Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Heb een geloof als dat van Abraham!

Heb een geloof als dat van Abraham!

Heb een geloof als dat van Abraham!

’Zij die aan geloof vasthouden, zijn zonen van Abraham.’ — GALATEN 3:7.

1. Hoe bood Abram het hoofd aan een nieuwe beproeving in Kanaän?

ABRAM had in gehoorzaamheid aan Jehovah’s gebod een comfortabel leven in Ur vaarwelgezegd. De ongemakken die hij in de volgende jaren ervoer waren slechts een voorbode van de geloofsbeproeving waarmee hij in Egypte werd geconfronteerd. Het bijbelse verslag zegt: „Nu ontstond er hongersnood in het land.” Hoe gemakkelijk had Abram verbitterd kunnen zijn over zijn situatie! In plaats daarvan deed hij praktische stappen om voor zijn gezin te zorgen. „Abram zakte af naar Egypte om daar als vreemdeling te vertoeven, want de hongersnood was zwaar in het land.” Abrams grote huisgezin zou in Egypte beslist niet onopgemerkt blijven. Zou Jehovah zijn beloften nakomen en Abram tegen kwaad beschermen? — Genesis 12:10; Exodus 16:2, 3.

2, 3. (a) Waarom hield Abram de ware identiteit van zijn vrouw verborgen? (b) Hoe handelde Abram als gevolg van de situatie met zijn vrouw?

2 Wij lezen in Genesis 12:11-13: „Zodra hij nu op het punt stond Egypte binnen te trekken, geschiedde het dat hij tot zijn vrouw Sarai zei: ’Zie toch! Ik weet heel goed dat gij een vrouw zijt schoon van uiterlijk. Daarom zal het ongetwijfeld gebeuren dat de Egyptenaren u zullen zien en zullen zeggen: „Dit is zijn vrouw.” En zij zullen mij stellig doden, maar u zullen zij in het leven houden. Zeg alstublieft dat gij mijn zuster zijt, opdat het mij ter wille van u goed moge gaan, en dank zij u zal mijn ziel stellig in leven blijven.’” Hoewel Sarai over de 65 was, was zij nog steeds beeldschoon. Dat bracht Abrams leven in gevaar * (Genesis 12:4, 5; 17:17). En wat nog belangrijker was, Jehovah’s belangen stonden op het spel, want hij had gezegd dat door bemiddeling van Abrams zaad alle natiën der aarde zich zouden zegenen (Genesis 12:2, 3, 7). Aangezien Abram nog steeds geen kinderen had, was het zeer belangrijk dat hij in leven bleef.

3 Abram zei tegen zijn vrouw dat zij zich zouden bedienen van een tactiek die zij voordien waren overeengekomen, namelijk om te zeggen dat zij zijn zuster was. Merk op dat hij, hoewel hij patriarchaal gezag bezat, zijn positie als haar hoofd niet misbruikte, maar er prijs op stelde dat zij haar medewerking en steun toezegde (Genesis 12:11-13; 20:13). Hierin gaf Abram een schitterend voorbeeld aan echtgenoten om hun gezag als hoofd op liefdevolle wijze uit te oefenen, en is Sarai, door blijk te geven van haar onderworpenheid, een voorbeeld voor echtgenotes in deze tijd. — Efeziërs 5:23-28; Kolossenzen 4:6.

4. Hoe dienen getrouwe dienstknechten van God in deze tijd zich te gedragen wanneer het leven van hun broeders en zusters op het spel staat?

4 Sarai kon zeggen dat zij Abrams zuster was omdat zij in werkelijkheid zijn halfzuster was (Genesis 20:12). Bovendien was hij niet verplicht inlichtingen te verstrekken aan mensen die er geen recht op hadden (Mattheüs 7:6). Getrouwe dienstknechten van God in onze tijd slaan acht op het bijbelse gebod om eerlijk te zijn (Hebreeën 13:18). Zij zouden bijvoorbeeld nooit in een rechtszaal onder ede liegen. Wanneer het fysieke of geestelijke leven van hun broeders en zusters echter in het geding is, zoals in tijden van vervolging of burgerlijke ongeregeldheden, slaan zij acht op Jezus’ raad om „zo omzichtig als slangen en toch zo onschuldig als duiven” te zijn. — Mattheüs 10:16; zie De Wachttoren van 1 november 1996, blz. 18, par. 19.

5. Waarom was Sarai bereid aan Abrams verzoek te voldoen?

5 Hoe reageerde Sarai op Abrams verzoek? De apostel Petrus beschrijft vrouwen zoals zij als vrouwen die „op God hoopten”. Sarai kon derhalve de geestelijke kwesties die verband hielden met deze situatie begrijpen. Bovendien had zij haar echtgenoot lief en respecteerde hem. Sarai verkoos het dus ’zich aan haar man te onderwerpen’ en haar gehuwde staat geheim te houden (1 Petrus 3:5). Dit stelde haar uiteraard aan risico’s bloot. ’Zodra Abram Egypte binnentrok, zagen de Egyptenaren de vrouw en bemerkten dat zij zeer schoon was. Mettertijd zagen ook de vorsten van Farao haar en zij gingen haar roemen bij Farao, zodat de vrouw naar het huis van Farao werd gehaald.’ — Genesis 12:14, 15.

De door Jehovah bewerkstelligde bevrijding

6, 7. In welke benauwende omstandigheid bevonden Abram en Sarai zich, en hoe bevrijdde Jehovah Sarai?

6 Wat moet dit voor Abram en Sarai benauwend zijn geweest! Het scheen dat Sarai grote kans liep verkracht te worden. Bovendien overlaadde Farao, die zich niet bewust was van Sarais werkelijke echtelijke staat, Abram met geschenken, zodat „hij . . . in het bezit [kwam] van schapen en runderen en ezels en dienstknechten en dienstmaagden en ezelinnen en kamelen” * (Genesis 12:16). Wat een verachting moet Abram voor deze geschenken gevoeld hebben! Hoe slecht de dingen er schijnbaar ook mogen hebben voorgestaan, Jehovah had Abram niet in de steek gelaten.

7 „Toen sloeg Jehovah Farao en zijn huis met grote plagen wegens Sarai, Abrams vrouw” (Genesis 12:17). Op een niet nader genoemde manier werd de ware oorzaak van deze „plagen” aan Farao onthuld. Hij reageerde onmiddellijk: „Daarop riep Farao Abram en zei: ’Wat hebt gij mij nu aangedaan? Waarom hebt gij mij niet verteld dat zij uw vrouw was? Waarom hebt gij gezegd: „Zij is mijn zuster”, zodat ik op het punt stond haar mij tot vrouw te nemen? En nu, hier hebt gij uw vrouw. Neem haar en ga!’ En Farao vaardigde aan mannen bevelen betreffende hem uit, waarop zij hem en zijn vrouw en al wat hij had, uitgeleide deden.” — Genesis 12:18-20; Psalm 105:14, 15.

8. Wat voor bescherming belooft Jehovah in deze tijd aan christenen?

8 In deze tijd bezitten wij geen waarborg dat Jehovah ons tegen de door dood, misdaad, hongersnood of natuurrampen aangerichte schade zal beschermen. Ons is toegezegd dat Jehovah altijd bescherming zal bieden tegen dingen die onze geestelijke gezindheid in gevaar kunnen brengen (Psalm 91:1-4). Hij doet dit voornamelijk door ons via zijn Woord en „de getrouwe en beleidvolle slaaf” actuele waarschuwingen te geven (Mattheüs 24:45). Wat valt er te zeggen over de door vervolging teweeggebrachte dreiging met de dood? Hoewel God misschien toelaat dat afzonderlijke personen sterven, zal hij nooit toelaten dat zijn volk als geheel wordt uitgeroeid (Psalm 116:15). En als de dood sommige getrouwen opeist, kunnen wij erop vertrouwen dat zij een opstanding zullen krijgen. — Johannes 5:28, 29.

Zich opofferingen getroosten om de vrede te bewaren

9. Waardoor wordt aangetoond dat Abram in Kanaän bleef rondtrekken?

9 Aangezien de hongersnood in Kanaän kennelijk voorbij was, „trok Abram uit Egypte op, hij en zijn vrouw en al wat hij had, en Lot met hem, naar de Negeb [het semi-aride gebied ten zuiden van de bergen van Juda]. En Abram was rijkelijk voorzien van kudden en zilver en goud” (Genesis 13:1, 2). Plaatselijke bewoners zouden hem dus zien als een man met macht en invloed, een machtige overste (Genesis 23:6). Abram wilde zich niet ergens vestigen en bij de Kanaänitische politiek betrokken raken. In plaats daarvan ’trok hij van kampement tot kampement uit de Negeb weg en naar Bethel, naar de plaats waar zijn tent eerst had gestaan, tussen Bethel en Ai’. Als altijd stelde Abram waar hij ook heen ging Jehovah’s aanbidding op de eerste plaats. — Genesis 13:3, 4.

10. Welk probleem ontstond er tussen de veehoeders van Abram en Lot, en waarom was het belangrijk dat het snel uit de weg werd geruimd?

10 „Nu bezat Lot, die met Abram meetrok, ook schapen en runderen en tenten. Daarom liet het land niet toe dat zij allen bij elkaar woonden, want hun have was talrijk geworden en zij konden niet allen bij elkaar wonen. En er ontstond ruzie tussen de hoeders van Abrams vee en de hoeders van Lots vee; en in die tijd woonden de Kanaäniet en de Fereziet in het land” (Genesis 13:5-7). Het land had niet voldoende water en weidegrond om zowel Abrams als Lots kudden in het leven te houden. Er rezen derhalve spanningen en wrokgevoelens tussen de veehoeders. Zo’n gekibbel was onbetamelijk voor aanbidders van de ware God. Als het geruzie voortduurde, zou er een permanente breuk kunnen ontstaan. Hoe zou Abram deze situatie dus aanpakken? Hij had Lot na de dood van Lots vader geadopteerd en had hem misschien als een lid van zijn eigen gezin opgevoed. Had Abram als de oudste van de twee niet het recht om het beste gebied voor zichzelf te nemen?

11, 12. Welk edelmoedige aanbod deed Abram Lot, en waarom was Lots keuze onverstandig?

11 Maar „Abram [zei] tot Lot: ’Laat er alstublieft niet voortdurend ruzie zijn tussen mij en u en tussen mijn veehoeders en uw veehoeders, want wij mannen zijn broeders. Staat niet het hele land tot uw beschikking? Scheid u alstublieft van mij af. Indien gij naar links gaat, dan wil ik naar rechts gaan; maar indien gij naar rechts gaat, dan wil ik naar links gaan.’” Bij Bethel ligt een plaats die als „een van de beroemde uitkijkpunten van Palestina” wordt aangeduid. Misschien „sloeg [Lot van daar uit] zijn ogen op en zag het gehele Jordaandistrict, dat de gehele streek rijk aan water was, voordat Jehovah Sodom en Gomorra verdierf, als de tuin van Jehovah, als het land Egypte, tot aan Zoar toe”. — Genesis 13:8-10.

12 Hoewel de bijbel Lot als een „rechtvaardige” beschrijft, liet hij om de een of andere reden niet Abram beslissen in deze aangelegenheid en ook schijnt hij niet de raad van de oudere man te hebben gezocht (2 Petrus 2:7). „Lot [koos] het gehele Jordaandistrict voor zich, en Lot verplaatste zijn kamp naar het oosten. Zo scheidden zij zich van elkaar af. Abram woonde in het land Kanaän, maar Lot woonde te midden van de steden van het District. Ten slotte sloeg hij zijn tenten nabij Sodom op” (Genesis 13:11, 12). Sodom was welvarend en had veel materiële voordelen te bieden (Ezechiël 16:49, 50). Hoewel Lots keuze van materieel standpunt uit bezien misschien verstandig kan hebben geleken, was het van geestelijk oogpunt uit bezien een slechte keuze. Waarom? Omdat ’de mannen van Sodom slecht waren en grove zondaars tegen Jehovah waren’, zegt Genesis 13:13. Lots beslissing om daarheen te verhuizen, zou zijn gezin uiteindelijk veel verdriet bezorgen.

13. Hoe is Abrams voorbeeld nuttig voor christenen die misschien bij een financieel geschil betrokken zouden kunnen raken?

13 Maar Abram toonde geloof in Jehovah’s belofte dat zijn zaad uiteindelijk het hele land zou bezitten; hij kibbelde niet over een klein gedeelte ervan. Edelmoedig handelde hij in overeenstemming met het beginsel dat later in 1 Korinthiërs 10:24 werd opgetekend: „Laat een ieder niet zijn eigen voordeel blijven zoeken, maar dat van de ander.” Dit is een goede vermaning voor degenen die misschien bij een financieel geschil met een medegelovige betrokken zouden kunnen raken. In plaats van de raad in Mattheüs 18:15-17 op te volgen, hebben sommigen hun broeders voor het gerecht gedaagd (1 Korinthiërs 6:1, 7). Abrams voorbeeld laat zien dat het beter is financieel verlies te lijden dan smaad op Jehovah’s naam te brengen of de vrede van de christelijke gemeente te verstoren. — Jakobus 3:18.

14. Hoe werd Abram voor zijn edelmoedigheid gezegend?

14 Abram zou voor zijn edelmoedigheid gezegend worden. God verklaarde: „Ik wil uw zaad maken als de stofdeeltjes van de aarde, zodat indien een mens in staat zou zijn de stofdeeltjes van de aarde te tellen, uw zaad ook geteld zou kunnen worden.” Wat aanmoedigend moet deze openbaring voor de kinderloze Abram zijn geweest! Vervolgens gebood God: „Sta op, trek het land door in zijn lengte en in zijn breedte, want aan u zal ik het geven” (Genesis 13:16, 17). Nee, het zou Abram niet worden toegestaan zich in een comfortabele stad te vestigen. Hij moest zich afgescheiden houden van de Kanaänieten. In deze tijd moeten christenen zich eveneens ver van de wereld houden. Zij achten zich niet superieur aan anderen, maar zij hebben geen nauwe omgang met iemand die hen ertoe zou kunnen verlokken zich aan onschriftuurlijk gedrag over te geven. — 1 Petrus 4:3, 4.

15. (a) Welke betekenis kan er in Abrams rondtrekken opgesloten hebben gelegen? (b) Welk voorbeeld heeft Abram aan christelijke gezinnen in deze tijd gegeven?

15 In bijbelse tijden had een persoon voordat hij land in bezit nam er recht op het in ogenschouw te nemen. Het rondreizen kan derhalve gediend hebben als een voortdurende herinnering dat dit land op zekere dag aan Abrams nakomelingen zou toebehoren. Gehoorzaam „bleef [Abram] dus in tenten wonen. Naderhand ging hij wonen te midden van de grote bomen van Mamre, die in Hebron zijn; en daar bouwde hij vervolgens een altaar voor Jehovah” (Genesis 13:18). Opnieuw gaf Abram er blijk van dat hij de aanbidding hoog aansloeg. Wordt in uw gezin een hoge prioriteit aan gezinsstudie, gezinsgebed en vergaderingsbezoek toegekend?

De vijand valt aan

16. (a) Waarom hebben de openingswoorden van Genesis 14:1 een onheilspellende klank? (b) Wat was de reden voor de inval van de vier oosterse koningen?

16 „Nu gebeurde het in de dagen van Amrafel, de koning van Sinear, Arioch, de koning van Ellasar, Kedorlaomer, de koning van Elam, * en Tideal, de koning van Gojim, dat dezen oorlog voerden.” In het oorspronkelijke Hebreeuws hebben de openingswoorden („Nu gebeurde het in de dagen van . . .”) een onheilspellende klank en duiden „op een periode van beproeving die met een zegen eindigt” (Genesis 14:1, 2, voetnoot). De beproeving begon toen deze vier oosterse koningen en hun legers een verwoestende inval in Kanaän deden. Met welk oogmerk? Om de opstand van de vijf steden Sodom, Gomorra, Adma, Zeboïm en Bela de kop in te drukken. Terwijl de vier koningen alle tegenstand neersloegen, „rukten [zij] als bondgenoten op naar de Laagvlakte van Siddim, dat is de Zoutzee”. Lot en zijn gezin woonden niet ver daarvandaan. — Genesis 14:3-7.

17. Waarom was de gevangenneming van Lot een geloofsbeproeving voor Abram?

17 De Kanaänitische koningen boden hardnekkig tegenstand aan de overvallers, maar zij leden een beschamende nederlaag. „Daarop namen de overwinnaars alle have van Sodom en Gomorra en al hun voedsel en gingen heen. Zij namen ook Lot, de zoon van Abrams broer, en zijn have mee en vervolgden hun weg. Hij woonde toen in Sodom.” Kort daarop bereikte Abram het nieuws over deze rampzalige gebeurtenis: „Daarna kwam een man die ontkomen was het aan Abram, de Hebreeër, meedelen. Hij hield toen verblijf te midden van de grote bomen van Mamre, de Amoriet, de broer van Eskol en de broer van Aner; en zij waren bondgenoten van Abram. Aldus kreeg Abram te horen dat zijn broeder gevangengenomen was” (Genesis 14:8-14). Wat een geloofsbeproeving! Zou Abram wrokgevoelens koesteren jegens zijn neef omdat die het beste van het land genomen had? Bedenk ook dat deze overvallers uit zijn vaderland, Sinear, kwamen. Tegen hen strijden, zou inhouden dat hij elke mogelijkheid afsneed om ooit naar huis terug te keren. Wat zou Abram bovendien kunnen uitrichten tegen een leger dat de verenigde strijdkrachten van Kanaän niet hadden kunnen verslaan?

18, 19. (a) Hoe was Abram in staat Lot te bevrijden? (b) Wie kreeg de eer voor deze overwinning?

18 Abram stelde opnieuw zijn onvoorwaardelijke vertrouwen in Jehovah. „Daarop monsterde hij zijn geoefende mannen, driehonderd achttien slaven, geboren in zijn huis, en zette de achtervolging in tot Dan toe. En ’s nachts ging hij ertoe over zijn strijdkrachten, hij en zijn slaven, tegen hen te verdelen, en aldus versloeg hij hen en bleef hen achtervolgen tot Hoba toe, dat ten noorden van Damaskus ligt. Voorts bracht hij alle have terug, en hij bracht ook zijn broeder Lot en diens have en ook de vrouwen en het volk terug” (Genesis 14:14-16). In een tentoonspreiding van een krachtig geloof in Jehovah leidde Abram zijn troepen, die in aantal ver in de minderheid waren, naar de overwinning en bevrijdde Lot en zijn gezin. Abram had nu een ontmoeting met Melchizedek, de koning-priester van Salem. „Melchizedek, de koning van Salem, bracht brood en wijn, en hij was priester van de Allerhoogste God. Toen zegende hij hem en zei: ’Gezegend zij Abram van de Allerhoogste God, Voortbrenger van hemel en aarde; en gezegend zij de Allerhoogste God, die uw onderdrukkers in uw hand heeft geleverd!’ Daarop gaf Abram hem een tiende van alles.” — Genesis 14:18-20.

19 Ja, Jehovah behoorde de overwinning toe. Wegens zijn geloof ervoer Abram wederom Jehovah’s bevrijding. Gods dienstknechten in deze tijd nemen geen deel aan vleselijke oorlogvoering, maar zij worden wel met veel beproevingen en uitdagingen geconfronteerd. Uit ons volgende artikel zal blijken hoe Abrams voorbeeld ons kan helpen daar met succes het hoofd aan te bieden.

[Voetnoten]

^ ¶2 Volgens Inzicht in de Schrift (uitgegeven door Jehovah’s Getuigen) ’maakt een papyrus uit de oudheid melding van een farao die gewapende mannen opdracht gaf een aantrekkelijke vrouw te overmeesteren en haar man te doden’. Abrams vrees was dus niet overdreven.

^ ¶6 Hagar, die later Abrams bijvrouw werd, kan behoord hebben tot de dienstmaagden die destijds aan Abram werden gegeven. — Genesis 16:1.

^ ¶16 Critici hebben eens beweerd dat Elam nooit zo’n invloed in Sinear had en dat het verslag van Kedorlaomers aanval een verdichtsel was. Zie voor een bespreking van archeologisch bewijsmateriaal dat het bijbelse verslag ondersteunt, De Wachttoren van 1 juli 1989, blz. 4-7.

Hebt u dit opgemerkt?

• Hoe bleek de hongersnood in het land Kanaän een geloofsbeproeving voor Abram te zijn?

• Hoe hebben Abram en Sarai een goed voorbeeld aan echtgenoten en echtgenotes in deze tijd gegeven?

• Welke lessen kunnen wij leren uit de manier waarop Abram het geschil tussen zijn dienstknechten en die van Lot beslechtte?

[Studievragen]

[Illustratie op blz. 22]

Abram stond niet op zijn rechten maar plaatste de belangen van Lot boven die van zichzelf

[Illustratie op blz. 24]

Abram toonde dat hij zich op Jehovah verliet toen hij zijn neef Lot bevrijdde