Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Geef het niet op te doen wat voortreffelijk is

Geef het niet op te doen wat voortreffelijk is

Geef het niet op te doen wat voortreffelijk is

„Laten wij het . . . niet opgeven te doen wat voortreffelijk is, want te zijner tijd zullen wij oogsten indien wij het niet moe worden.” — GALATEN 6:9.

1, 2. (a) Waarom is er volharding nodig om God te dienen? (b) Hoe gaf Abraham blijk van volharding, en wat hielp hem hierbij?

ALS Jehovah’s Getuigen scheppen wij er behagen in Gods wil te doen. Wij vinden ook verkwikking door het „juk” van het discipelschap op ons te nemen (Mattheüs 11:29). Toch is het niet altijd gemakkelijk om samen met Christus Jehovah te dienen. De apostel Paulus maakte dit duidelijk toen hij medechristenen aanspoorde: „Gij hebt volharding nodig, om, na de wil van God gedaan te hebben, de vervulling van de belofte te ontvangen” (Hebreeën 10:36). Volharding is noodzakelijk omdat het dienen van God een uitdaging kan vormen.

2 Het leven van Abraham is beslist een bewijs daarvan. Vele malen stond hij voor moeilijke keuzes en stresssituaties. Dat hem geboden werd een comfortabel leven in Ur op te geven, was slechts het begin. Weldra werd hij geconfronteerd met hongersnood, vijandschap van zijn buren, de omstandigheid dat hij bijna zijn vrouw verloor, vijandigheid van enkele verwanten en de wreedheid van oorlog. Er zouden nog grotere beproevingen komen. Maar Abraham gaf het nooit op te doen wat voortreffelijk was. Dit is opmerkelijk wanneer u beschouwt dat hij niet het volledige Woord van God bezat, zoals dat thans met ons het geval is. Niettemin kende hij ongetwijfeld de eerste profetie, waarin God verklaarde: „Ik zal vijandschap stellen tussen u en de vrouw en tussen uw zaad en haar zaad” (Genesis 3:15). Aangezien Abraham degene was door bemiddeling van wie het zaad zou komen, zou hij uiteraard het voorwerp van Satans vijandschap zijn. Dit feit te onderkennen heeft Abraham ongetwijfeld geholpen zijn beproevingen vreugdevol te verduren.

3. (a) Waarom dienen Gods dienstknechten in deze tijd verdrukkingen te verwachten? (b) Welke aanmoediging geeft Galaten 6:9 ons?

3 Jehovah’s dienstknechten in deze tijd dienen ook verdrukkingen te verwachten (1 Petrus 1:6, 7). Per slot van rekening waarschuwt Openbaring 12:17 ons dat Satan ’oorlog voert’ tegen het gezalfde overblijfsel. Wegens hun nauwe omgang met de gezalfden, zijn de „andere schapen” eveneens het doelwit van Satans gramschap (Johannes 10:16). Behalve de tegenstand waarmee christenen wellicht in hun openbare bediening geconfronteerd worden, kunnen zij ook beproevingsvolle druk in hun persoonlijke leven ondervinden. Paulus vermaant ons: „Laten wij het . . . niet opgeven te doen wat voortreffelijk is, want te zijner tijd zullen wij oogsten indien wij het niet moe worden” (Galaten 6:9). Ja, zolang Satan eropuit is ons geloof te verwoesten, moeten wij ons standpunt tegen hem innemen, vast in het geloof (1 Petrus 5:8, 9). Wat kan het resultaat zijn van onze getrouwe handelwijze? Jakobus 1:2, 3 zet uiteen: „Beschouwt het een en al vreugde, mijn broeders, wanneer u velerlei beproevingen overkomen, daar gij weet dat deze beproefde hoedanigheid van uw geloof volharding bewerkt.”

Frontale aanval

4. Hoe heeft Satan zich bediend van frontale aanvallen in een poging de rechtschapenheid van Gods dienstknechten te breken?

4 Abrahams leven illustreert beslist de „velerlei beproevingen” waarmee een christen in deze tijd geconfronteerd kan worden. Zo moest hij reageren op de aanval door de binnendringers uit Sinear (Genesis 14:11-16). Het wekt geen verbazing dat Satan zich van frontale aanvallen in de vorm van vervolging blijft bedienen. Sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog zijn in tientallen landen verbodsbepalingen tegen het christelijke onderwijzingswerk van Jehovah’s Getuigen uitgevaardigd. Het Jaarboek van Jehovah’s Getuigen 2001 bericht over de gewelddadigheden die christenen in Angola door toedoen van vijanden hebben moeten verduren. Doordat onze broeders en zusters zich op Jehovah hebben verlaten, hebben zij in zulke landen standvastig geweigerd het op te geven! Zij hebben niet gereageerd door hun toevlucht te nemen tot geweldpleging of opstand, maar door beleidvol te volharden in het predikingswerk. — Mattheüs 24:14.

5. Hoe kunnen christelijke jongeren het slachtoffer zijn van vervolging op school?

5 Maar vervolging houdt niet noodzakelijkerwijs geweldpleging in. Abraham werd uiteindelijk gezegend met twee zoons — Ismaël en Isaäk. Genesis 21:8-12 vertelt ons dat Ismaël bij één gelegenheid „de spot dreef” met Isaäk. In zijn brief aan de Galaten toont Paulus aan dat dit ernstiger was dan het spelen van kinderen, want hij zegt over Ismaël dat hij Isaäk vervolgde! (Galaten 4:29) Spot van klasgenoten en verbale aanvallen door tegenstanders kunnen derhalve terecht vervolging worden genoemd. Een jonge christen genaamd Ryan herinnert zich de kwelling die hij door toedoen van klasgenoten onderging: „De vijftien minuten durende busrit naar en van school leek wel uren te duren terwijl ik werd uitgescholden. Zij brandden mij met paperclips die zij met een sigarettenaansteker hadden verhit.” Waarom die wrede behandeling? „Mijn theocratische opleiding deed me van de andere jonge mensen op school verschillen.” Niettemin was Ryan met de steun van zijn ouders in staat getrouw te volharden. Jongeren, heeft de bespotting van je leeftijdgenoten je ertoe gebracht je ontmoedigd te voelen? Welnu, geef het niet op! Door getrouw te volharden, zul je de vervulling ondervinden van Jezus’ woorden: „Gelukkig zijt gij wanneer men u smaadt en vervolgt en liegende allerlei kwaad tegen u spreekt ter wille van mij.” — Mattheüs 5:11.

Dagelijkse zorgen

6. Welke dingen kunnen de verhouding tussen medechristenen in deze tijd onder druk zetten?

6 De meeste beproevingen waarmee wij in deze tijd worden geconfronteerd, hebben te maken met de normale zorgen van alledag. Abraham zelf had te maken met spanningen die waren gerezen tussen zijn veehoeders en die van zijn neef Lot (Genesis 13:5-7). Op soortgelijke wijze kunnen persoonlijkheidsverschillen en kleinzielige jaloezie thans verhoudingen onder druk zetten en zelfs de vrede van de gemeente bedreigen. „Waar jaloezie en twistgierigheid zijn, daar is wanorde en allerlei verachtelijks” (Jakobus 3:16). Hoe belangrijk is het dat wij het, net als Abraham, niet opgeven maar vrede boven trots stellen en de belangen van anderen op het oog hebben! — 1 Korinthiërs 13:5; Jakobus 3:17.

7. (a) Wat dient een persoon te doen als hij door een medechristen gekwetst is? (b) Hoe gaf Abraham een schitterend voorbeeld in het onderhouden van goede betrekkingen met anderen?

7 Vredelievend zijn kan een uitdaging vormen wanneer wij denken dat wij door een medegelovige onrechtvaardig zijn behandeld. Spreuken 12:18 zegt: „Er bestaat er een die onbezonnen spreekt als met de steken van een zwaard.” Onbezonnen woorden, zelfs als daar niets kwaads achter steekt, kunnen iemand intense pijn bezorgen. De pijn is nog groter als wij denken dat wij belasterd zijn of het slachtoffer van gemeen geklets zijn geworden (Psalm 6:6, 7). Maar een christen kan niet toestaan dat gekwetste gevoelens er de oorzaak van zijn dat hij het opgeeft! Als u zich in zo’n situatie bevindt, neem dan het initiatief om zaken recht te zetten door vriendelijk met de overtreder te spreken (Mattheüs 5:23, 24; Efeziërs 4:26). Wees geneigd die persoon te vergeven (Kolossenzen 3:13). Door bereid te zijn wrevel te laten varen, maken wij het mogelijk om zowel onze eigen emoties onder controle te krijgen als onze verhouding met onze broeder te herstellen. Welke wrevel er ook bij Abraham jegens Lot had kunnen bestaan, hij ging geen wrok koesteren. Integendeel, Abraham snelde Lot en zijn gezin te hulp! — Genesis 14:12-16.

Beproevingen die wij over onszelf brengen

8. (a) Hoe zouden christenen ’zich overal met vele pijnen kunnen doorboren’? (b) Waarom was Abraham in staat een evenwichtige kijk op materiële dingen te hebben?

8 Toegegeven, sommige beproevingen brengen wij over onszelf. Zo gebood Jezus zijn volgelingen: „Vergaart u niet langer schatten op de aarde, waar mot en roest ze verteren en waar dieven inbreken en stelen” (Mattheüs 6:19). Toch ’doorboren’ sommige broeders en zusters „zich overal met vele pijnen” door materiële belangen boven Koninkrijksbelangen te stellen (1 Timotheüs 6:9, 10). Abraham was bereid materieel gerief op te offeren om God te behagen. „Door geloof vertoefde hij als vreemdeling in het land der belofte als in een vreemd land en woonde in tenten met Isaäk en Jakob, die met hem erfgenamen waren van precies dezelfde belofte. Want hij verwachtte de stad die werkelijke fundamenten heeft, van welke stad God de bouwer en maker is” (Hebreeën 11:9, 10). Abrahams geloof in een toekomstige „stad” of goddelijk bestuur hielp hem om zich niet op rijkdom te verlaten. Zou het niet verstandig zijn als wij hetzelfde zouden doen?

9, 10. (a) Hoe kan een verlangen naar aanzien een beproeving gaan vormen? (b) Hoe zou een broeder in deze tijd zich als „een mindere” kunnen gedragen?

9 Beschouw eens een ander aspect. De bijbel geeft de volgende dringende raad: „Indien iemand denkt dat hij iets is, terwijl hij niets is, dan bedriegt hij zijn eigen geest” (Galaten 6:3). Voorts worden wij aangespoord ’niets te doen uit twistgierigheid of uit egotisme, maar met ootmoedigheid des geestes’ (Filippenzen 2:3). Sommigen brengen beproevingen over zichzelf door deze raad niet toe te passen. Gedreven door een verlangen naar aanzien en niet door een verlangen om „een voortreffelijk werk” te doen, worden zij ontmoedigd en wrevelig wanneer zij geen voorrechten in de gemeente krijgen. — 1 Timotheüs 3:1.

10 Abraham gaf een schitterend voorbeeld door ’niet meer van zichzelf te denken dan nodig was’ (Romeinen 12:3). Toen Abraham een ontmoeting met Melchizedek had, handelde hij niet alsof zijn begunstigde positie bij God hem superieur maakte. Integendeel, hij erkende Melchizedeks superieure positie als priester door hem een tiende te betalen (Hebreeën 7:4-7). Christenen in deze tijd dienen eveneens bereid te zijn zich als ’minderen’ te gedragen en er niet op uit te zijn in het voetlicht te staan (Lukas 9:48). Als degenen die de leiding in de gemeente nemen u bepaalde voorrechten schijnen te onthouden, verricht dan enig eerlijk zelfonderzoek om vast te stellen welke verbeteringen u in uw persoonlijkheid of handelwijze kunt aanbrengen. Trek, in plaats van verbitterd te raken over de voorrechten die u niet geniet, volledig profijt van het voorrecht dat u wel geniet — het voorrecht om anderen te helpen Jehovah te leren kennen. Ja, „vernedert u . . . onder de machtige hand van God, opdat hij u te zijner tijd moge verhogen”. — 1 Petrus 5:6.

Geloof in de dingen die men niet ziet

11, 12. (a) Waarom verliezen sommigen in de gemeente misschien hun gevoel van dringendheid? (b) Hoe gaf Abraham een schitterend voorbeeld door zijn leven rondom het geloof in Gods beloften op te bouwen?

11 Een andere beproeving kan betrekking hebben op het schijnbaar uitblijven van het einde van dit goddeloze samenstel van dingen. Volgens 2 Petrus 3:12 moeten christenen ’de tegenwoordigheid van de dag van Jehovah verwachten en goed in gedachte houden’. Maar velen hebben al jarenlang, sommigen al decennialang, op die „dag” gewacht. Dientengevolge raken sommigen misschien ontmoedigd en verliezen hun gevoel van dringendheid.

12 Beschouw wederom Abrahams voorbeeld eens. Hij bouwde zijn hele leven op rondom het geloof in Gods beloften, ook al was er geen mogelijkheid dat ze alle tijdens zijn leven in vervulling zouden gaan. Hij leefde weliswaar lang genoeg om zijn zoon Isaäk te zien opgroeien. Maar het zou eeuwen duren voordat Abrahams nakomelingen vergeleken zouden kunnen worden met „de sterren aan de hemel” of „de zandkorrels die aan de zeeoever zijn” (Genesis 22:17). Abraham raakte echter niet verbitterd of ontmoedigd. Bijgevolg zei de apostel Paulus over Abraham en andere patriarchen: „In geloof zijn al dezen gestorven, ofschoon zij de vervulling van de beloften niet verkregen hebben, maar zij hebben ze van verre gezien en begroet en hebben in het openbaar bekendgemaakt dat zij vreemden en tijdelijke inwoners in het land waren.” — Hebreeën 11:13.

13. (a) Hoe zijn christenen in deze tijd als „tijdelijke inwoners”? (b) Waarom zal Jehovah een eind aan dit samenstel van dingen maken?

13 Als Abraham zich in zijn leven kon blijven richten op beloften waarvan de vervulling in de „verre” toekomst lag, hoeveel te meer dienen wij dat dan in deze tijd te doen, nu de vervulling van deze dingen zo nabij is! Net als Abraham moeten wij onszelf bezien als „tijdelijke inwoners” in Satans samenstel en weigeren ons op een genotzuchtige levenswijze toe te leggen. Natuurlijk zouden wij het liefst zien dat dit „einde van alle dingen” op dit moment zou aanbreken, en niet slechts binnenkort (1 Petrus 4:7). Misschien kampen wij met ernstige gezondheidsproblemen. Of het kan zijn dat wij onder zware economische druk gebukt gaan. Maar wij moeten bedenken dat Jehovah het einde niet alleen teweegbrengt om ons van verdrietige omstandigheden te bevrijden, maar ook om zijn eigen naam te heiligen (Ezechiël 36:23; Mattheüs 6:9, 10). Het einde zal komen, niet noodzakelijkerwijs op een tijd die ons goed uitkomt, maar op een tijd waarmee Jehovah’s voornemens het meest gediend zijn.

14. Hoe strekt Gods geduld christenen in deze tijd tot voordeel?

14 Bedenk ook dat ’Jehovah niet traag is ten aanzien van zijn belofte, zoals sommigen traagheid beschouwen, maar dat hij geduldig is met u, omdat hij niet wenst dat er iemand vernietigd wordt, maar wenst dat allen tot berouw geraken’ (2 Petrus 3:9). Merk op dat God „geduldig [is] met u” — leden van de christelijke gemeente. Kennelijk hebben sommigen van ons meer tijd nodig teneinde veranderingen en aanpassingen aan te brengen om „ten slotte door hem onbevlekt en onbesmet en in vrede bevonden te worden” (2 Petrus 3:14). Dienen wij derhalve niet dankbaar te zijn dat God zo’n geduld heeft getoond?

Ondanks belemmeringen vreugde vinden

15. Hoe kon Jezus in weerwil van beproevingen zijn vreugde bewaren, en hoe strekt het christenen in deze tijd tot nut wanneer zij hem navolgen?

15 Het leven van Abraham leert veel lessen aan christenen in deze tijd. Abraham gaf niet alleen blijk van geloof maar ook van geduld, schranderheid, moed en onzelfzuchtige liefde. Hij stelde de aanbidding van Jehovah op de eerste plaats in zijn leven. Wij mogen echter niet vergeten dat het allesovertreffende voorbeeld ter navolging door Jezus Christus werd gegeven. Ook hij werd met velerlei beproevingen en problemen geconfronteerd, maar hij doorstond ze allemaal zonder ooit zijn vreugde te verliezen. Hoe kwam dat? Doordat hij zijn geest gericht bleef houden op de hoop die voor hem lag (Hebreeën 12:2, 3). Bijgevolg bad Paulus: „Moge nu de God die volharding en vertroosting schenkt, geven dat gij onder elkaar dezelfde geestesgesteldheid hebt die Christus Jezus bezat” (Romeinen 15:5). Met de juiste geestesgesteldheid kunnen wij vreugde vinden ondanks belemmeringen die Satan misschien op ons pad brengt.

16. Wat kunnen wij doen als onze problemen overweldigend lijken te zijn?

16 Wanneer problemen overweldigend schijnen, bedenk dan dat net als Jehovah Abraham liefhad, hij u liefheeft. Hij wil dat u het er goed afbrengt (Filippenzen 1:6). Vertrouw volledig op Jehovah en wees ervan overtuigd dat ’hij niet zal toelaten dat gij wordt verzocht boven hetgeen gij kunt dragen, maar dat hij met de verzoeking ook voor de uitweg zal zorgen, opdat gij ze kunt doorstaan’ (1 Korinthiërs 10:13). Ontwikkel de gewoonte om dagelijks Gods Woord te lezen (Psalm 1:2). Houd aan in het gebed en vraag Jehovah om u te helpen te volharden (Filippenzen 4:6). Hij zal „heilige geest geven aan wie hem erom vragen” (Lukas 11:13). Trek profijt van de hulpmiddelen waarin Jehovah heeft voorzien om u geestelijk te schragen, zoals onze op de bijbel gebaseerde publicaties. Zoek ook de steun van de broederschap (1 Petrus 2:17). Bezoek getrouw christelijke vergaderingen, want daar zult u de aanmoediging ontvangen die u nodig hebt om te volharden (Hebreeën 10:24, 25). Verheug u in de overtuiging dat uw volharding tot een goedgekeurde toestand in Gods ogen leidt en dat uw getrouwheid zijn hart verheugt! — Spreuken 27:11; Romeinen 5:3-5.

17. Waarom geven christenen zich niet over aan wanhoop?

17 God hield van Abraham als zijn „vriend” (Jakobus 2:23). Toch was Abrahams leven een aaneenschakeling van stressvolle beproevingen en verdrukkingen. Christenen hoeven daarom niets minder te verwachten in deze boze „laatste dagen”. In feite waarschuwt de bijbel ons dat ’goddeloze mensen en bedriegers van kwaad tot erger zullen voortgaan’ (2 Timotheüs 3:1, 13). Besef dat, in plaats van ons over te geven aan wanhoop, de druk waarmee wij worden geconfronteerd, bewijst dat het einde van Satans goddeloze samenstel nabij is. Maar Jezus herinnert ons eraan dat ’wie tot het einde heeft volhard, gered zal worden’ (Mattheüs 24:13). Dus ’geef het niet op te doen wat voortreffelijk is’! Volg Abraham na en behoor tot degenen die „door geloof en geduld de beloften beërven”. — Hebreeën 6:12.

Hebt u dit opgemerkt?

• Waarom dienen Jehovah’s dienstknechten in deze tijd beproevingen en verdrukking te verwachten?

• Op welke manieren zou Satan zich van frontale aanvallen kunnen bedienen?

• Hoe kunnen persoonlijke conflicten onder christenen opgelost worden?

• Hoe kunnen trots en egotisme beproevingen gaan vormen?

• In welk opzicht gaf Abraham een goed voorbeeld in het wachten op de vervulling van Gods beloften?

[Studievragen]

[Illustratie op blz. 26]

Veel christelijke jongeren ondergaan vervolging omdat zij door leeftijdgenoten worden bespot

[Illustratie op blz. 29]

In Abrahams tijd lag de vervulling van Gods beloften in de „verre” toekomst en toch bouwde hij zijn leven daaromheen op