Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Wees vreugdevolle oogsters!

Wees vreugdevolle oogsters!

Wees vreugdevolle oogsters!

„De oogst is groot, maar er zijn weinig werkers. Smeekt daarom de Meester van de oogst dat hij werkers in zijn oogst uitzendt.” — MATTHEÜS 9:37, 38.

1. Wat helpt ons te volharden in het doen van Gods wil?

WANNEER wij terugdenken aan de dag waarop wij als een van Jehovah’s dienstknechten werden gedoopt, of dat nu enkele of vele jaren geleden was, kan het lijken alsof die doop gisteren heeft plaatsgevonden. Het loven van Jehovah kwam centraal te staan in ons opgedragen leven. Terwijl wij de gelegen tijd uitkochten om anderen te helpen de Koninkrijksboodschap te horen en mogelijk te aanvaarden, was vreugdevolle dienst voor Jehovah onze voornaamste zorg (Efeziërs 5:15, 16). Tot op de dag van vandaag bemerken wij dat de tijd vliegt wanneer wij druk bezig zijn door „volop te doen [te hebben] in het werk van de Heer” (1 Korinthiërs 15:58). Hoewel wij met problemen te kampen hebben, spoort onze vreugde in het doen van Jehovah’s wil ons aan. — Nehemia 8:10.

2. Wat draagt bij tot de vreugde die wij in het figuurlijke oogstwerk ondervinden?

2 Als christenen hebben wij een aandeel aan een figuurlijk oogstwerk. Jezus Christus vergeleek het bijeenbrengen van personen die eeuwig leven zullen verwerven, met een oogst (Johannes 4:35-38). Aangezien wij aan deze oogstwerkzaamheden deelnemen, zal het aanmoedigend zijn een onderzoek in te stellen naar de vreugde die de vroeg-christelijke oogstwerkers ondervonden. Wij zullen drie factoren beschouwen die bijdragen tot de vreugde die wij in het hedendaagse oogstwerk ondervinden. Dit zijn (1) onze boodschap van hoop, (2) het succes van onze speurtocht en (3) onze vredelievende houding als oogstwerkers.

Als oogstwerkers uitgezonden

3. In welk opzicht ondervonden Jezus’ vroege volgelingen vreugde?

3 Wat een verandering onderging het leven van vroege oogstwerkers — vooral van Jezus’ elf getrouwe apostelen — op de dag in 33 G.T. toen zij naar een berg in Galilea gingen om de opgestane Christus te ontmoeten! (Mattheüs 28:16) Er kunnen bij die gelegenheid „meer dan vijfhonderd broeders” aanwezig zijn geweest (1 Korinthiërs 15:6). De opdracht die Jezus hun gaf, bleef in hun hoofd naklinken. Hij gebood hun: „Gaat . . . en maakt discipelen van mensen uit alle natiën, hen dopende in de naam van de Vader en van de Zoon en van de heilige geest, en leert hun onderhouden alles wat ik u geboden heb” (Mattheüs 28:19, 20). Ondanks bittere vervolging ondervonden zij veel vreugde in het oogstwerk toen zij zagen dat er in de ene plaats na de andere gemeenten van Christus’ volgelingen werden opgericht. Mettertijd ’werd het goede nieuws in heel de schepping die onder de hemel is, gepredikt’. — Kolossenzen 1:23; Handelingen 1:8; 16:5.

4. Onder welke omstandigheden werden Christus’ discipelen uitgezonden?

4 Al vroeg in zijn bediening in Galilea had Jezus de twaalf apostelen bij zich geroepen en hen uitgezonden om speciaal bekend te maken: „Het koninkrijk der hemelen is nabij gekomen” (Mattheüs 10:1-7). Hijzelf was begonnen aan „een rondreis door alle [Galilese] steden en dorpen, terwijl hij in hun synagogen onderwees en het goede nieuws van het koninkrijk predikte en elke soort van kwaal en elk soort van gebrek genas”. Jezus had medelijden met de scharen „omdat zij gestroopt en heen en weer gedreven waren als schapen zonder herder” (Mattheüs 9:35, 36). Diep bewogen zei hij vervolgens tot zijn discipelen: „Ja, de oogst is groot, maar er zijn weinig werkers. Smeekt daarom de Meester van de oogst [Jehovah God] dat hij werkers in zijn oogst uitzendt” (Mattheüs 9:37, 38). Jezus oordeelde de behoefte aan oogstwerkers even groot toen hij in Judea was en er nog maar zes maanden van zijn aardse bediening vóór hem lagen (Lukas 10:2). Bij beide gelegenheden zond hij zijn volgelingen uit als oogstwerkers. — Mattheüs 10:5; Lukas 10:3.

Onze boodschap van hoop

5. Wat voor boodschap maken wij bekend?

5 Als Jehovah’s hedendaagse dienstknechten reageren wij vreugdevol op de oproep voor oogstwerkers. Eén factor die in grote mate bijdraagt tot onze vreugde is dat wij een boodschap van hoop brengen naar degenen die neerslachtig en gedeprimeerd zijn. Wat hebben wij, net als Jezus’ eerste-eeuwse discipelen, een voorrecht het goede nieuws — een werkelijke boodschap van hoop — bekend te maken aan degenen die „gestroopt en heen en weer gedreven [zijn] als schapen zonder herder”!

6. Aan welke activiteit namen de apostelen in de eerste eeuw deel?

6 Tegen het midden van de eerste eeuw predikte de apostel Paulus ijverig het goede nieuws. En zijn oogstwerk was beslist doeltreffend, want in zijn brief die hij omstreeks 55 G.T. aan christenen in Korinthe schreef, zei hij: „Nu maak ik u bekend, broeders, het goede nieuws dat ik u verkondigd heb, dat gij ook ontvangen hebt, waarin gij ook staat” (1 Korinthiërs 15:1). De apostelen en andere vroege christenen waren ijverige oogstwerkers. Hoewel de bijbel ons niet zegt hoeveel apostelen de betekenisvolle gebeurtenissen die op Jeruzalems verwoesting in 70 G.T. uitliepen, hebben overleefd, weten wij wel dat de apostel Johannes ongeveer 25 jaar later nog steeds predikte. — Openbaring 1:9.

7, 8. Welke boodschap van hoop hebben Jehovah’s dienstknechten thans met een groter gevoel van dringendheid dan ooit bekendgemaakt?

7 Daarna volgden er eeuwen van overheersing door de geestelijken van de christenheid, de afvallige „mens der wetteloosheid” (2 Thessalonicenzen 2:3). Tegen het einde van de negentiende eeuw namen degenen die hun leven naar de leringen van het oorspronkelijke christendom probeerden in te richten, de boodschap van hoop echter ter hand door het Koninkrijk te verkondigen. In feite stonden in de titel van dit tijdschrift vanaf zijn eerste uitgave (juli 1879) de woorden „Herald of Christ’s Presence” (Verkondiger der Tegenwoordigheid van Christus), „Herald of Christ’s Kingdom” (Verkondiger van Christus’ koninkrijk), of „Announcing Jehovah’s Kingdom” (Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk).

8 Gods hemelse koninkrijk werd in 1914 opgericht en berust in handen van Jezus Christus, en wij verkondigen de boodschap van hoop thans met een groter gevoel van dringendheid dan ooit. Waarom? Omdat tot de zegeningen die de Koninkrijksregering zal brengen, het naderende einde van het huidige goddeloze samenstel behoort (Daniël 2:44). En welke betere boodschap zou er kunnen zijn? En welke grotere vreugde zouden wij kunnen smaken dan een aandeel te hebben aan het aankondigen van het Koninkrijk voordat de „grote verdrukking” losbarst? — Mattheüs 24:21; Markus 13:10.

Een succesvolle speurtocht

9. Welke instructie gaf Jezus zijn discipelen, en hoe reageerden mensen op de Koninkrijksboodschap?

9 Nog een factor die bijdraagt tot onze vreugde als oogstwerkers, is het succes dat wij boeken bij onze speurtocht naar degenen die discipelen worden en zich aansluiten in het oogstwerk. In 31/32 G.T. gaf Jezus zijn discipelen de opdracht: „Welke stad of welk dorp gij ook binnengaat, onderzoekt wie daarin het waard is” (Mattheüs 10:11). Niet alle personen waren het waard, zoals blijkt uit hun reactie op de Koninkrijksboodschap. Niettemin predikten Jezus’ discipelen ijverig het goede nieuws, waar mensen zich ook maar bevonden.

10. Hoe werd er door Paulus gezocht naar degenen die het waard waren?

10 Na Jezus’ dood en opstanding werd de speurtocht naar degenen die het waard waren energiek voortgezet. Paulus redeneerde met de joden in hun synagoge en met mensen die op de marktplaats in Athene waren. Toen hij op de Areopagus in die Griekse stad getuigenis gaf, „[sloten] sommige mannen . . . zich bij hem aan en werden gelovigen, onder wie ook Dionysius, een rechter aan het gerechtshof van de Areopagus, en een vrouw genaamd Damaris, en nog anderen behalve hen”. Waar Paulus ook heen ging, hij predikte op voorbeeldige wijze „in het openbaar en van huis tot huis”. — Handelingen 17:17, 34; 20:20.

11. Welke methoden om de bediening te volbrengen gebruikte men jaren geleden?

11 In de laatste decennia van de negentiende eeuw hadden gezalfde christenen een moedig aandeel aan de speurtocht naar degenen die het waard waren. In een artikel met de titel „Gezalfd om te prediken”, zei Zion’s Watch Tower van juli/augustus 1881: „De prediking van het goede nieuws . . . gaat ’naar de zachtmoedigen’ — degenen die willen en kunnen luisteren, teneinde uit hen het lichaam van Christus, de mede-erfgenamen, voort te brengen.” Gods oogstwerkers benaderden vaak mensen bij het verlaten van de kerk en overhandigden hun traktaten met bijbelse boodschappen die bedoeld waren om een gunstige reactie op te roepen bij degenen die het waard waren. Na een zorgvuldig onderzoek naar de doeltreffendheid van deze methode om getuigenis te geven, drong de Watch Tower van 15 mei 1903 er bij oogstwerkers op aan de traktaten „op zondagochtenden van huis tot huis” te verspreiden.

12. Hoe hebben wij de doeltreffendheid van ons predikingswerk vergroot? Illustreer dit.

12 In recente jaren hebben wij onze bediening uitgebreid door mensen op andere plaatsen dan in hun huis op te zoeken. Dit is zeer doeltreffend gebleken in landen waar economische omstandigheden en het najagen van ontspanning mensen van huis doen gaan op tijden waarop wij gewoonlijk aanbellen. Toen een Getuige in Engeland en haar partner opmerkten hoe er geregeld bezoekers per bus vertrokken na van een dag aan zee genoten te hebben, vatten zij moed om de bussen in te gaan en exemplaren van De Wachttoren en Ontwaakt! aan de passagiers aan te bieden. In één maand verspreidden zij 229 tijdschriften. Zij berichten: „Wij zijn niet bang getuigenis te geven aan zee of in zakengebied, of voor enige andere uitdaging waar wij voor komen te staan, omdat wij weten dat Jehovah altijd met ons is.” Zij bouwden een tijdschriftenroute op, richtten een bijbelstudie op en beiden hebben in de hulppioniersdienst gestaan.

13. Welke aanpassing in onze bediening is nu op sommige plaatsen vereist?

13 Terwijl de speurtocht naar degenen die het waard zijn voortgang vindt, kan het zijn dat het op sommige plaatsen nodig is onze bediening aan een zorgvuldig onderzoek te onderwerpen. Hoewel veel Getuigen geregeld op zondagochtend van huis tot huis hebben gepredikt, bemerken zij in bepaalde gebieden dat vroege bezoeken aan de huizen van mensen minder doeltreffend zijn omdat de huisbewoners misschien nog slapen. Door hun schema aan te passen, verrichten veel Getuigen hun speurwerk nu later op de dag, misschien na christelijke vergaderingen. En deze speurtocht is inderdaad vruchtbaar gebleken. Vorig jaar steeg het aantal Koninkrijksverkondigers wereldwijd met 2,3 procent. Dit strekt de Meester van de oogst tot eer en verheugt ons hart.

Bewaar vrede in het oogstwerk

14. Met welke houding bieden wij onze boodschap aan, en waarom?

14 Nog een reden voor onze vreugde houdt verband met de vredelievende houding die wij in het oogstwerk aan de dag leggen. „Wanneer gij het huis binnengaat,” zei Jezus, „groet dan het huisgezin; en indien het huis het waard is, zo kome de vrede die gij het toewenst daarover” (Mattheüs 10:12, 13). De Hebreeuwse groet en de overeenkomstige term in het bijbelse Grieks brengen beide de gedachte over: ’Moge het u goed gaan.’ Deze gevoelsuiting dient tot leidraad bij onze benadering van mensen wanneer wij het goede nieuws prediken. Wij hopen dat zij gunstig op de Koninkrijksboodschap zullen reageren. Degenen die dat doen, hebben het vooruitzicht met God verzoend te worden als zij berouw hebben van hun zonden, zich omkeren en zijn wil doen. Vervolgens leidt vrede met God tot eeuwig leven. — Johannes 17:3; Handelingen 3:19; 13:38, 48; 2 Korinthiërs 5:18-20.

15. Hoe kunnen wij een vreedzame houding bewaren wanneer wij in ons predikingswerk met een ongunstige reactie te maken krijgen?

15 Hoe kunnen wij onze vrede bewaren wanneer de reactie die wij krijgen ongunstig is? Jezus gebood: „Indien het huis het niet waard is, dan kere uw vrede tot u terug” (Mattheüs 10:13). Lukas’ verslag over het uitzenden van zeventig discipelen bevat Jezus’ woorden: „Indien daar een vriend des vredes is, zal uw vrede op hem rusten. Maar zo niet, dan zal hij tot u terugkeren” (Lukas 10:6). Wanneer wij mensen met het goede nieuws benaderen, doen wij dat op een aangename en een vredelievende manier. Een apathische reactie, een klacht of een onvriendelijke opmerking van een huisbewoner schept alleen een situatie waardoor onze vreedzame boodschap ’tot ons terugkeert’. Maar niets daarvan berooft ons van vrede, een vrucht van Jehovah’s heilige geest. — Galaten 5:22, 23.

Een schitterend doel voor oogstwerkers

16, 17. (a) Wat is ons doel wanneer wij nabezoeken brengen? (b) Hoe kunnen wij degenen helpen die bijbelse vragen hebben?

16 Als oogstwerkers zijn wij opgetogen een aandeel te hebben aan het bijeenbrengen van mensen die eeuwig zullen leven. En wat een vreugde ervaren wij wanneer een persoon tot wie wij prediken gunstig reageert, meer te weten wil komen en bewijst „een vriend des vredes” te zijn! Misschien heeft hij veel bijbelse vragen en achten wij het onmogelijk om ze allemaal tijdens één bezoek te beantwoorden. Wat kan er worden gedaan, aangezien het bij het eerste bezoek ongepast kan zijn lang te blijven? Wij kunnen ons een doel voor ogen stellen, zoals het doel dat ongeveer zestig jaar geleden werd aanbevolen.

17 „Alle Getuigen van Jehovah dienen erop voorbereid te zijn modelstudies uit de bijbel te leiden.” Die woorden stonden in de derde van een reeks Modelstudie-instructiebrochures die van 1937 tot 1941 werden uitgegeven. Daarin stond verder: „Alle [Koninkrijks]verkondigers dienen op elke mogelijke manier de mensen van goede wil die belangstelling tonen voor de Koninkrijksboodschap ijverig te helpen. Bij deze personen dienen nabezoeken te worden gebracht en dan kunnen verschillende vragen worden beantwoord . . .; en begin vervolgens zo vlug mogelijk een modelstudie.” Ja, ons doel bij nabezoeken is het oprichten van een huisbijbelstudie en die geregeld te leiden. * Een vriendelijke houding en liefdevolle belangstelling voor de geïnteresseerde persoon brengen ons ertoe ons goed voor te bereiden en de studie doeltreffend te leiden.

18. Hoe kunnen wij nieuwelingen helpen discipelen van Jezus Christus te worden?

18 Met behulp van het boek Kennis die tot eeuwig leven leidt en brochures zoals Wat verlangt God van ons? kunnen wij doeltreffende huisbijbelstudies leiden en er zo een aandeel aan hebben pasgeïnteresseerden te helpen discipelen te worden. Als wij de Grote Onderwijzer, Jezus Christus, proberen na te volgen, zullen zulke bijbelstudenten waarschijnlijk ook leren van onze vreedzame, vreugdevolle manier van doen, onze oprechtheid en ons respect voor Jehovah’s maatstaven en richtlijnen. Wanneer wij nieuwelingen helpen met antwoorden op hun vragen, laten wij dan eveneens ons uiterste best doen hun te leren hoe zij antwoord kunnen geven aan degenen die hun vragen stellen (2 Timotheüs 2:1, 2; 1 Petrus 2:21). Als figuurlijke oogstwerkers kunnen wij beslist vreugdevol zijn dat er dit afgelopen dienstjaar wereldwijd gemiddeld 4.766.631 huisbijbelstudies werden geleid. Wij zijn vooral vreugdevol als wij zelf tot de oogstwerkers behoren die een aandeel aan de huisbijbelstudieactiviteit hebben.

Blijf u verheugen in de oogst

19. Waarom waren er goede redenen om tijdens Jezus’ bediening en kort daarna vreugde in de oogst te hebben?

19 Tijdens Jezus’ bediening en kort daarna waren er goede redenen om vreugde in de oogst te hebben. Destijds reageerden velen gunstig op het goede nieuws. Bijzonder groot was de vreugde met Pinksteren 33 G.T., want toen aanvaardden ongeveer 3000 personen Petrus’ raad, ontvingen Jehovah’s heilige geest en gingen deel uitmaken van Gods natie van het geestelijke Israël. Ja, hun aantallen bleven toenemen, en groot was de vreugde toen „Jehovah dagelijks degenen die gered werden, aan hen [bleef] toevoegen”. — Handelingen 2:37-41, 46, 47; Galaten 6:16; 1 Petrus 2:9.

20. Wat schenkt ons overvloedige vreugde in ons oogstwerk?

20 Toen ging Jesaja’s profetie in vervulling: „Gij [Jehovah] hebt de natie volkrijk gemaakt; voor haar hebt gij de verheuging groot gemaakt. Zij hebben zich voor uw aangezicht verheugd als met de verheuging in de oogsttijd, zoals zij die blij zijn wanneer zij de buit verdelen” (Jesaja 9:3). Hoewel wij thans zien dat die ’volkrijke natie’ van gezalfden nagenoeg voltallig is, zijn wij bijzonder verheugd dat wij het aantal andere oogstwerkers van jaar tot jaar zien groeien. — Psalm 4:7; Zacharia 8:23; Johannes 10:16.

21. Wat zullen wij in het volgende artikel bespreken?

21 Wij hebben beslist deugdelijke redenen om ons in het oogstwerk te blijven verheugen. Onze boodschap van hoop, onze speurtocht naar degenen die het waard zijn en onze vredelievende houding — al deze factoren schenken ons als oogstwerkers vreugde. Toch brengen ze bij velen een ongunstige reactie teweeg. De apostel Johannes ondervond dit. Hij werd op het eiland Patmos gevangengezet „wegens het spreken over God en het getuigenis afleggen van Jezus” (Openbaring 1:9). Hoe kunnen wij dan onze vreugde bewaren wanneer wij worden geconfronteerd met vervolging en tegenstand? Wat zal ons helpen het hoofd te bieden aan de verhardende houding van velen tot wie wij nu prediken? Ons volgende artikel verschaft schriftuurlijke hulp om deze vragen te beantwoorden.

[Voetnoot]

^ ¶17 Studies werden aanvankelijk gehouden op plaatsen waar groepen geïnteresseerden bijeengebracht konden worden. Maar al gauw werden ze ook gehouden met afzonderlijke personen en gezinnen. — Zie Jehovah’s Getuigen — Verkondigers van Gods koninkrijk, blz. 574, uitgegeven door Jehovah’s Getuigen.

Wat zou u antwoorden?

• Wat is het figuurlijke oogstwerk?

• Wat voor boodschap maken wij bekend?

• Waarom is onze speurtocht naar discipelen succesvol?

• Hoe bewaren wij vrede in het oogstwerk?

• Waarom blijven wij ons verheugen in de oogst?

[Studievragen]

[Illustraties op blz. 12, 13]

Prediking in de eerste en in de twintigste eeuw

[Illustraties op blz. 13]

Net als Paulus proberen hedendaagse oogstwerkers om mensen waar maar ook te bereiken

[Illustratie op blz. 13]

Verkondig het goede nieuws op een vriendelijke manier