Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Zoek Jehovah vóór de dag van zijn toorn

Zoek Jehovah vóór de dag van zijn toorn

Zoek Jehovah vóór de dag van zijn toorn

„Zoekt Jehovah . . . Zoekt rechtvaardigheid, zoekt zachtmoedigheid. Wellicht zult gij verborgen worden op de dag van Jehovah’s toorn.” — ZEFANJA 2:3.

1. In welke geestelijke toestand verkeerde Juda toen Zefanja zijn profetische werk begon?

ZEFANJA begon zijn werk als profeet in een kritieke periode in Juda’s geschiedenis. De geestelijke toestand van de natie stond op een laag peil. In plaats van hun vertrouwen op Jehovah te stellen, zagen de mensen naar heidense priesters en astrologen op voor leiding. De Baälaanbidding, met haar vruchtbaarheidsriten, tierde welig in het land. De burgerlijke leiders — de vorsten, de edelen en de rechters — onderdrukten degenen die zij juist zouden moeten beschermen (Zefanja 1:9; 3:3). Geen wonder dat Jehovah besloot ’zijn hand uit te strekken’ tegen Juda en Jeruzalem teneinde ze te verwoesten! — Zefanja 1:4.

2. Welke hoop bestond er voor Gods getrouwe dienstknechten in Juda?

2 Maar hoe slecht de situatie ook was, er was een sprankje hoop. Amons zoon Josia zat nu op de troon. Hoewel Josia nog maar een jongen was, had hij Jehovah oprecht lief. Als de nieuwe koning de zuivere aanbidding in Juda zou herstellen, wat zou dat dan een aanmoediging zijn voor de enkelen die God getrouw dienden! Anderen zouden ertoe bewogen worden zich bij hen aan te sluiten en ook gespaard worden op de dag van Jehovah’s toorn.

Vereisten om te overleven

3, 4. Aan welke drie vereisten moet iemand voldoen wil hij op „de dag van Jehovah’s toorn” gespaard worden?

3 Konden sommigen werkelijk gespaard worden op de dag van Jehovah’s toorn? Ja, mits zij zouden voldoen aan de drie voorwaarden die in Zefanja 2:2, 3 worden uiteengezet. Laten wij, terwijl wij deze verzen lezen, eens speciaal op deze vereisten letten. Zefanja schreef: „Voordat de inzetting iets het licht doet zien, voordat de dag is voorbijgegaan net als kaf, voordat over ulieden de brandende toorn van Jehovah komt, voordat over u de dag van Jehovah’s toorn komt, zoekt Jehovah, al gij zachtmoedigen der aarde, die Zíjn rechterlijke beslissing hebt volbracht. Zoekt rechtvaardigheid, zoekt zachtmoedigheid. Wellicht zult gij verborgen worden op de dag van Jehovah’s toorn.”

4 Om te overleven, moest men dus (1) Jehovah zoeken, (2) rechtvaardigheid zoeken en (3) zachtmoedigheid zoeken. Deze vereisten dienen voor ons in deze tijd van groot belang te zijn. Waarom? Omdat, net zoals Juda en Jeruzalem in de zevende eeuw v.G.T. voor een dag van afrekening stonden, de natiën van de christenheid — in feite alle goddelozen — afstevenen op een beslissende confrontatie met Jehovah God in de komende „grote verdrukking” (Mattheüs 24:21). Iedereen die in die tijd verborgen wenst te worden, moet nu definitieve stappen ondernemen. Hoe? Door Jehovah te zoeken, rechtvaardigheid te zoeken en zachtmoedigheid te zoeken voor het te laat is!

5. Wat wil het zeggen in deze tijd ’Jehovah te zoeken’?

5 Misschien zegt u: ’Ik ben een opgedragen, gedoopte dienstknecht van God, een van Jehovah’s Getuigen. Heb ik niet al aan die vereisten voldaan?’ In werkelijkheid is er meer bij betrokken dan ons opdragen aan Jehovah. Israël was een opgedragen natie, maar in Zefanja’s tijd leefde de bevolking van Juda niet in overeenstemming met die opdracht. Het gevolg was dat de natie uiteindelijk werd verworpen. In deze tijd is bij het ’zoeken van Jehovah’ betrokken dat wij in verbondenheid met zijn aardse organisatie een hechte, persoonlijke band met hem ontwikkelen en in stand houden. Het betekent dat wij te weten komen hoe God de dingen beziet en aandacht hebben voor zijn gevoelens. Wij zoeken Jehovah wanneer wij zijn Woord zorgvuldig bestuderen, erover mediteren en de erin vervatte raad in ons leven toepassen. Als wij ook in vurig gebed Jehovah’s leiding zoeken en de aanwijzingen van zijn heilige geest volgen, wordt onze band met hem hechter en worden wij ertoe aangezet hem ’met heel ons hart, onze ziel en onze levenskracht’ te dienen. — Deuteronomium 6:5; Galaten 5:22-25; Filippenzen 4:6, 7; Openbaring 4:11.

6. Hoe ’zoeken wij rechtvaardigheid’, en waarom is dit zelfs in deze wereld mogelijk?

6 Het tweede vereiste dat in Zefanja 2:3 wordt genoemd, is ’rechtvaardigheid zoeken’. De meesten van ons hebben belangrijke veranderingen aangebracht om voor de christelijke doop in aanmerking te komen, maar wij moeten Gods rechtvaardige maatstaven heel ons leven hoog blijven houden. Sommigen die in dit opzicht goed zijn begonnen, hebben toegelaten dat zij door de wereld werden bezoedeld. Het is niet gemakkelijk rechtvaardigheid te zoeken, want wij worden omgeven door mensen die seksuele immoraliteit, liegen en andere zonden als normaal bezien. Toch kan een krachtig verlangen om Jehovah te behagen elke neiging om de goedkeuring van de wereld te zoeken door te proberen ons eraan aan te passen, overwinnen. Juda verloor Gods gunst omdat het zijn goddeloze naburige natiën nabootste. Laten wij, in plaats van de wereld na te bootsen, dus „navolgers van God” zijn door te werken aan „de nieuwe persoonlijkheid . . ., die naar Gods wil werd geschapen in ware rechtvaardigheid en loyaliteit”. — Efeziërs 4:24; 5:1.

7. Hoe ’zoeken wij zachtmoedigheid’?

7 Het derde punt dat in Zefanja 2:3 tot uitdrukking komt is dat als wij op de dag van Jehovah’s toorn verborgen willen worden, wij ’zachtmoedigheid moeten zoeken’. Elke dag komen wij in contact met mannen, vrouwen en jongeren die allesbehalve zachtmoedig zijn. Voor hen is zachtaardig zijn een gebrek. Onderworpenheid wordt als een ernstige zwakheid bezien. Zij zijn veeleisend, zelfzuchtig en eigenzinnig, menend dat er ten koste van alles plaatsgemaakt moet worden voor hun persoonlijke „rechten” en voorkeuren. Wat zou het droevig zijn wanneer wij sommige van die opvattingen zouden overnemen! Dit is de tijd om ’zachtmoedigheid te zoeken’. Hoe? Door ons aan God te onderwerpen, nederig zijn strenge onderricht te aanvaarden en ons naar zijn wil te schikken.

Waarom „wellicht” verborgen?

8. Wat wordt er door het gebruik van het woord „wellicht” in Zefanja 2:3 te kennen gegeven?

8 Merk op dat Zefanja 2:3 zegt: „Wellicht zult gij verborgen worden op de dag van Jehovah’s toorn.” Waarom wordt het woord „wellicht” gebruikt wanneer de „zachtmoedigen der aarde” worden toegesproken? Welnu, die zachtmoedigen hadden positieve stappen gedaan, maar er was geen plaats voor zelfverzekerdheid. Zij hadden hun levensloop nog niet in getrouwheid beëindigd. Het was niet ondenkbaar dat sommigen van hen in zonde zouden vervallen. Hetzelfde geldt voor ons. Jezus zei: „Wie tot het einde heeft volhard, die zal gered worden” (Mattheüs 24:13). Ja, onze redding op de dag van Jehovah’s toorn hangt af van het feit of wij blijven doen wat in zijn ogen juist is. Is dat uw vaste voornemen?

9. Welke oprechte stappen werden er door de jonge koning Josia gedaan?

9 Kennelijk als reactie op Zefanja’s woorden werd koning Josia ertoe bewogen ’Jehovah te zoeken’. De Schrift zegt: „In het achtste jaar van zijn regering, terwijl [Josia] nog een jongen [van ongeveer zestien jaar] was, begon hij de God van zijn voorvader David te zoeken” (2 Kronieken 34:3). Josia bleef ook ’rechtvaardigheid zoeken’, want wij lezen: „In het twaalfde jaar [toen Josia ongeveer twintig jaar was] begon hij Juda en Jeruzalem te reinigen van de hoge plaatsen en de heilige palen en de gehouwen en de gegoten beelden. Verder brak men in zijn tegenwoordigheid de altaren van de Baäls af” (2 Kronieken 34:3, 4). Josia ’zocht ook zachtmoedigheid’, waarbij hij nederig stappen deed om Jehovah te behagen door het land van afgoderij en andere vals-religieuze praktijken te zuiveren. Wat moeten andere zachtmoedigen zich over die ontwikkelingen hebben verheugd!

10. Wat gebeurde er in 607 v.G.T. in Juda, maar wie bleven gespaard?

10 Tijdens Josia’s regering keerden veel joden tot Jehovah terug. Maar na de dood van de koning vervielen de meesten weer in hun vroegere levenswijze — tot praktijken die volkomen onaanvaardbaar voor God waren. Zoals Jehovah had verordend, veroverden de Babyloniërs Juda en verwoestten zijn hoofdstad, Jeruzalem, in 607 v.G.T. Toch was niet alles verloren. De profeet Jeremia, de Ethiopiër Ebed-Melech, de nakomelingen van Jonadab en andere getrouwe dienstknechten van God werden verborgen op die dag van Jehovah’s toorn. — Jeremia 35:18, 19; 39:11, 12, 15-18.

Gods vijanden — Opgelet!

11. Waarom is het een uitdaging in deze tijd getrouw aan God te blijven, maar waar zouden vijanden van Jehovah’s volk eens bij stil moeten staan?

11 Terwijl wij de dag van Jehovah’s toorn over dit goddeloze samenstel afwachten, ’overkomen ons velerlei beproevingen’ (Jakobus 1:2). In een aantal landen die beweren godsdienstvrijheid hoog in het vaandel te hebben staan, hebben geestelijken op een listige manier hun invloed bij de wereldlijke autoriteiten aangewend om boosaardige vervolging over Gods volk te brengen. Gewetenloze mensen belasteren Jehovah’s Getuigen door hen als „een gevaarlijke sekte” te brandmerken. God is heel goed op de hoogte van hun activiteiten — en deze zullen niet ongestraft blijven. Zijn vijanden zouden er goed aan doen te bedenken wat vijanden van zijn volk uit de oudheid zoals de Filistijnen is overkomen. De profetie zegt: „Wat Gaza betreft, een verlaten stad zal ze worden; en Askelon zal een verlaten woestenij worden. Wat Asdod betreft, op de volle middag zal men haar verdrijven; en wat Ekron aangaat, ze zal ontworteld worden.” De Filistijnse steden Gaza, Askelon, Asdod en Ekron zouden verwoest worden. — Zefanja 2:4-7.

12. Wat overkwam Filistea, Moab en Ammon?

12 De profetie vervolgt: „Ik heb de smaad van Moab en de beschimpende woorden van de zonen van Ammon gehoord, waarmee zij mijn volk hebben gesmaad en een groot air tegen hun gebied bleven aannemen” (Zefanja 2:8). Het is waar dat Egypte en Ethiopië lijden te verduren kregen van de zijde van Babylonische aanvallers. Maar hoe luidde Gods oordeel tegen Moab en Ammon, natiën die van Abrahams neef Lot afstamden? Jehovah voorzei: „Moab zelf zal net als Sodom worden, en de zonen van Ammon als Gomorra.” In tegenstelling tot hun voorouders — Lots twee dochters, die de verwoesting van Sodom en Gomorra overleefden — zouden de trotse natiën Moab en Ammon niet verborgen worden voor Gods oordelen (Zefanja 2:9-12; Genesis 19:16, 23-26, 36-38). Waar is in deze tijd de natie Filistea, met haar steden? En hoe staat het met de eens trotse natiën Moab en Ammon? U kunt zoeken wat u wilt, u zult ze niet vinden.

13. Welke archeologische ontdekking werd er in Nineve gedaan?

13 In Zefanja’s tijd stond het Assyrische Rijk op het toppunt van zijn macht. De archeoloog Austen Layard beschreef een deel van een koninklijk paleis dat hij in de Assyrische hoofdstad Nineve had ontdekt, als volgt: „De plafonds . . . waren in vierkante vakken verdeeld, die met bloemen of met dierfiguren beschilderd waren. Sommige waren met ivoor ingelegd; elk vak was omzoomd door een sierlijke rand en lofwerk. De balken, en ook de zijkanten van de vertrekken, waren misschien verguld of zelfs met goud en zilver bekleed, en de zeldzaamste houtsoorten, waaronder cederhout een belangrijke plaats innam, waren voor het houtwerk gebruikt.” Maar, zoals in Zefanja’s profetie was voorzegd, Assyrië zou vernietigd worden en zijn hoofdstad, Nineve, zou „een verlaten woestenij” worden. — Zefanja 2:13.

14. Hoe ging Zefanja’s profetie ten aanzien van Nineve in vervulling?

14 Slechts vijftien jaar nadat Zefanja die profetie had uitgesproken, werd het machtige Nineve verwoest en zijn koninklijke paleis in puin gelegd. Ja, die trotse stad werd met de grond gelijkgemaakt. De omvang van de verwoesting werd in de volgende woorden aanschouwelijk voorzegd: „Zowel pelikaan als stekelvarken zullen midden tussen haar [omgevallen] zuilenkapitelen overnachten. Een stem zal in het venster blijven zingen. Er zal verwoesting zijn op de drempel” (Zefanja 2:14, 15). Nineve’s statige gebouwen zouden alleen nog geschikt zijn als woonplaats voor stekelvarkens en pelikanen. In de straten van de stad zouden geen geluiden meer gehoord worden van handeldrijven, geen geroep van soldaten, geen gezang van priesters. In die eens bedrijvige hoofdstraten zou men alleen een spookachtige stem in het venster horen zingen, misschien het klaaglijk zingen van een vogel of het huilen van de wind. Mogen zo al Gods vijanden aan hun eind komen!

15. Wat kunnen wij leren van wat er met Filistea, Moab, Ammon en Assyrië gebeurd is?

15 Wat kunnen wij leren van wat er met Filistea, Moab, Ammon en Assyrië gebeurd is? Dit: als Jehovah’s dienstknechten hebben wij niets van onze vijanden te vrezen. God ziet wat er wordt gedaan door degenen die zijn volk tegenstaan. In het verleden ondernam Jehovah actie tegen zijn vijanden, en in deze tijd zullen zijn oordelen over de hele bewoonde aarde worden gebracht. Toch zullen er overlevenden zijn — ’een grote schare uit alle natiën’ (Openbaring 7:9). Ook u kunt daartoe behoren — maar alleen als u ermee voortgaat Jehovah te zoeken, rechtvaardigheid te zoeken en zachtmoedigheid te zoeken.

Wee de onbeschaamde kwaaddoeners!

16. Wat zei Zefanja’s profetie over Juda’s vorsten en religieuze leiders, en waarom zijn die woorden van toepassing op de christenheid?

16 Zefanja’s profetie concentreert zich weer op Juda en Jeruzalem. Zefanja 3:1, 2 zegt: „Wee haar die weerspannig is en zich bezoedelt, de onderdrukkende stad! Ze heeft niet naar een stem geluisterd; ze heeft geen streng onderricht aanvaard. Op Jehovah heeft ze niet vertrouwd. Tot haar God is ze niet genaderd.” Wat is het tragisch dat Jehovah’s pogingen om zijn volk streng te onderrichten, werden genegeerd! Ja, betreurenswaardig was de meedogenloosheid van de vorsten, edelen en rechters. Zefanja veroordeelde de schaamteloosheid van de religieuze leiders door te zeggen: „Haar profeten waren onbeschaamd, waren mannen van verraad. Haar priesters zelf ontwijdden wat heilig was; zij deden de wet geweld aan” (Zefanja 3:3, 4). Wat vormen deze woorden een goede beschrijving van de situatie onder de profeten en priesters van de christenheid in deze tijd! Onbeschaamd hebben zij Gods naam uit hun bijbelvertalingen verwijderd en hebben zij leerstellingen onderwezen die een verkeerde voorstelling geven van Degene die zij beweren te aanbidden.

17. Waarom dienen wij, of de mensen nu luisteren of niet, het goede nieuws te blijven bekendmaken?

17 Jehovah toonde consideratie door zijn volk uit de oudheid te waarschuwen voor de actie die hij zou gaan ondernemen. Hij zond zijn dienstknechten de profeten — onder anderen Zefanja en Jeremia — om er bij het volk op aan te dringen berouw te hebben. Ja, „Jehovah . . . placht geen onrecht te doen. Morgen na morgen bleef hij zijn eigen rechterlijke beslissing geven. Bij daglicht bleek ze niet te ontbreken.” Wat was de reactie? „Maar de onrechtvaardige kende geen schaamte”, zei Zefanja (Zefanja 3:5). In deze tijd weerklinkt eenzelfde waarschuwing. Als u een verkondiger van het goede nieuws bent, hebt u een aandeel aan dit waarschuwingswerk. Blijf zonder ophouden het goede nieuws bekendmaken! Of de mensen nu luisteren of niet, uw bediening is van Gods standpunt uit bezien een succes zolang u die getrouw ten uitvoer brengt; u hoeft u niet te schamen als u Gods werk ijverig verricht.

18. Hoe zal Zefanja 3:6 in vervulling gaan?

18 De voltrekking van Gods oordeel zal niet beperkt blijven tot de vernietiging van de christenheid. Jehovah breidt zijn openlijke veroordeling uit tot alle natiën. „Ik heb natiën afgesneden; hun hoektorens werden woest gelegd. Ik heb hun straten verwoest, zodat er niemand doorheen trok. Hun steden werden woest gelegd” (Zefanja 3:6). Deze woorden zijn zo betrouwbaar dat Jehovah over de verwoesting spreekt alsof die al heeft plaatsgevonden. Wat is er met de steden van Filistea, Moab en Ammon gebeurd? En met de Assyrische hoofdstad Nineve? Hun verwoesting dient als een waarschuwend voorbeeld voor de natiën in deze tijd. God laat niet met zich spotten.

Blijf Jehovah zoeken

19. Welke tot nadenken stemmende vragen zouden wij kunnen stellen?

19 In Zefanja’s tijd werd Gods toorn uitgegoten over degenen die goddeloos ’al hun handelingen verderfelijk maakten’ (Zefanja 3:7). Hetzelfde zal in onze tijd gebeuren. Ziet u het bewijs dat de dag van Jehovah’s toorn nabij is? Blijft u ’Jehovah zoeken’ door zijn Woord geregeld — dagelijks — te lezen? ’Zoekt u rechtvaardigheid’ door in overeenstemming met Gods maatstaven een moreel rein leven te leiden? En ’zoekt u zachtmoedigheid’ door van een zachtmoedige, onderworpen houding blijk te geven tegenover God en zijn regelingen voor redding?

20. Welke vragen zullen wij in het laatste artikel van deze serie over Zefanja’s profetie beschouwen?

20 Als wij getrouw Jehovah, rechtvaardigheid en zachtmoedigheid blijven zoeken, kunnen wij verwachten nu al rijke zegeningen te genieten — ja, zelfs in deze geloofbeproevende „laatste dagen” (2 Timotheüs 3:1-5; Spreuken 10:22). Maar waarschijnlijk willen wij de vraag opwerpen: ’In welke opzichten worden wij als Jehovah’s hedendaagse dienstknechten gezegend, en welke toekomstige zegeningen stelt Zefanja’s profetie degenen die in de snel naderbij komende dag van Jehovah’s toorn worden verborgen in het vooruitzicht?’

Wat zou u antwoorden?

• Hoe ’zoeken mensen Jehovah’?

• Wat wil het zeggen ’rechtvaardigheid te zoeken’?

• Hoe kunnen wij ’zachtmoedigheid zoeken’?

• Waarom dienen wij Jehovah, rechtvaardigheid en zachtmoedigheid te blijven zoeken?

[Studievragen]

[Illustratie op blz. 18]

Zoekt u Jehovah door bijbelstudie en vurige gebeden?

[Illustratie op blz. 21]

Omdat een grote schare Jehovah blijft zoeken, zullen zij de dag van zijn toorn overleven