Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Abraham — Een voorbeeld van geloof

Abraham — Een voorbeeld van geloof

Abraham — Een voorbeeld van geloof

’Abraham was de vader van allen die geloof hebben.’ — ROMEINEN 4:11.

1, 2. (a) Hoe leeft Abraham thans in de herinnering van ware christenen voort? (b) Waarom wordt Abraham ’de vader van allen die geloof hebben’ genoemd?

HIJ was de voorvader van een machtige natie, een profeet, een zakenman, een leider. Toch staat hij onder christenen in deze tijd het meest bekend om de hoedanigheid waardoor Jehovah God ertoe werd bewogen hem als zijn vriend te bezien — zijn onwankelbare geloof (Jesaja 41:8; Jakobus 2:23). Zijn naam was Abraham, en de bijbel noemt hem ’de vader van allen die geloof hebben’. — Romeinen 4:11.

2 Toonden mannen die voor Abraham leefden, zoals Abel, Henoch en Noach, dan geen geloof? Ja, maar met Abraham werd het verbond gesloten om alle natiën der aarde te zegenen (Genesis 22:18). Aldus werd hij de figuurlijke vader van allen die geloof zouden stellen in het beloofde Zaad (Galaten 3:8, 9). In zekere zin kan Abraham als onze vader worden beschouwd, want zijn geloof dient als een voorbeeld ter navolging. Zijn hele leven kan bezien worden als een uiting van geloof, want het bestond uit talloze problemen en beproevingen. Ja, lang voordat Abraham geconfronteerd werd met wat zijn grootste geloofsbeproeving genoemd zou kunnen worden — het gebod om zijn zoon Isaäk te offeren — bewees Abraham zijn geloof in veel kleinere beproevingen (Genesis 22:1, 2). Laten wij nu enkele van die vroege geloofsbeproevingen aan een onderzoek onderwerpen en zien welke lessen ze ons in deze tijd kunnen leren.

Het gebod om Ur te verlaten

3. Wat vertelt de bijbel ons over Abrams achtergrond?

3 De bijbel maakt voor het eerst melding van Abram (later bekend als Abraham) in Genesis 11:26, waar staat: „Terah leefde voorts zeventig jaar, waarna hij de vader van Abram, Nahor en Haran werd.” Abram was een nakomeling van de godvrezende Sem (Genesis 11:10-24). Volgens Genesis 11:31 woonde Abram met zijn familie in het welvarende „Ur der Chaldeeën”, een stad die eens ten oosten van de Eufraat lag. * Bijgevolg groeide hij niet op als een in tenten wonende nomade, maar als een stedeling in een plaats die veel luxe en comfort bood. Geïmporteerde goederen konden in de bazaars van Ur worden gekocht. Gewitte huizen met veertien vertrekken, voorzien van sanitair, flankeerden de straten ervan.

4. (a) Voor welke uitdagingen stelde Ur aanbidders van de ware God? (b) Hoe ging Abram geloof in Jehovah stellen?

4 Ur mag dan vele materiële voordelen hebben geboden, de stad vormde een ernstige uitdaging voor eenieder die de ware God wilde dienen. Ze was doortrokken van afgoderij en bijgeloof. Ja, het stadsbeeld werd gedomineerd door een hoog oprijzende ziggoerat waar de maangod Nanna werd vereerd. Ongetwijfeld stond Abram bloot aan grote druk om deel te nemen aan deze verdorven aanbidding, misschien zelfs aan druk die door enkele verwanten werd uitgeoefend. Volgens enkele joodse overleveringen was Abrams vader, Terah, zelf een vervaardiger van afgodsbeelden (Jozua 24:2, 14, 15). Hoe het ook zij, Abram was geen beoefenaar van ontaarde valse aanbidding. Zijn bejaarde voorvader Sem leefde nog steeds en ongetwijfeld deelde die zijn kennis van de ware God met anderen. Dientengevolge stelde Abram geloof in Jehovah, niet in Nanna! — Galaten 3:6.

Een geloofsbeproeving

5. Welk gebod en welke belofte gaf God aan Abram terwijl hij zich nog in Ur bevond?

5 Abrams geloof zou op de proef gesteld worden. God verscheen aan hem en gebood: „Trek weg uit uw land en van uw bloedverwanten vandaan en uit het huis van uw vader, naar het land dat ik u zal tonen; en ik zal u tot een grote natie maken en u zegenen en ik wil uw naam groot maken; en bewijs een zegen te zijn. En ik zal stellig zegenen wie u zegenen, en wie kwaad over u afsmeekt, zal ik vervloeken, en alle families van de aardbodem zullen zich stellig door bemiddeling van u zegenen.” — Genesis 12:1-3; Handelingen 7:2, 3.

6. Waarom vergde het van Abram echt geloof om Ur te verlaten?

6 Abram was oud en had geen kinderen. Hoe zou hij tot „een grote natie” gemaakt kunnen worden? En waar precies lag dit land ten aanzien waarvan hij het gebod had ontvangen om daarheen te gaan? God vertelde hem dat destijds niet. Het vergde derhalve echt geloof van Abram om het welvarende Ur met al zijn comfort te verlaten. Het boek Family, Love and the Bible merkt over oude tijden op: „De zwaarste straf waaraan een familielid dat schuldig werd bevonden aan een ernstig misdrijf, onderworpen kon worden, was hem uit de gemeenschap te sluiten, hem zijn ’lidmaatschap’ in de familie te ontnemen. . . . Daarom was het zo’n buitengewone manifestatie van onvoorwaardelijke gehoorzaamheid en onvoorwaardelijk vertrouwen in God toen Abraham, gehoor gevend aan de goddelijke oproep, niet alleen zijn land maar ook zijn verwanten verliet.”

7. Hoe zouden christenen in deze tijd met soortgelijke beproevingen te maken kunnen krijgen als die waarmee Abram werd geconfronteerd?

7 Christenen in deze tijd kunnen met soortgelijke beproevingen te maken krijgen. Net als Abram kunnen wij een bepaalde druk voelen om materiële belangen boven theocratische aangelegenheden te stellen (1 Johannes 2:16). Wij kunnen tegenstand ondervinden van ongelovige familieleden, met inbegrip van uitgesloten verwanten, die misschien proberen ons tot ongezonde omgang te verlokken (Mattheüs 10:34-36; 1 Korinthiërs 5:11-13; 15:33). Abram heeft ons dus een voortreffelijk voorbeeld verschaft. Hij stelde zijn vriendschap met Jehovah boven alles — zelfs boven familiebanden. Hij wist niet precies hoe, wanneer of waar Gods beloften vervuld zouden worden. Toch was hij bereid zijn leven op die beloften in te zetten. Wat een schitterende aanmoediging is dit om thans in ons eigen leven het Koninkrijk op de eerste plaats te stellen! — Mattheüs 6:33.

8. Welke uitwerking had Abrams geloof op zijn naaste familieleden, en wat zouden christenen hieruit kunnen leren?

8 Wat valt er over Abrams naaste familieleden te zeggen? Kennelijk had Abrams geloof een opzienbarende uitwerking op hen, want zowel zijn vrouw, Sarai, als zijn wees geworden neef genaamd Lot werden ertoe bewogen Gods oproep te gehoorzamen en Ur te verlaten. Abrams broer Nahor en sommige van zijn nakomelingen verlieten Ur later en vestigden zich in Haran, waar zij Jehovah aanbaden (Genesis 24:1-4, 10, 31; 27:43; 29:4, 5). Ja, zelfs Abrams vader, Terah, stemde ermee in met zijn zoon te vertrekken! Bijgevolg schrijft de bijbel het vertrek naar Kanaän aan Terah, als familiehoofd, toe (Genesis 11:31). Zouden ook wij ons in een mate van succes kunnen verheugen als wij onze verwanten tactvol getuigenis geven?

9. Welke voorbereidingen moest Abram voor zijn reis treffen, en waarom is dat wellicht met opofferingen gepaard gegaan?

9 Voordat Abram zijn reis aanvaardde, had hij veel te doen. Hij moest onroerend en roerend goed verkopen en tenten, kamelen, voedsel en de benodigde uitrusting kopen. Abram kan financieel verlies hebben geleden toen hij zulke haastige voorbereidingen trof, maar hij schepte er behagen in Jehovah te gehoorzamen. Wat een gedenkwaardige dag moet het geweest zijn toen alle voorbereidingen getroffen waren en Abrams karavaan buiten de muren van Ur stond, klaar om af te reizen! De karavaan trok in noordwestelijke richting en volgde de kromming van de Eufraat. Na weken van reizen en na zo’n 1000 kilometer te hebben afgelegd, arriveerde de karavaan in een stad in het noorden van Mesopotamië genaamd Haran, een pleisterplaats voor karavanen.

10, 11. (a) Waarom bleef Abram waarschijnlijk enige tijd in Haran? (b) Welke aanmoediging kan worden gegeven aan christenen die voor hun bejaarde ouders zorgen?

10 Abram vestigde zich in Haran en waarschijnlijk deed hij dit uit consideratie met zijn bejaarde vader, Terah (Leviticus 19:32). Veel christenen in deze tijd hebben ook de verantwoordelijkheid voor bejaarde of zieke ouders te zorgen en sommige moeten zelfs een verandering aanbrengen om dat te doen. Wanneer dat noodzakelijk is, kunnen zulke personen ervan verzekerd zijn dat hun liefdevolle opofferingen „aangenaam in Gods ogen” zijn. — 1 Timotheüs 5:4.

11 De tijd verstreek. „De dagen van Terah werden tweehonderd vijf jaar. Toen stierf Terah in Haran.” Abram had beslist verdriet over dit verlies, maar toen de rouwperiode verstreken was, vertrok hij onmiddellijk. „Abram was vijfenzeventig jaar oud toen hij uit Haran wegtrok. Zo nam Abram zijn vrouw Sarai en Lot, de zoon van zijn broer, en alle have die zij vergaard hadden en de zielen die zij in Haran verworven hadden, en zij begaven zich op weg om naar het land Kanaän te gaan.” — Genesis 11:32; 12:4, 5.

12. Wat deed Abram terwijl hij in Haran woonde?

12 Het is interessant op te merken dat terwijl Abram in Haran was, hij ’have vergaarde’. Hoewel hij zich materiële opofferingen had getroost om Ur te verlaten, verliet Abram Haran als een rijk man. Dit was duidelijk aan Gods zegen te danken (Prediker 5:19). Hoewel God in deze tijd geen rijkdom belooft aan al zijn dienstknechten, houdt hij zich getrouw aan zijn belofte om te voorzien in de behoeften van degenen die ’huizen, broers of zusters verlaten’ ter wille van het Koninkrijk (Markus 10:29, 30). Abram ’verwierf ook zielen’, dat wil zeggen, veel dienstknechten. De Jeruzalemse targoem en de Chaldeeuwse Parafrase zeggen dat Abram ’proselieten maakte’ (Genesis 18:19). Zet uw geloof u ertoe aan om met uw buren, collega’s of klasgenoten te spreken? In plaats van zich er permanent te vestigen en Gods gebod te vergeten, had Abram zijn tijd in Haran productief gebruikt. Maar nu was zijn tijd daar verstreken. „Daarop ging Abram, juist zoals Jehovah tot hem gesproken had.” — Genesis 12:4.

De Eufraat over

13. Wanneer stak Abram de Eufraat over, en wat was de betekenis van deze daad?

13 Wederom moest Abram reizen. Zijn karavaan trok van Haran zo’n negentig kilometer naar het westen. Het kan zijn dat Abram een tussenstop maakte aan de Eufraat, tegenover het oude handelscentrum Karkemis. Dit was een belangrijke plek waar karavanen de rivier overstaken. * Op welke dag stak Abrams karavaan de rivier over? De bijbel geeft te kennen dat het 430 jaar voor de uittocht van de joden uit Egypte op 14 Nisan 1513 v.G.T. plaatsvond. Exodus 12:41 zegt: „Het [geschiedde] aan het einde van de vierhonderd dertig jaar, ja, het geschiedde op dezelfde dag, dat alle legers van Jehovah uit het land Egypte gingen.” Klaarblijkelijk trad destijds, op 14 Nisan 1943 v.G.T., het Abrahamitische verbond in werking, toen Abram gehoorzaam de Eufraat overtrok.

14. (a) Wat kon Abram met zijn ogen des geloofs zien? (b) In welk opzicht wordt Gods volk in deze tijd meer gezegend dan Abram?

14 Abram had een welvarende stad verlaten. Toch kon hij zich nu „de stad die werkelijke fundamenten heeft”, een rechtvaardige regering over de mensheid, voor de geest halen (Hebreeën 11:10). Ja, met slechts weinig informatie was Abram inzicht gaan krijgen in de fundamentele kenmerken van Gods voornemen om de stervende mensheid te verlossen. In deze tijd zijn wij gezegend met een veel omvangrijker begrip van Gods voornemens dan Abram (Spreuken 4:18). De „stad”, of Koninkrijksregering, waarop Abram hoopte, is nu een realiteit — ze is sinds 1914 in de hemel opgericht. Dienen wij derhalve niet aangezet te worden tot daden waaruit geloof en vertrouwen in Jehovah blijken?

Het verblijf in het Beloofde Land begint

15, 16. (a) Waarom vergde het moed van Abram om een altaar voor Jehovah te bouwen? (b) Hoe kunnen christenen thans moedig zijn als Abram?

15 Genesis 12:5, 6 vertelt ons: „Ten slotte kwamen zij in het land Kanaän aan. En Abram trok vervolgens het land door tot de plek Sichem, in de nabijheid van de grote bomen van More.” Sichem lag vijftig kilometer ten noorden van Jeruzalem in een vruchtbaar dal dat beschreven is als het „paradijs van het Heilige Land”. Maar wel ’was in die tijd de Kanaäniet in het land’. Aangezien de Kanaänieten moreel pervers waren, zou Abram er ernstig moeite voor moeten doen zijn familie tegen hun verderfelijke invloed te beschermen. — Exodus 34:11-16.

16 Voor de tweede maal ’verscheen Jehovah nu aan Abram en zei: „Aan uw zaad zal ik dit land geven.”’ Hoe opwindend! Het vergde uiteraard geloof van Abram om zich in iets te verheugen waarvan alleen zijn toekomstige nakomelingen zouden genieten. Desondanks was Abrams reactie ’daar een altaar te bouwen voor Jehovah, die hem verschenen was’ (Genesis 12:7). Een bijbelgeleerde oppert: „Het oprichten [van] een altaar in het land was in feite een formele inbezitname ervan, op basis van een recht dat hij zich verwierf door geloof te oefenen.” Het bouwen van zo’n altaar was ook een moedige daad. Ongetwijfeld was dit altaar van hetzelfde type als de later specifiek in het Wetsverbond genoemde altaren, die uit natuurlijke (ongehouwen) stenen bestonden (Exodus 20:24, 25). Het zou er heel anders uitzien dan de altaren waarvan de Kanaänieten zich bedienden. Abram nam dus een moedig, publiekelijk standpunt in als een aanbidder van de ware God, Jehovah, waardoor hij zich aan haatgevoelens en mogelijk fysiek gevaar blootstelde. Hoe staat het er in deze tijd met ons voor? Schrikken sommigen van ons — vooral jongeren — ervoor terug onze buren of klasgenoten te laten weten dat wij Jehovah aanbidden? Moge Abrams moedige voorbeeld ons allen aanmoedigen er trots op te zijn dat wij dienstknechten van Jehovah zijn!

17. Hoe bleek Abram een prediker van Gods naam te zijn, en waar herinnert dit christenen in deze tijd aan?

17 Waarheen Abram ook ging, Jehovah’s aanbidding kwam altijd op de eerste plaats. „Later trok hij vandaar naar het bergland ten oosten van Bethel en sloeg zijn tent op tussen Bethel in het westen en Ai in het oosten. Vervolgens bouwde hij daar een altaar voor Jehovah en ging de naam van Jehovah aanroepen” (Genesis 12:8). De Hebreeuwse zinsnede „de naam . . . aanroepen” betekent ook „de naam . . . uitroepen (verkondigen)”. Ongetwijfeld verkondigde Abram Jehovah’s naam moedig aan zijn Kanaänitische buren (Genesis 14:22-24). Hierdoor worden wij herinnerd aan onze plicht om thans een zo groot mogelijk aandeel te hebben aan de ’openbare bekendmaking van zijn naam’. — Hebreeën 13:15; Romeinen 10:10.

18. In welke verhouding stond Abram tot de bewoners van Kanaän?

18 Abram bleef niet zeer lang in al die plaatsen. „Daarna brak Abram op en trok vervolgens van kampement tot kampement naar de Negeb” — het semi-aride gebied ten zuiden van de bergen van Juda (Genesis 12:9). Door steeds op weg te zijn en zich in elke nieuwe plaats als een aanbidder van Jehovah te doen kennen, „hebben [Abram en zijn huisgezin] in het openbaar bekendgemaakt dat zij vreemden en tijdelijke inwoners in het land waren” (Hebreeën 11:13). Altijd vermeden zij het op te vriendschappelijke voet met hun heidense buren te komen. Ook christenen in deze tijd moeten zich ervan weerhouden een „deel van de wereld” te zijn (Johannes 17:16). Hoewel wij vriendelijk en beleefd tegen onze buren en collega’s zijn, moeten wij ervoor oppassen verstrikt te raken in gedrag dat de geest van de van God vervreemde wereld weerspiegelt. — Efeziërs 2:2, 3.

19. (a) Waarom zou het nomadenleven Abram en Sarai voor uitdagingen hebben geplaatst? (b) Welke verdere uitdagingen doemden voor Abram aan de horizon op?

19 Laten wij niet vergeten dat zich aanpassen aan de ontberingen van het nomadenleven voor zowel Abram als Sarai niet gemakkelijk geweest kan zijn. Zij aten de producten van hun kudden in plaats van voedsel dat gekocht was in een van de goedgevulde bazaars in Ur; zij woonden in tenten in plaats van in een goedgebouwd huis (Hebreeën 11:9). Abram leidde een actief leven; hij had er de handen vol aan zijn kudden te hoeden en zorg te dragen voor zijn dienstknechten. Sarai kweet zich ongetwijfeld van de taken die gewoonlijk door vrouwen uit die cultuur werden gedaan: het kneden van deeg, het bakken van brood, het spinnen van wol en het naaien van gewaden (Genesis 18:6, 7; 2 Koningen 23:7; Spreuken 31:19; Ezechiël 13:18). Toch doemden er nieuwe beproevingen aan de horizon op. Weldra zouden Abram en zijn huisgezin geconfronteerd worden met een situatie waardoor zelfs hun leven in gevaar zou worden gebracht! Zou Abrams geloof sterk genoeg zijn om het hoofd te bieden aan de uitdaging?

[Voetnoten]

^ ¶3 Hoewel de Eufraat thans ongeveer zestien kilometer ten oosten van de voormalige stad Ur stroomt, tonen de bewijzen aan dat de rivier in de oudheid pal ten westen van de stad stroomde. Bijgevolg kon later van Abram worden gezegd dat hij „van de overzijde van de Rivier [de Eufraat]” kwam. — Jozua 24:3.

^ ¶13 Eeuwen later bediende de Assyrische koning Assurnasirpal II zich van vlotten om de Eufraat bij Karkemis over te steken. Of Abram dat ook heeft moeten doen of dat hij en zijn karavaan gewoon naar de overkant zijn gewaad, zegt de bijbel niet.

Hebt u dit opgemerkt?

• Waarom wordt Abram ’de vader van allen die geloof hebben’ genoemd?

• Waarom vergde het geloof van Abram om Ur der Chaldeeën te verlaten?

• Hoe toonde Abram dat hij Jehovah’s aanbidding de eerste plaats toekende?

[Studievragen]

[Kaart op blz. 16]

(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)

ABRAMS REIS

Ur

Haran

Karkemis

KANAÄN

Grote Zee

[Verantwoording]

Based on a map copyrighted by Pictorial Archive (Near Eastern History) Est. and Survey of Israel

[Illustratie op blz. 15]

Het vergde geloof van Abram om de geriefelijkheden die het leven in Ur bood te verlaten

[Illustratie op blz. 18]

Door in tenten te wonen ’maakten Abram en zijn huisgezin in het openbaar bekend dat zij vreemden en tijdelijke inwoners waren’