.

6-8. Wat werd in Zefanja 1:4-6 voorzegd, en hoe ging die profetie in vervulling in het Juda uit de oudheid?

6 In Zefanja 1:4-6 wordt voorzegd hoe God tegen valse aanbidders zal optreden: „Ik wil mijn hand uitstrekken tegen Juda en tegen alle inwoners van Jeruzalem, en ik wil van deze plaats de overgeblevenen van de Baäl afsnijden, de naam van de priesters van buitenlandse goden te zamen met de priesters, en degenen die zich op de daken neerbuigen voor het heerleger van de hemel, en degenen die zich neerbuigen terwijl zij gezworen eden doen aan Jehovah en gezworen eden doen bij Malkam; en degenen die zich terugtrekken van het volgen van Jehovah en die Jehovah niet hebben gezocht en hem niet hebben geraadpleegd.”

7 Jehovah’s hand was uitgestrekt tegen de bevolking van Juda en Jeruzalem. Hij was vastbesloten de aanbidders van de Kanaänitische vruchtbaarheidsgod Baäl in de dood af te snijden. Verscheidene plaatselijke godheden werden Baäl genoemd omdat hun aanbidders meenden dat ze bepaalde plaatsen in bezit hadden en er invloed op uitoefenden. Een voorbeeld daarvan was de Baäl die door de Moabieten en de Midianieten bij de berg Peor werd aanbeden (Numeri 25:1, 3, 6). In heel Juda zou Jehovah de priesters van Baäl afsnijden, alsmede de ontrouwe priesterlijke levieten die Gods wet overtraden door omgang met hen te hebben. — Exodus 20:2, 3.

8 God zou ook degenen afsnijden ’die zich neerbogen voor het heerleger van de hemel’, kennelijk doordat zij astrologie beoefenden en de zon aanbaden (2 Koningen 23:11; Jeremia 19:13; 32:29). Gods gramschap zou eveneens worden uitgegoten over degenen die de ware aanbidding met valse religie probeerden te vermengen door ’gezworen eden te doen aan Jehovah en bij Malkam’. Malkam is mogelijk een andere naam voor Molech, de voornaamste god van de Ammonieten. De aanbidding van Molech omvatte het brengen van kinderoffers. — 1 Koningen 11:5; Jeremia 32:35.

Het einde van de christenheid nabij!

9. (a) Waaraan heeft de christenheid zich schuldig gemaakt? (b) Wat dienen wij in tegenstelling tot de ontrouwen van Juda vastbesloten zijn te doen?

9 Dit alles kan ons doen denken aan de christenheid, doortrokken als ze is van valse religie en astrologie. En haar rol in het offeren van miljoenen levens op het altaar van door geestelijken gesteunde oorlogvoering is inderdaad weerzinwekkend! Laten wij nooit als de ontrouwen van Juda zijn, die ’zich terugtrokken van het volgen van Jehovah’ doordat zij onverschillig werden en hem niet langer zochten of om zijn leiding vroegen. Laten wij daarentegen onze rechtschapenheid jegens God bewaren.

10. Hoe zou u de profetische betekenis van Zefanja 1:7 uitleggen?

10 De volgende woorden van de profeet zijn zowel op Juda’s kwaaddoeners van toepassing als op de goddelozen in deze tijd. Zefanja 1:7 zegt: „Bewaar het stilzwijgen voor het aangezicht van de Soevereine Heer Jehovah; want de dag van Jehovah is nabij, want Jehovah heeft een slachtoffer bereid; hij heeft zijn genodigden geheiligd.” Deze „genodigden” waren blijkbaar de Chaldeeuwse vijanden van Juda. Het „slachtoffer” was Juda zelf, met zijn hoofdstad. Zefanja maakte aldus Gods voornemen om Jeruzalem te verwoesten bekend, en deze profetie wees ook vooruit naar de vernietiging van de christenheid. In feite dient heel de wereld, nu Gods dag van oordeel zo nabij is, ’het stilzwijgen te bewaren voor het aangezicht van de Soevereine Heer Jehovah’ en te luisteren naar wat hij zegt via de „kleine kudde” gezalfde volgelingen van Jezus en hun metgezellen, zijn „andere schapen” (Lukas 12:32; Johannes 10:16). Vernietiging wacht allen die niet willen luisteren en die zich aldus tegen de heerschappij van Gods koninkrijk verzetten. — Psalm 2:1, 2.

Binnenkort — Een dag van gejammer!

11. Wat is de essentie van Zefanja 1:8-11?

11 In Zefanja 1:8-11 wordt verder over Jehovah’s dag gezegd: „’Het moet geschieden op de dag van Jehovah’s slachtoffer dat ik aandacht wil schenken aan de vorsten, en aan de zonen van de koning, en aan al degenen die buitenlandse kledij dragen. En ik wil aandacht schenken aan iedereen die op die dag het podium bestijgt, degenen die het huis van hun meesters met geweld en bedrog vullen. En het moet op die dag geschieden’, is de uitspraak van Jehovah, ’dat er een geschreeuw uit de Vispoort klinkt, en een gejammer uit het tweede stadsgedeelte, en een luid gekraak uit de heuvels. Jammert, gij inwoners van Maktes, want heel het volk van handelaars is tot zwijgen gebracht; allen die zilver afwegen, zijn afgesneden.’”

12. Hoe komt het dat sommigen ’buitenlandse kledij blijken te dragen’?

12 Koning Josia zou worden opgevolgd door Joahaz, Jojakim en Jojachin. Toen kwam Zedekia’s regering, gekenmerkt door de verwoesting van Jeruzalem. Hoewel hun zulke rampspoed te wachten stond, droegen sommigen die blijkbaar door omringende natiën geaccepteerd wilden worden, „buitenlandse kledij”. Insgelijks laten velen in deze tijd op verschillende manieren uitkomen dat zij geen deel uitmaken van Jehovah’s organisatie. Als aantoonbaar deel van Satans organisatie zullen zij gestraft worden.

13. Wat zou er in overeenstemming met Zefanja’s profetie gebeuren wanneer de Babyloniërs Jeruzalem aanvielen?

13 „Die dag” van afrekening voor Juda komt overeen met Jehovah’s dag om het oordeel aan zijn vijanden te voltrekken, een eind te maken aan goddeloosheid en zijn oppermacht te bewijzen. Als de Babyloniërs Jeruzalem aanvielen, zou er een geschreeuw uit de Vispoort komen. Waarschijnlijk was die zo genoemd omdat hij zich dicht bij de vismarkt bevond (Nehemia 13:16). Babylons horden zouden de wijk binnengaan die het tweede stadsgedeelte wordt genoemd, en het „gekraak uit de heuvels” kan betrekking hebben op het geluid van de naderende Chaldeeën. Er zou „een gejammer” zijn van de inwoners van Maktes, misschien het bovendeel van het Tyropeondal. Waarom zouden zij jammeren? Omdat daar geen handel meer gedreven zou worden, ook niet door degenen „die zilver afwegen”.

14. Hoe verreikend zou Gods onderzoek zijn van degenen die zeiden zijn aanbidders te zijn?

14 Hoe verreikend zou Jehovah’s onderzoek zijn van hen die zeggen zijn aanbidders te zijn? De profetie vervolgt: „Het moet in die tijd geschieden dat ik Jeruzalem zorgvuldig met lampen zal doorzoeken, en ik wil aandacht schenken aan de mannen die stollen op hun droesem en die in hun hart zeggen: ’Jehovah zal geen goed doen en hij zal geen kwaad doen.’ En hun vermogen moet tot plundering worden en hun huizen tot een verlaten woestenij. En zij zullen huizen bouwen, maar zij zullen ze niet bewonen; en zij zullen wijngaarden planten, maar zij zullen de wijn ervan niet drinken.” — Zefanja 1:12, 13.

15. (a) Wat zou er met de afvallige priesters van Jeruzalem gebeuren? (b) Wat ligt voor hedendaagse beoefenaars van valse religie in het verschiet?

15 De afvallige priesters van Jeruzalem vermengden de aanbidding van Jehovah met valse religie. Hoewel zij zich veilig waanden, zou God hen opsporen als met heldere lampen die door de geestelijke duisternis waarin zij hun toevlucht hadden gezocht, heen zouden dringen. Geen van hen zou aan de bekendmaking en de voltrekking van Gods oordeel ontkomen. Die zelfvoldane afvalligen hadden zich in gezapige rust genesteld, als droesem op de bodem van een wijnvat. Zij wilden niet gestoord worden door een aankondiging van goddelijk ingrijpen in menselijke aangelegenheden, maar zij zouden niet aan de voltrekking van het goddelijk oordeel aan hen ontkomen. Er zal ook geen ontkoming zijn voor de hedendaagse beoefenaars van valse religie, met inbegrip van leden van de christenheid en afvalligen die eens aanbidders van Jehovah waren. Zij ontkennen dat wij in „de laatste dagen” leven en zeggen in hun hart: „Jehovah zal geen goed doen en hij zal geen kwaad doen.” Wat hebben zij het mis! — 2 Timotheüs 3:1-5; 2 Petrus 3:3, 4, 10.

16. Wat zou er gebeuren wanneer het goddelijk oordeel aan Juda werd voltrokken, en welke uitwerking dient kennis daarvan op ons te hebben?

16 Juda’s afvalligen werden gewaarschuwd dat de Babyloniërs hun vermogen zouden plunderen, hun huizen zouden verwoesten en zich de vruchten van hun wijngaarden zouden toe-eigenen. Materiële dingen zouden geen waarde hebben wanneer Gods oordeel aan Juda werd voltrokken. Hetzelfde zal het geval zijn wanneer Jehovah’s dag van oordeel over het huidige samenstel van dingen komt. Mogen wij daarom een geestelijke instelling hebben en ’schatten in de hemel vergaren’ door Jehovah’s dienst op de eerste plaats in ons leven te blijven stellen! — Mattheüs 6:19-21, 33.

De grote dag van Jehovah is nabij”

17. Hoe dichtbij is Jehovah’s dag van oordeel volgens Zefanja 1:14-16?

17 Hoe dichtbij is Jehovah’s dag van oordeel? Volgens Zefanja 1:14-16 geeft God de volgende verzekering: „De grote dag van Jehovah is nabij. Hij is nabij en haast zich zeer. Het geluid van de dag van Jehovah is bitter. Aldaar laat een sterke man een kreet horen. Die dag is een dag van verbolgenheid, een dag van benauwdheid en van radeloze angst, een dag van onweer en van verwoesting, een dag van duisternis en van donkerheid, een dag van wolken en van dikke donkerheid, een dag van horengeschal en van alarmsignaal, tegen de versterkte steden en tegen de hoge hoektorens.”

18. Waarom dienen wij niet de gevolgtrekking te maken dat Jehovah’s dag van oordeel nog ver in de toekomst ligt?

18 Juda’s zondige priesters, vorsten en bevolking werden ervan op de hoogte gesteld dat ’de grote dag van Jehovah nabij was’. Voor Juda zou ’Jehovah’s dag zich zeer haasten’. Laat ook in onze tijd niemand denken dat de voltrekking van Jehovah’s oordeel aan de goddelozen ver in de toekomst ligt. Nee, net zoals God in Juda snel te werk ging, zo zal hij ’haast maken’ met zijn oordeelsdag (Openbaring 16:14, 16). Wat een bittere tijd zal dat zijn voor allen die Jehovah’s door zijn Getuigen gegeven waarschuwingen negeren en die nalaten de ware aanbidding te aanvaarden!

19, 20. (a) Wat waren enkele kenmerken van de wraak die God aan Juda en Jeruzalem voltrok? (b) Welke vragen rijzen er met het oog op de selectieve vernietiging die dit samenstel van dingen boven het hoofd hangt?

19 De voltrekking van Gods wraak aan Juda en Jeruzalem was „een dag van benauwdheid en van radeloze angst”. De Babylonische indringers bezorgden Juda’s bewoners veel lijden, waaronder ook zielsangst toen men zich geconfronteerd zag met dood en verderf. Die „dag van onweer en van verwoesting” was een dag van duisternis, wolken en dikke donkerheid, misschien niet alleen figuurlijk maar ook letterlijk, want er was overal rook en slachting. Het was „een dag van horengeschal en van alarmsignaal”, maar de waarschuwingen weerklonken tevergeefs.

20 Jeruzalems wachters waren machteloos toen Babylons stormrammen „de hoge hoektorens” omstootten. De vestingen van het huidige goddeloze samenstel van dingen zullen even nutteloos zijn tegen het wapentuig in Gods hemelse arsenaal, dat hij gereed heeft om snel voor een selectieve vernietiging te gebruiken. Hoopt u gespaard te worden? Hebt u een krachtig standpunt ingenomen aan de zijde van Jehovah, ’die allen behoedt die hem liefhebben, maar die alle goddelozen zal verdelgen’? — Psalm 145:20.

21, 22. Hoe zal Zefanja 1:17, 18 in onze tijd in vervulling gaan?

21 Wat een afgrijselijke dag van oordeel voorzei Zefanja 1:17, 18! „Ik wil de mensen in benauwdheid brengen,” zegt Jehovah God, „en zij zullen stellig rondlopen als blinden; want tegen Jehovah hebben zij gezondigd. En hun bloed zal werkelijk worden uitgestort als stof, en hun ingewanden als drek. Noch hun zilver, noch hun goud zal hen kunnen bevrijden op de dag van Jehovah’s verbolgenheid; maar door het vuur van zijn ijver zal heel de aarde verslonden worden, want hij zal alle bewoners der aarde aan een verdelging prijsgeven, ja een verschrikkelijke.”

22 Net zoals Jehovah dat in de dagen van Zefanja deed, zal hij weldra benauwdheid brengen over „alle bewoners der aarde”, degenen die weigeren acht te slaan op zijn waarschuwing. Omdat zij tegen God zondigen, zullen zij zo hulpeloos rondlopen als blinden, niet in staat bevrijding te vinden. Op Jehovah’s dag van oordeel zal hun bloed „werkelijk worden uitgestort als stof”, als iets wat waardeloos is. Zij zullen inderdaad een roemloos einde krijgen, want God zal de lijken — ja zelfs de ingewanden — van deze goddelozen „als drek” op de aarde verspreiden.

23. Welke hoop stelt Zefanja’s profetie in het vooruitzicht, ook al zullen kwaaddoeners niet ontkomen „op de dag van Jehovah’s verbolgenheid”?

23 Niemand kan degenen die tegen God en zijn volk strijden, redden. Zilver noch goud kon de kwaaddoeners van Juda bevrijden, evenmin als opgepot geld en steekpenningen bescherming of ontkoming zullen verschaffen „op de dag van Jehovah’s verbolgenheid” die over de christenheid en de rest van dit samenstel van dingen komt. Op die beslissende dag zal ’heel de aarde door het vuur van Gods ijver verslonden worden’ wanneer hij de goddelozen verdelgt. Omdat wij geloof stellen in Gods profetische woord, zijn wij ervan overtuigd dat wij ons nu ver in „de tijd van het einde” bevinden (Daniël 12:4). Jehovah’s dag van oordeel is nabij, en hij zal binnenkort wraak voltrekken aan zijn vijanden. Toch stelt Zefanja’s profetie de hoop op bevrijding in het vooruitzicht. Wat wordt er dan van ons verlangd, willen wij verborgen worden op de dag van Jehovah’s toorn?

Wat zou u antwoorden?

• Hoe ging Zefanja’s profetie ten aanzien van Juda en Jeruzalem in vervulling?

• Wat ligt voor de christenheid en al de goddelozen in onze tijd in het verschiet?

• Waarom dienen wij niet te denken dat Jehovah’s dag van oordeel in de verre toekomst zal komen?

[Studievragen]

[Illustratie op blz. 13]

Zefanja maakte moedig bekend dat Jehovah’s dag van oordeel nabij was

[Verantwoording]

From the Self-Pronouncing Edition of the Holy Bible, containing the King James and the Revised versions

[Illustratie op blz. 15]

In 607 v.G.T. kwam Jehovah’s dag over Juda en Jeruzalem door toedoen van de Babyloniërs

[Illustratie op blz. 16]

Hoopt u gespaard te worden wanneer Jehovah de goddelozen vernietigt?