Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Vreugde voor degenen die in het licht wandelen

Vreugde voor degenen die in het licht wandelen

Vreugde voor degenen die in het licht wandelen

„Komt en laten wij in het licht van Jehovah wandelen.” — JESAJA 2:5.

1, 2. (a) Hoe belangrijk is licht? (b) Waarom is de waarschuwing dat duisternis de aarde zou bedekken zo ernstig?

JEHOVAH is de Bron van het licht. De bijbel zegt dat hij „de zon geeft tot een licht overdag, de inzettingen van de maan en de sterren tot een licht in de nacht” (Jeremia 31:35; Psalm 8:3). Hij is Degene die onze zon heeft geschapen, in feite een enorme kernoven die reusachtige hoeveelheden energie in de ruimte laat vrijkomen, een deel daarvan in de vorm van licht en warmte. Het heel kleine percentage van die energie dat ons als zonlicht bereikt, houdt het leven op deze aarde in stand. Zonder zonlicht zouden wij niet kunnen bestaan. De aarde zou een levenloze planeet zijn.

2 Met dat in gedachten kunnen wij de ernst van een door de profeet Jesaja beschreven situatie begrijpen. Hij zei: „Zie! niets dan duisternis zal de aarde bedekken, en dikke donkerheid de nationale groepen” (Jesaja 60:2). Natuurlijk heeft dit geen betrekking op letterlijke duisternis. Jesaja bedoelde niet dat de zon, maan en sterren op zekere dag zouden ophouden te schijnen (Psalm 89:36, 37; 136:7-9). Hij sprak veeleer over een geestelijke duisternis. Maar geestelijke duisternis is doodaanbrengend. Op de lange duur kunnen wij zonder geestelijk licht net zomin leven als dat wij zonder letterlijk licht kunnen leven. — Lukas 1:79.

3. Wat dienen christenen met het oog op Jesaja’s woorden te doen?

3 Met het oog hierop is het van ernstig belang op te merken dat Jesaja’s woorden, hoewel ze in het Juda uit de oudheid in vervulling gingen, een grotere vervulling in deze tijd hebben. Ja, in onze tijd is de wereld in geestelijke duisternis gehuld. In zo’n gevaarlijke situatie is geestelijk licht van het allergrootste belang. Daarom dienen christenen acht te slaan op Jezus’ aansporing: „Laat . . . uw licht voor de mensen schijnen” (Mattheüs 5:16). Getrouwe christenen kunnen de duisternis voor zachtmoedigen verlichten en hun aldus de gelegenheid geven leven te verwerven. — Johannes 8:12.

Donkere tijden in Israël

4. Wanneer gingen Jesaja’s profetische woorden voor het eerst in vervulling, maar welke situatie bestond reeds in zijn tijd?

4 Jesaja’s woorden over duisternis die de aarde bedekt, gingen voor het eerst in vervulling toen Juda woest lag en de bewoners ervan zich in Babylon in ballingschap bevonden. Maar zelfs daarvoor, in Jesaja’s eigen tijd, waren velen van de natie reeds in geestelijke duisternis gehuld, een feit waardoor hij ertoe bewogen werd zijn landgenoten te smeken: „O huis van Jakob, komt en laten wij in het licht van Jehovah wandelen”! — Jesaja 2:5; 5:20.

5, 6. Welke factoren droegen tot de duisternis in Jesaja’s tijd bij?

5 Jesaja profeteerde in Juda „in de dagen van Uzzia, Jotham, Achaz en Hizkia, koningen van Juda” (Jesaja 1:1). Het was een woelige tijd vol politieke onrust, religieuze huichelarij, rechtsverdraaiing en onderdrukking van de armen. Zelfs tijdens de regering van getrouwe koningen, zoals Jotham, kon men op veel heuveltoppen altaren voor valse goden waarnemen. Onder de ontrouwe koningen was de situatie nog erger. De goddeloze koning Achaz bijvoorbeeld offerde zelfs zijn zoon (of zonen) plechtig aan de god Molech. Als dat geen duisternis was! — 2 Koningen 15:32-34; 16:2-4.

6 De internationale situatie was eveneens somber. Moab, Edom en Filistea stonden dreigend aan Juda’s grenzen. Het noordelijke koninkrijk Israël was, hoewel verwant door bloedbanden, een gezworen vijand. Verder naar het noorden bedreigde Syrië Juda’s vrede. Nog gevaarlijker was het wrede Assyrië, altijd op zoek naar gelegenheden om zijn macht uit te breiden. In de periode dat Jesaja profeteerde, vaagde Assyrië Israël helemaal van de kaart en vernietigde het Juda bijna. Op een gegeven moment bevond elke versterkte stad in Juda met uitzondering van Jeruzalem zich in Assyrische handen. — Jesaja 1:7, 8; 36:1.

7. Welk pad kozen Israël en Juda, en hoe reageerde Jehovah?

7 Gods verbondsvolk overkwamen zulke rampen omdat Israël en Juda hem deloyaal waren. Net als degenen die in het boek Spreuken worden genoemd, ’verlieten zij de paden der oprechtheid om de wegen der duisternis te bewandelen’ (Spreuken 2:13). Hoewel Jehovah toornig op zijn volk was, liet hij hen echter niet volledig in de steek. In plaats daarvan verwekte hij Jesaja en andere profeten om geestelijk licht te verschaffen voor een ieder in de natie die Jehovah nog getrouw trachtte te dienen. Het door bemiddeling van deze profeten verschafte licht was beslist waardevol. Het was levengevend.

Tijden van duisternis in deze tijd

8, 9. Welke factoren dragen tot de duisternis van de wereld in deze tijd bij?

8 De situatie in Jesaja’s tijd vertoonde veel overeenkomst met toestanden in deze tijd. In onze tijd hebben menselijke leiders Jehovah en zijn op de troon geplaatste Koning, Jezus Christus, de rug toegekeerd (Psalm 2:2, 3). De religieuze leiders van de christenheid hebben hun kudden bedrogen. Zulke leiders beweren God te dienen, maar in werkelijkheid begunstigen de meesten van hen de goden van deze wereld — nationalisme, militarisme, rijkdom en vooraanstaande personen — om nog maar niet te spreken van het onderwijzen van heidense leringen.

9 In het ene land na het andere zijn de religies van de christenheid betrokken bij oorlogen en burgerlijke ongeregeldheden die gepaard gaan met etnische zuiveringen en andere gruwelen. In plaats van een standpunt voor op de bijbel gebaseerde moraal in te nemen, zien veel kerken bovendien immorele praktijken zoals hoererij en homoseksualiteit hetzij door de vingers of geven er hun actieve ondersteuning aan. Ten gevolge van deze verwerping van bijbelse maatstaven zijn de kudden van de christenheid als die mannen over wie de psalmist uit de oudheid zei: „Zij hebben niets geweten, en zij begrijpen niets; in duisternis blijven zij rondwandelen” (Psalm 82:5). Ja, de christenheid verkeert evenals het Juda uit de oudheid in diepe duisternis. — Openbaring 8:12.

10. Hoe schijnt in deze tijd licht in de duisternis, en hoe trekken zachtmoedigen er profijt van?

10 Te midden van zulke duisternis laat Jehovah licht schijnen ten behoeve van zachtmoedigen. Hiervoor gebruikt hij zijn gezalfde dienstknechten op aarde, „de getrouwe en beleidvolle slaaf”, en dezen ’schijnen als lichtgevers in de wereld’ (Mattheüs 24:45; Filippenzen 2:15). Die slaafklasse, ondersteund door miljoenen metgezellen, de „andere schapen”, weerkaatst geestelijk licht dat gebaseerd is op Gods Woord, de bijbel (Johannes 10:16). In deze duistere wereld geeft zulk licht zachtmoedigen hoop en helpt hen een band met God te hebben en geestelijke valkuilen te vermijden. Het is van grote waarde, levengevend.

„Ik prijs uw naam”

11. Welke inlichtingen stelde Jehovah in Jesaja’s tijd beschikbaar?

11 Wat voor leiding verschafte Jehovah in de donkere dagen waarin Jesaja leefde en de nog donkerder dagen daarna, toen de Babyloniërs Jehovah’s natie in gevangenschap wegvoerden? Hij verschafte niet alleen morele leiding maar zette van tevoren duidelijk uiteen hoe hij zijn voornemens met betrekking tot zijn volk zou vervullen. Beschouw bijvoorbeeld eens de schitterende profetieën die in de hoofdstukken 25 tot en met 27 van Jesaja opgetekend staan. De woorden in deze hoofdstukken geven te kennen hoe Jehovah destijds te werk ging en hoe hij dat in deze tijd doet.

12. Welke uit het hart komende woorden sprak Jesaja?

12 Allereerst zegt Jesaja plechtig: „O Jehovah, gij zijt mijn God. Ik verhoog u, ik prijs uw naam.” Wat een uit het hart komende woorden van lof! Maar wat bewoog de profeet tot het opzenden van dit gebed? Een belangrijke factor wordt onthuld in de tweede helft van het vers, waar wij lezen: „Want gij [Jehovah] hebt wonderbare dingen gedaan, raadsbesluiten uit vroeger tijden, in getrouwheid, in betrouwbaarheid.” — Jesaja 25:1.

13. (a) Door welke kennis werd Jesaja’s waardering voor Jehovah vergroot? (b) Wat kunnen wij uit Jesaja’s voorbeeld leren?

13 Tegen Jesaja’s tijd had Jehovah veel wonderbare dingen voor Israël gedaan, en deze waren reeds opgetekend. Klaarblijkelijk was Jesaja bekend met deze geschriften. Hij wist bijvoorbeeld dat Jehovah zijn volk uit slavernij in Egypte had gevoerd en hen voor de gramschap van Farao’s leger bij de Rode Zee had behoed. Hij wist dat Jehovah zijn volk door de wildernis had geleid en hen in het Beloofde Land had gebracht (Psalm 136:1, 10-26). Uit zulke historische verslagen bleek dat Jehovah God trouw en betrouwbaar is. Zijn „raadsbesluiten” — alle dingen die hij zich voorneemt — worden verwezenlijkt. Die door God verschafte nauwkeurige kennis sterkte Jesaja om in het licht te blijven wandelen. Bijgevolg was hij een voortreffelijk voorbeeld voor ons. Als wij Gods geschreven Woord zorgvuldig bestuderen en het in ons leven toepassen, zullen ook wij in het licht blijven. — Psalm 119:105; 2 Korinthiërs 4:6.

Een stad wordt verwoest

14. Wat is er over een stad geprofeteerd, en welke stad was het waarschijnlijk?

14 Een voorbeeld van Gods raadsbesluit staat in Jesaja 25:2, waar wij lezen: „Gij hebt een stad tot een steenhoop gemaakt, een versterkte stad tot een afbrokkelende bouwval, een woontoren van vreemden tot wat geen stad meer is, die zelfs tot onbepaalde tijd niet herbouwd zal worden.” Welke stad is dat? Waarschijnlijk sprak Jesaja profetisch over Babylon. En er is inderdaad een tijd gekomen dat er van Babylon niets meer over was dan een steenhoop.

15. Welke „grote stad” bestaat in deze tijd, en wat zal er met haar gebeuren?

15 Heeft de door Jesaja genoemde stad een hedendaagse tegenhanger? Ja. Het boek Openbaring spreekt over „de grote stad, die een koninkrijk over de koningen der aarde heeft” (Openbaring 17:18). Die grote stad is „Babylon de Grote”, het wereldrijk van valse religie (Openbaring 17:5). Het voornaamste deel van Babylon de Grote is in deze tijd de christenheid, waarvan de geestelijken de leiding nemen in het dwarsbomen van de Koninkrijksprediking van Jehovah’s volk (Mattheüs 24:14). Maar net als het oude Babylon zal Babylon de Grote weldra vernietigd worden, om nooit te herrijzen.

16, 17. Hoe hebben vijanden van Jehovah hem in de oudheid en in deze tijd verheerlijkt?

16 Wat profeteert Jesaja nog meer over de „versterkte stad”? Jesaja richt zich tot Jehovah met de woorden: „Zij die een sterk volk zijn, [zullen] u verheerlijken; de stad der tirannieke natiën, zij zullen u vrezen” (Jesaja 25:3). Hoe zou deze vijandelijke stad, „de stad der tirannieke natiën”, Jehovah verheerlijken? Welnu, roep u te binnen wat er met Babylons machtigste koning, Nebukadnezar, gebeurde. Na een ernstig stemmende ervaring die zijn eigen zwakte aantoonde, werd hij gedwongen van de grootheid van Jehovah en Zijn almacht te getuigen (Daniël 4:34, 35). Wanneer Jehovah zijn macht uitoefent, moeten zelfs zijn vijanden noodgedwongen zijn machtige werken erkennen.

17 Is Babylon de Grote ooit gedwongen geweest Jehovah’s machtige werken te erkennen? Ja. Tijdens de Eerste Wereldoorlog predikten Jehovah’s gezalfde dienstknechten onder verdrukking. In 1918 gingen zij in geestelijke gevangenschap toen leidinggevende functionarissen van het Wachttorengenootschap in de gevangenis werden gezet. Het georganiseerde predikingswerk kwam vrijwel tot stilstand. Toen, in 1919, herstelde Jehovah hen en versterkte hen met zijn geest, waarop zij aan de opdracht begonnen om het goede nieuws over de gehele bewoonde aarde te prediken (Markus 13:10). Dit alles werd in het boek Openbaring voorzegd, alsook de uitwerking op hun tegenstanders. Dezen „werden door vrees bevangen en gaven heerlijkheid aan de God des hemels” (Openbaring 11:3, 7, 11-13). Niet dat zij allen werden bekeerd, maar zij werden gedwongen het machtige werk van Jehovah bij deze gelegenheid te erkennen, net als Jesaja had voorzegd.

’Een vesting voor de geringe’

18, 19. (a) Waarom hebben tegenstanders de rechtschapenheid van Jehovah’s volk niet kunnen breken? (b) Hoe zal „de melodie van de tirannieken” onderdrukt worden?

18 Terwijl Jesaja zich nu richt op Jehovah’s vriendelijke bemoeienissen met degenen die in het licht wandelen, zegt hij tot Jehovah: „Gij zijt een vesting geworden voor de geringe, een vesting voor de arme in de nood die hij heeft, een toevlucht voor de slagregen, een schaduw tegen de hitte, wanneer het geblaas der tirannieken is als een slagregen tegen een muur. Als de hitte in een waterloos land dempt gij het rumoer van vreemden, de hitte met de schaduw van een wolk. Zelfs de melodie van de tirannieken wordt onderdrukt.” — Jesaja 25:4, 5.

19 Sinds 1919 hebben tirannen al het mogelijke trachten te doen om de rechtschapenheid van ware aanbidders te breken, maar zij zijn daar niet in geslaagd. Waarom niet? Omdat Jehovah de vesting en de toevlucht van zijn volk is. Hij biedt koele schaduw tegen de brandende hitte van vervolging en is als het ware een stevige muur tegen de slagregen van tegenstand. Wij die in Gods licht wandelen, zien vol vertrouwen uit naar de tijd dat ’de melodie van de tirannieken onderdrukt zal zijn’. Ja, wij verlangen vurig naar de dag dat Jehovah’s vijanden verdwenen zullen zijn.

20, 21. Welk feestmaal recht Jehovah aan, en wat zal dat feestmaal in de nieuwe wereld omvatten?

20 Jehovah doet meer dan zijn dienstknechten beschermen. Hij zorgt voor hen als hun liefdevolle Vader. Na zijn volk in 1919 uit Babylon de Grote bevrijd te hebben, zette hij hun een overwinningsfeestmaal voor, een overvloedige hoeveelheid geestelijk voedsel. Dit werd voorzegd in Jesaja 25:6, waar wij lezen: „Jehovah der legerscharen zal op deze berg stellig voor alle volken een feestmaal aanrechten van schotels rijk aan olie, een feestmaal van wijn bewaard op de droesem, van schotels rijk aan olie en vol merg, van wijn bewaard op de droesem, geklaard.” Wat zijn wij gezegend aan dat feest te mogen deelnemen! (Mattheüs 4:4) „De tafel van Jehovah” is waarlijk rijk gevuld met goede dingen om te eten (1 Korinthiërs 10:21). Door middel van „de getrouwe en beleidvolle slaaf” hebben wij alles gekregen wat wij in geestelijk opzicht ooit nodig zouden kunnen hebben.

21 En er is meer bij dit door God aangerechte feestmaal betrokken. Het geestelijke feestmaal waarvan wij nu genieten, herinnert ons aan de overvloed van letterlijk voedsel die in Gods beloofde nieuwe wereld beschikbaar zal zijn. Dan zal het ’feestmaal van schotels rijk aan olie’ een overvloed aan letterlijk voedsel omvatten. Niemand zal in letterlijk of geestelijk opzicht honger hoeven te lijden. Wat bemoedigend zal dat zijn voor onze dierbare getrouwen die nu te kampen hebben met de voorzegde „voedseltekorten” die deel uitmaken van „het teken” van Jezus’ tegenwoordigheid! (Mattheüs 24:3, 7) Voor hen zijn de woorden van de psalmist bijzonder vertroostend. Hij zei: „Er zal volop koren op aarde blijken te zijn; op de top der bergen zal overvloed zijn.” — Psalm 72:16.

22, 23. (a) Welk „vlechtwerk” of „omwindsel” zal verwijderd worden, en hoe? (b) Hoe zal ’de smaad van Jehovah’s volk’ verwijderd worden?

22 Luister nu naar een nog schitterender belofte. Jesaja vergelijkt zonde en dood met een „vlechtwerk” of een „omwindsel” en zegt: „Op deze berg zal [Jehovah] stellig het gelaat verzwelgen van het omwindsel dat alle volken omwindt, en het vlechtwerk dat over alle natiën gevlochten is” (Jesaja 25:7). Sta daar eens bij stil! Zonde en dood, die als een verstikkende deken zwaar op de mensheid hebben gedrukt, zullen er niet meer zijn. Wat verlangen wij naar de dag waarop de voordelen van Jezus’ loskoopoffer ten volle voor de gehoorzame en getrouwe mensheid worden aangewend! — Openbaring 21:3, 4.

23 Wijzend op die schitterende tijd verzekert de geïnspireerde profeet ons: „[God] zal werkelijk de dood voor eeuwig verzwelgen, en de Soevereine Heer Jehovah zal stellig de tranen van alle aangezichten wissen. En de smaad van zijn volk zal hij van de gehele aarde wegnemen, want Jehovah zelf heeft het gesproken” (Jesaja 25:8). Niemand zal een natuurlijke dood sterven of huilen om het verlies van een beminde. Wat een gezegende verandering! Bovendien zal nergens op aarde de smaad en leugenpropaganda te horen zijn die God en zijn dienstknechten al zo lang verduren. Waarom niet? Omdat Jehovah de bron ervan zal wegnemen — de vader van de leugen, Satan de Duivel, samen met heel Satans zaad. — Johannes 8:44.

24. Hoe reageren degenen die in het licht wandelen op Jehovah’s krachtige werken ten behoeve van hen?

24 Wanneer degenen die in het licht wandelen over zulke tentoonspreidingen van Jehovah’s macht nadenken, worden zij ertoe bewogen uit te roepen: „Zie! Dit is onze God. Wij hebben op hem gehoopt en hij zal ons redden. Dit is Jehovah. Wij hebben op hem gehoopt. Laten wij blij zijn en ons verheugen in de redding door hem” (Jesaja 25:9). Binnenkort zal de rechtvaardige mensheid alle reden hebben om zich te verheugen. De duisternis zal volledig verdreven zijn en getrouwen zullen zich tot in alle eeuwigheid in Jehovah’s licht baden. Bestaat er ook maar enige hoop die schitterender zou kunnen zijn? Volstrekt niet!

Kunt u dit uitleggen?

• Waarom is het thans uitermate belangrijk in het licht te wandelen?

• Waarom prees Jesaja Jehovah’s naam?

• Waarom zullen vijanden de rechtschapenheid van Gods volk nooit breken?

• Welke rijke zegen wacht degenen die in het licht wandelen?

[Studievragen]

[Illustratie op blz. 12, 13]

Bewoners van Juda offerden kinderen aan Molech

[Illustraties op blz. 15]

Kennis van Jehovah’s machtige daden bewoog Jesaja ertoe Jehovah’s naam te prijzen

[Illustratie op blz. 16]

De rechtvaardige zal zich voor eeuwig in Jehovah’s licht baden