„Indien God vóór ons is, wie zal dan tegen ons zijn?”
„Indien God vóór ons is, wie zal dan tegen ons zijn?”
„Wat zullen wij dan op deze dingen zeggen? Indien God vóór ons is, wie zal dan tegen ons zijn?” — ROMEINEN 8:31.
1. Wie verlieten Egypte met de Israëlieten, en wat bracht hen daartoe?
TOEN de Israëlieten de vrijheid tegemoet gingen na 215 jaar in Egypte te hebben doorgebracht — een groot deel van die tijd in slavernij — ’trok ook een groot gemengd gezelschap met hen op’ (Exodus 12:38). Deze niet-Israëlieten hadden tien vrees inboezemende plagen meegemaakt die enorme verwoestingen in Egypte aanrichtten en de valse goden ervan tot een voorwerp van bespotting maakten. Terzelfder tijd hadden zij — vooral vanaf de vierde plaag — gezien dat Jehovah het vermogen bezit om zijn volk te beschermen (Exodus 8:23, 24). Hoewel hun kennis omtrent Jehovah’s voornemens beperkt was, waren zij van één ding overtuigd: de goden van Egypte hadden de Egyptenaren niet beschermd, terwijl Jehovah zich sterk had betoond ten behoeve van de Israëlieten.
2. Waarom steunde Rachab de Israëlitische verspieders, en waarom was haar vertrouwen in hun God niet misplaatst?
2 Veertig jaar later, vlak voordat de Israëlieten het Beloofde Land binnengingen, zond Mozes’ opvolger, Jozua, twee mannen uit om het land te verspieden. Daar kwamen zij in contact met Rachab, een inwoonster van Jericho. Uit wat zij had gehoord over Jehovah’s machtige daden om de Israëlieten te beschermen tijdens de veertig jaar sinds zij Egypte hadden verlaten, wist zij dat wilde zij Gods zegen genieten, zij zijn volk moest steunen. Wegens haar verstandige beslissing werden zij en haar huisgezin voor de vernietiging gespaard toen de Israëlieten later de stad innamen. De wonderbare wijze waarop zij gered werden, vormde op zichzelf een onmiskenbaar bewijs dat God met hen was. Rachabs vertrouwen in de God van de Israëlieten was dus niet misplaatst. — Jozua 2:1, 9-13; 6:15-17, 25.
3. (a) Welk wonder verrichtte Jezus in de nabijheid van de herbouwde stad Jericho, en hoe reageerden de joodse geestelijken? (b) Wat gingen sommige joden, en later veel niet-joden, beseffen?
3 Vijftien eeuwen later genas Jezus Christus een blinde bedelaar in de nabijheid van de herbouwde stad Jericho Markus 10:46-52; Lukas 18:35-43). Deze man smeekte Jezus hem barmhartigheid te betonen, waardoor te kennen werd gegeven dat hij erkende dat Jezus Gods steun genoot. De joodse religieuze leiders en hun volgelingen daarentegen weigerden over het algemeen de door Jezus verrichte wonderen te aanvaarden als een bewijs dat hij Gods werk deed. In plaats daarvan hadden zij aanmerkingen op hem (Markus 2:15, 16; 3:1-6; Lukas 7:31-35). Zelfs toen zij werden geconfronteerd met het feit dat Jezus was opgewekt nadat zij hem ter dood hadden gebracht, waren zij niet bereid toe te geven dat God dit had gedaan. In plaats daarvan namen zij de leiding in het vervolgen van Jezus’ volgelingen en trachtten hun werk dat erin bestond ’het goede nieuws van de Heer Jezus bekend te maken’, te belemmeren. Maar sommige joden, en later veel niet-joden, schonken aandacht aan deze gebeurtenissen en schatten die naar juiste waarde. Voor hen was het duidelijk dat God de zelfrechtvaardige joodse leiders had verworpen en de nederige volgelingen van Jezus Christus steunde. — Handelingen 11:19-21.
(Wie genieten thans Gods steun?
4, 5. (a) Hoe denken veel mensen over het kiezen van een religie? (b) Wat is de cruciale vraag wanneer men de ware religie wil identificeren?
4 Met betrekking tot de kwestie van ware religie zei een geestelijke in een recent tv-interview: „Ik zou nadrukkelijk willen zeggen dat een religie waar is als ze iemand tot een beter persoon maakt wanneer hij of zij ernaar leeft.” Ware religie maakt mensen inderdaad tot betere personen. Maar bewijst het feit dat een religie betere mensen voortbrengt op zich dat ze Gods steun geniet? Is dat het enige criterium om vast te stellen of een religie waar is?
5 Een ieder waardeert het persoonlijke keuzes te kunnen doen, met inbegrip van de keuze tot welke religie men wil behoren. Maar deze keuzevrijheid garandeert niet dat een persoon de juiste keuze zal doen. Sommige mensen kiezen bijvoorbeeld een religie op basis van haar ledental, rijkdom, ceremoniële pracht en praal of hun familiebanden. Geen van deze dingen is op enigerlei wijze beslissend om vast te stellen of een religie wel of niet de ware is. De cruciale vraag in deze kwestie is: Welke religie spoort haar volgelingen aan Gods wil te doen en verschaft deugdelijke bewijzen dat ze Gods steun geniet, zodat haar aanhangers met vertrouwen kunnen zeggen: ’God is vóór ons’?
6. Welke woorden van Jezus wierpen licht op de kwestie van ware en valse religie?
6 Jezus stelde de regel vast om ware religie van valse te onderscheiden toen hij zei: „Wacht u voor de valse profeten, die in schaapsklederen tot u komen, maar van binnen roofzuchtige wolven zijn. Aan hun vruchten zult gij hen herkennen” (Mattheüs 7:15, 16; Maleachi 3:18). Laten wij eens enkele van de „vruchten”, of identificerende kenmerken, van ware religie onder de loep nemen, zodat wij in alle eerlijkheid kunnen vaststellen wie in deze tijd Gods steun geniet.
Identificerende kenmerken van degenen die Gods steun genieten
7. Wat betekent het om alleen te onderwijzen wat op de bijbel gebaseerd is?
7 Zij baseren hun leringen op de bijbel. Jezus zei: „Wat ik leer, is niet van mij, maar behoort Johannes 7:16, 17; 8:47). Om Gods steun te genieten, moet men logischerwijs alleen onderwijzen wat God in zijn Woord openbaart en leringen verwerpen die op menselijke wijsheid of overlevering gebaseerd zijn. — Jesaja 29:13; Mattheüs 15:3-9; Kolossenzen 2:8.
hem toe die mij heeft gezonden. Indien iemand Zijn wil wenst te doen, zal hij betreffende deze leer weten of ze uit God is of dat ik uit mijzelf spreek.” En ook: „Wie uit God is, luistert naar de woorden van God” (8. Waarom is het belangrijk Gods naam in de aanbidding te gebruiken?
8 Zij gebruiken Gods naam, Jehovah, en maken die bekend. Jesaja voorzei: „Op die dag zult gij stellig zeggen: ’Dankt Jehovah! Roept zijn naam aan. Maakt onder de volken zijn handelingen bekend. Vermeldt dat zijn naam hoog verheven is. Bezingt Jehovah met melodieën, want allesovertreffend is hetgeen hij heeft gedaan. Dit wordt op de gehele aarde bekendgemaakt’” (Jesaja 12:4, 5). Jezus leerde zijn volgelingen bidden: „Onze Vader in de hemelen, uw naam worde geheiligd” (Mattheüs 6:9). Derhalve moesten christenen, of zij nu joden of niet-joden waren, dienen als „een volk voor [Gods] naam” (Handelingen 15:14). God schept er kennelijk behagen in degenen te steunen die er trots op zijn dat zij „een volk voor zijn naam” zijn.
9. (a) Waarom worden leden van de ware religie door vreugde gekenmerkt? (b) Hoe stelt Jesaja ware religie tegenover valse?
9 Zij weerspiegelen Gods vreugdevolle persoonlijkheid. Als Degene bij wie het „goede nieuws” zijn oorsprong vindt, is Jehovah „de gelukkige God” (1 Timotheüs 1:11). Hoe zouden zijn aanbidders dan ongelukkig of constant pessimistisch kunnen zijn? Ondanks wereldbenauwdheid en persoonlijke problemen bewaren ware christenen een vreugdevolle geest omdat zij zich geregeld vergasten aan overvloedig geestelijk voedsel. Jesaja stelt hen tegenover degenen die valse religie beoefenen: „Dit heeft de Soevereine Heer Jehovah gezegd: ’Ziet! Míjn knechten zullen eten, maar gíj zult honger lijden. Ziet! Míjn knechten zullen drinken, maar gíj zult dorst lijden. Ziet! Míjn knechten zullen zich verheugen, maar gíj zult beschaamd staan. Ziet! Míjn knechten zullen een vreugdegeroep aanheffen wegens de goede hartetoestand, maar gíj zult het uitschreeuwen wegens de hartepijn en gij zult jammeren wegens louter verbreking des geestes.’” — Jesaja 65:13, 14.
10. Hoe vermijden degenen die de ware religie hebben het met vallen en opstaan te moeten leren?
10 Zij baseren hun gedrag en hun beslissingen op bijbelse beginselen. „Vertrouw op Jehovah met heel uw hart en steun niet op uw eigen verstand”, raadt de schrijver van Spreuken ons aan. „Sla in al uw wegen acht op hem, en híj zal uw paden recht maken” (Spreuken 3:5, 6). God steunt degenen die voor leiding naar hem opzien en niet naar de tegenstrijdige theorieën van mensen die Gods wijsheid negeren. In de mate dat een persoon bereid is zijn leven naar Gods Woord te vormen, zal hij het vermijden met vallen en opstaan te moeten leren. — Psalm 119:33; 1 Korinthiërs 1:19-21.
11. (a) Waarom kunnen leden van de ware religie niet verdeeld zijn in een klasse van geestelijken en een van leken? (b) Welk voorbeeld moeten degenen die onder Gods volk de leiding nemen aan de kudde geven?
11 Zij zijn georganiseerd op een manier die overeenkomt met die van de eerste-eeuwse christelijke gemeente. Jezus vermeldde het beginsel: „Gij moet u geen Rabbi laten noemen, want één is uw leraar, terwijl gij allen broeders zijt. Noemt bovendien niemand op aarde uw vader, want één is uw Vader, de Hemelse. Laat u ook geen ’leiders’ noemen, want één is uw Leider, de Christus. De grootste onder u moet echter uw dienaar zijn” (Mattheüs 23:8-11). Een gemeente van broeders is niet te combineren met het hebben van een arrogante klasse van geestelijken die zich klinkende titels aanmeet en zich boven de leken verheft (Job 32:21, 22). Degenen die de kudde Gods weiden, wordt geboden dit „niet onder dwang [te doen], maar gewillig; noch uit liefde voor oneerlijke winst, maar bereidwillig; noch als personen die heersen over hen die Gods erfdeel zijn, maar door [zich] voorbeelden voor de kudde te betonen” (1 Petrus 5:2, 3). Ware christelijke herders proberen niet zich als meesters over het geloof van anderen op te werpen. Als medewerkers in Gods dienst streven zij er gewoon naar een goed voorbeeld te geven. — 2 Korinthiërs 1:24.
12. Welk evenwichtige standpunt met betrekking tot menselijke regeringen verlangt God van degenen die zijn steun willen genieten?
12 Zij zijn onderworpen aan menselijke regeringen en blijven toch neutraal. Wie niet „onderworpen [is] aan de superieure autoriteiten” kan niet verwachten Gods steun te genieten. Waarom niet? Omdat ’de bestaande autoriteiten door God in hun relatieve posities zijn geplaatst. Wie zich daarom tegen de autoriteit verzet, heeft zich tegen de regeling van God gesteld’ (Romeinen 13:1, 2). Maar Jezus erkende de mogelijkheid van een belangenconflict toen hij zei: „Betaalt caesar terug wat van caesar, maar God wat van God is” (Markus 12:17). Wie Gods steun willen genieten, moeten „eerst het koninkrijk [van God] en Zijn rechtvaardigheid [blijven] zoeken”, terwijl zij terzelfder tijd gehoorzaam zijn aan de wetten van het land die verenigbaar zijn met hun grotere verantwoordelijkheden jegens God (Mattheüs 6:33; Handelingen 5:29). Jezus beklemtoonde neutraliteit toen hij over zijn discipelen zei: „Zij zijn geen deel van de wereld, evenals ik geen deel van de wereld ben.” Later voegde hij eraan toe: „Mijn koninkrijk is geen deel van deze wereld.” — Johannes 17:16; 18:36.
13. Welke rol speelt liefde bij het identificeren van Gods volk?
13 Zij zijn onpartijdig wanneer zij „het goede doen jegens allen” (Galaten 6:10). Christelijke liefde kent geen partijdigheid en aanvaardt alle mensen ongeacht hun huidkleur, economische status of opleiding, nationaliteit of taal. Het goede doen jegens allen en vooral jegens hen die aan hen verwant zijn in het geloof draagt ertoe bij degenen die Gods steun genieten, te identificeren. Jezus zei: „Hieraan zullen allen weten dat gij mijn discipelen zijt, indien gij liefde onder elkaar hebt.” — Johannes 13:35; Handelingen 10:34, 35.
14. Worden mensen die Gods goedkeuring genieten noodzakelijkerwijs door iedereen aanvaard? Leg dit uit.
14 Zij zijn bereid wegens het doen van Gods wil vervolging te ondergaan. Jezus had zijn volgelingen van tevoren gewaarschuwd: „Indien zij mij hebben vervolgd, zullen zij ook u vervolgen; indien zij mijn woord hebben onderhouden, zullen zij ook het uwe onderhouden” (Johannes 15:20; Mattheüs 5:11, 12; 2 Timotheüs 3:12). Zij die Gods steun genieten, zijn altijd impopulair geweest, net als Noach, die de wereld door zijn geloof veroordeelde (Hebreeën 11:7). In deze tijd wagen degenen die Gods steun wensen het niet Gods woord af te zwakken of met goddelijke beginselen te schipperen om vervolging te vermijden. Zolang zij God getrouw dienen, weten zij dat mensen ’vreemd zullen staan te kijken en zullen voortgaan schimpend over hen te spreken’. — 1 Petrus 2:12; 3:16; 4:4.
Tijd om de feiten op hun waarde te beoordelen
15, 16. (a) Welke vragen zullen ons helpen de religieuze groepering die Gods steun geniet te identificeren? (b) Welke conclusie hebben miljoenen mensen getrokken, en waarom?
15 Vraag uzelf af: ’Welke religieuze groepering staat erom bekend dat ze onwrikbaar vasthoudt aan Gods Woord, ook al verschillen haar leringen van de geloofsovertuigingen van de meeste mensen? Wie beklemtonen de belangrijkheid van Gods persoonlijke naam en gebruiken die zelfs om zich te identificeren? Wie wijzen optimistisch op Gods koninkrijk als de enige oplossing voor alle menselijke problemen? Wie houden zich aan bijbelse gedragsregels met het risico als ouderwets beschouwd te worden? Welke groepering staat erom bekend dat ze geen betaalde geestelijken heeft en dat al haar leden predikers zijn? Wie zijn erom geprezen burgers te zijn die zich aan de wet houden, hoewel zij niet deelnemen aan politiek? Wie besteden er liefdevol tijd en geld aan om anderen te helpen meer over God en zijn voornemens te weten te komen? En wie worden ondanks al deze lofwaardige dingen toch veracht, bespot en vervolgd?’
16 Miljoenen mensen overal op aarde hebben de feiten op hun waarde beoordeeld en zijn ervan overtuigd geraakt dat alleen Jehovah’s Getuigen de ware religie beoefenen. Zij zijn tot deze conclusie gekomen op grond van wat Jehovah’s Getuigen leren en hoe zij zich gedragen, alsook op grond van de voordelen die hun religie heeft afgeworpen (Jesaja 48:17). Zoals in Zacharia 8:23 is voorzegd, zeggen miljoenen personen in feite: „Wij willen met ulieden gaan, want wij hebben gehoord dat God met ulieden is.”
17. Waarom is het niet aanmatigend van Jehovah’s Getuigen te verklaren dat zij de ware religie hebben?
17 Is het van Jehovah’s Getuigen niet aanmatigend om te verklaren dat alleen zij Gods steun genieten? In feite zeggen zij hetzelfde als de Israëlieten in Egypte die ondanks het geloof van de Egyptenaren stelden dat zij Gods steun genoten of als de eerste-eeuwse christenen die stelden dat zij en niet de joodse religieaanhangers Gods steun genoten. De feiten spreken voor zich. In 235 landen verrichten Jehovah’s Getuigen het werk waarvan Jezus had voorzegd dat zijn ware volgelingen het in de tijd van het einde zouden verrichten: „Dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt tot een getuigenis voor alle natiën, en dan zal het einde komen.” — Mattheüs 24:14.
18, 19. (a) Waarom zien Jehovah’s Getuigen geen reden om met hun predikingswerk op te houden ook al worden zij tegengestaan? (b) Hoe vormt Psalm 41:11 een ondersteuning voor het feit dat de Getuigen Gods steun genieten?
18 Jehovah’s Getuigen zullen deze opdracht blijven volbrengen en zullen vervolging of tegenstand nooit een belemmering voor hun activiteit laten vormen. Jehovah’s werk moet en zal verricht worden. Elke poging die anderen in de vorige eeuw hebben ondernomen om de Getuigen ervan te weerhouden Gods werk te volbrengen, is uiteindelijk op een mislukking uitgelopen, want Jehovah heeft beloofd: „Geen enkel wapen dat tegen u gesmeed zal worden, zal succes hebben, en elke tong die tegen u zal opstaan in het gericht, zult gij veroordelen. Dit is de erfelijke bezitting van de knechten van Jehovah, en hun rechtvaardigheid is van mijnentwege.” —19 Dat Jehovah’s Getuigen thans sterker en actiever zijn dan ooit tevoren — en dit ondanks wereldwijde tegenstand — bewijst dat Jehovah behagen schept in wat zij doen. Koning David zei: „Hieraan weet ik werkelijk dat gij behagen in mij hebt gevonden, dat mijn vijand niet in triomf over mij juicht” (Psalm 41:11; 56:9, 11). Nooit zullen Gods vijanden in triomf over Jehovah’s volk kunnen juichen, want hun Leider, Jezus Christus, spoedt zich voorwaarts naar de uiteindelijke overwinning!
Kunt u dit beantwoorden?
• Wat zijn enkele voorbeelden van mensen uit de oudheid die Gods steun genoten?
• Wat zijn enkele identificerende kenmerken van de ware religie?
• Waarom bent u er persoonlijk van overtuigd dat Jehovah’s Getuigen Gods steun genieten?
[Studievragen]
[Illustratie op blz. 13]
Degenen die Gods steun willen genieten, moeten hun leringen alleen op zijn Woord baseren
[Illustratie op blz. 15]
Christelijke ouderlingen dienen als voorbeelden voor de kudde