Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Ontwikkel uw hart om Jehovah te vrezen

Ontwikkel uw hart om Jehovah te vrezen

Ontwikkel uw hart om Jehovah te vrezen

„Zouden zij dat hart van hen maar ontwikkelen om mij te vrezen en al mijn geboden steeds te onderhouden.” — DEUTERONOMIUM 5:29.

1. Hoe kunnen wij er zeker van zijn dat mensen ooit vrij van vrees zullen zijn?

VREES heeft de mensheid al eeuwenlang gekweld. Vrees voor honger, ziekte, misdaad of oorlog houdt miljoenen mensen constant in haar greep. Om die reden geeft het voorwoord van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens de wens te kennen een wereld tot stand te brengen waarin alle mensen zich in vrijheid van vrees zullen verheugen. * Gelukkig geeft God zelf ons de verzekering dat er zo’n wereld zal komen — hoewel die niet door menselijke krachtsinspanningen tot stand zal worden gebracht. Bij monde van zijn profeet Micha belooft Jehovah ons dat er in zijn nieuwe wereld van rechtvaardigheid ’niemand zijn volk zal doen beven’. — Micha 4:4.

2. (a) Hoe spoort de Schrift ons aan God te vrezen? (b) Welke vragen kunnen er rijzen wanneer wij onze verplichting beschouwen om God te vrezen?

2 Vrees kan daarentegen ook een kracht ten goede zijn. In de Schrift wordt er herhaaldelijk bij Gods dienstknechten op aangedrongen Jehovah te vrezen. Mozes gebood de Israëlieten: „Jehovah, uw God, dient gij te vrezen, en hem behoort gij te dienen” (Deuteronomium 6:13). Eeuwen later schreef Salomo: „Vrees de ware God en onderhoud zijn geboden. Want dit is de gehele verplichting van de mens” (Prediker 12:13). Door middel van ons getuigeniswerk dat onder toezicht van engelen ten uitvoer wordt gebracht, sporen ook wij alle mensen ertoe aan ’God te vrezen en hem heerlijkheid te geven’ (Openbaring 14:6, 7). Christenen moeten Jehovah niet alleen vrezen, maar hem met hun gehele hart liefhebben (Mattheüs 22:37, 38). Hoe kunnen wij God liefhebben en hem terzelfder tijd vrezen? Waarom is het noodzakelijk een liefdevolle God te vrezen? Welk nut kan het aankweken van godvruchtige vrees voor ons afwerpen? Om deze vragen te beantwoorden, moeten wij eerst begrijpen wat de vrees voor God inhoudt en hoe deze soort van vrees een fundamenteel onderdeel vormt van onze verhouding met Jehovah.

Ontzag, eerbied en vrees

3. Wat houdt de vrees voor God in?

3 Vrees voor God is een gevoel dat christenen voor hun Maker dienen te hebben. Eén definitie van deze vrees is „een eerbiedig ontzag voor de Schepper, een gezonde angst om hem te mishagen”. Vrees voor God oefent dus invloed uit op twee belangrijke aspecten van ons leven: onze houding tegenover God en onze houding tegenover gedrag dat hij haat. Kennelijk zijn beide aspecten van cruciaal belang en is het goed daar zorgvuldig aandacht aan te schenken. Zoals Vines Expository Dictionary of New Testament Words uiteenzet, is deze eerbiedige vrees voor christenen ’een beteugelende motivatie in het leven, zowel in geestelijke als in morele aangelegenheden’.

4. Hoe kunnen wij gevoelens van ontzag en eerbied voor onze Schepper aankweken?

4 Hoe kunnen wij gevoelens van ontzag en eerbied voor onze Schepper aankweken? Wij zijn met ontzag vervuld wanneer wij een schitterend landschap, een indrukwekkende waterval of een spectaculaire zonsondergang zien. Dit gevoel wordt versterkt wanneer wij met de ogen des geloofs de hand van God achter zulke scheppingswerken bespeuren. Bovendien beseffen wij, net als koning David, onze eigen onbeduidendheid in vergelijking met Jehovah’s ontzagwekkende schepping. „Wanneer ik uw hemel zie, het werk van uw vingers, de maan en de sterren die gij hebt bereid, wat is dan de sterfelijke mens dat gij aan hem denkt?” (Psalm 8:3, 4) Dit diepe ontzag leidt tot eerbied, die ons ertoe beweegt Jehovah te danken en te loven voor alles wat hij voor ons doet. David schreef ook: „Ik zal u prijzen omdat ik op een vrees inboezemende wijze wonderbaar ben gemaakt. Uw werken zijn wonderbaar, zoals mijn ziel zeer wel weet.” — Psalm 139:14.

5. Waarom dienen wij Jehovah te vrezen, en welk schitterende voorbeeld hebben wij in dit opzicht?

5 Gevoelens van ontzag en eerbied leiden tot een gezonde en respectvolle vrees voor Gods macht als Schepper en voor zijn autoriteit als de rechtmatige Heerser van het universum. In een visioen dat de apostel Johannes zag, maken „degenen die de overwinning behalen over het wilde beest en over zijn beeld” — de gezalfde volgelingen van Christus in hun hemelse positie — bekend: „Groot en wonderbaar zijn uw werken, Jehovah God, de Almachtige. Rechtvaardig en waarachtig zijn uw wegen, Koning der eeuwigheid. Wie zal u niet werkelijk vrezen, Jehovah, en uw naam verheerlijken?” (Openbaring 15:2-4) Vrees voor God, voortspruitend uit een diepe eerbied voor zijn majesteit, brengt deze mederegeerders met Christus in het hemelse koninkrijk ertoe om God als de hoogste autoriteit te eren. Wanneer wij beschouwen wat Jehovah allemaal tot stand heeft gebracht en aandacht schenken aan de rechtvaardige manier waarop hij het universum bestuurt, hebben wij dan geen deugdelijke redenen om hem te vrezen? — Psalm 2:11; Jeremia 10:7.

6. Waarom dienen wij een gezonde angst te hebben Jehovah te mishagen?

6 Vrees voor God moet naast ontzag en eerbied echter ook omvatten dat wij een gezonde angst hebben om hem te mishagen of hem ongehoorzaam te zijn. Waarom? Omdat wij moeten bedenken dat hoewel Jehovah „langzaam tot toorn en overvloedig in liefderijke goedheid” is, hij „geenszins vrijstelling van straf [zal] geven” (Exodus 34:6, 7). Ook al is Jehovah liefdevol en barmhartig, hij tolereert geen onrechtvaardigheid en opzettelijk kwaaddoen (Psalm 5:4, 5; Habakuk 1:13). Zij die moedwillig en onberouwvol beoefenen wat goddeloos is in Jehovah’s ogen en die zich tegen hem kanten, kunnen dit niet ongestraft doen. Zoals de apostel Paulus zei „is [het] iets vreselijks in de handen van de levende God te vallen”. Uiteindelijk is het een bescherming voor ons wanneer wij een gezonde angst hebben in zo’n situatie te geraken. — Hebreeën 10:31.

„Hem dient gij aan te hangen”

7. Welke redenen hebben wij om ons te verlaten op Jehovah’s vermogen om te redden?

7 Eerbiedige vrees voor God en een intens besef van zijn ontzagwekkende macht gaan aan vertrouwen in Jehovah vooraf. Net als een kind zich veilig voelt wanneer zijn vader in de buurt is, zo voelen ook wij ons zeker en onbezorgd onder Jehovah’s leidende hand. Merk eens op hoe de Israëlieten reageerden nadat Jehovah hen uit Egypte had opgevoerd: „Israël kreeg eveneens de grote hand te zien die Jehovah tegen de Egyptenaren had aangewend; en het volk kreeg vrees voor Jehovah en stelde geloof in Jehovah” (Exodus 14:31). Elisa’s ervaring getuigt ook van het feit dat ’de engel van Jehovah zich legert rondom degenen die hem vrezen, en hen verlost’ (Psalm 34:7; 2 Koningen 6:15-17). De moderne geschiedenis van Jehovah’s volk en waarschijnlijk ook onze eigen ervaring bevestigen dat God zijn macht aanwendt ten behoeve van degenen die hem dienen (2 Kronieken 16:9). Bijgevolg gaan wij beseffen dat ’in de vrees voor Jehovah een sterk vertrouwen ligt’. — Spreuken 14:26.

8. (a) Waarom brengt vrees voor God ons ertoe zijn wegen te bewandelen? (b) Leg uit hoe wij Jehovah dienen „aan te hangen”.

8 Gezonde vrees voor God wekt niet alleen vertrouwen in hem maar zet ons er ook toe aan zijn wegen te bewandelen. Toen Salomo de tempel inwijdde, bad hij tot Jehovah: „[Moge Israël] u vrezen door uw wegen te bewandelen al de dagen dat zij leven op de oppervlakte van de aardbodem die gij aan onze voorvaders hebt gegeven” (2 Kronieken 6:31). Voordien had Mozes de Israëlieten aangespoord: „Jehovah, uw God, dient gij te volgen, en hem dient gij te vrezen, en zijn geboden dient gij te onderhouden, en naar zijn stem dient gij te luisteren, en hem behoort gij te dienen, en hem dient gij aan te hangen” (Deuteronomium 13:4). Zoals uit deze verzen duidelijk blijkt, spruit de wens om Jehovah’s wegen te bewandelen en hem „aan te hangen” voort uit vertrouwen in Jehovah. Ja, godvruchtige vrees brengt ons ertoe Jehovah te gehoorzamen, hem te dienen en hem aan te hangen, net als een jong kind zich misschien letterlijk vastklampt aan zijn vader in wie hij een onvoorwaardelijk vertrouwen heeft. — Psalm 63:8; Jesaja 41:13.

God liefhebben betekent hem vrezen

9. Welk verband bestaat er tussen liefde voor God en vrees voor God?

9 Van schriftuurlijk standpunt uit bezien is het geenszins onmogelijk om God te vrezen en hem tevens lief te hebben. Integendeel, de Israëlieten werd gelast „Jehovah . . . te vrezen, door al zijn wegen te bewandelen en hem lief te hebben” (Deuteronomium 10:12). Bijgevolg houden vrees voor God en liefde voor God nauw verband met elkaar. Vrees voor God beweegt ons ertoe zijn wegen te bewandelen en dit vormt weer het bewijs van onze liefde voor hem (1 Johannes 5:3). Dit is logisch omdat wij, wanneer wij van iemand houden, terecht vrezen hem te grieven. De Israëlieten griefden Jehovah door hun opstandige handelwijze in de wildernis. Wij zouden beslist niets willen doen waardoor onze hemelse Vader zo’n verdriet zou worden aangedaan (Psalm 78:40, 41). Aan de andere kant is het zo dat, aangezien ’Jehovah een welgevallen heeft in hen die hem vrezen’, onze gehoorzaamheid en getrouwheid zijn hart verheugen (Psalm 147:11; Spreuken 27:11). Liefde voor God beweegt ons ertoe hem te behagen en vrees voor God weerhoudt ons ervan hem te grieven. Het zijn aanvullende en geen tegenstrijdige hoedanigheden.

10. Hoe toonde Jezus dat hij er behagen in schepte Jehovah te vrezen?

10 De levenswandel van Jezus Christus illustreert duidelijk hoe wij God kunnen liefhebben en hem terzelfder tijd kunnen vrezen. Over Jezus schreef de profeet Jesaja: „Op hem moet de geest van Jehovah komen te rusten, de geest van wijsheid en van verstand, de geest van raad en van kracht, de geest van kennis en van de vrees voor Jehovah; en hij zal vreugde scheppen in de vrees voor Jehovah” (Jesaja 11:2, 3). Volgens deze profetie bewoog Gods geest Jezus ertoe zijn hemelse Vader te vrezen. Bovendien merken wij op dat deze vrees beslist niet beperkend was, maar juist een bron van voldoening. Jezus schepte er behagen in Gods wil te doen en hem te behagen, zelfs in de moeilijkste omstandigheden. Toen hij de ophanden zijnde terechtstelling aan de martelpaal onder ogen zag, zei hij tot Jehovah: „Niet zoals ik wil, maar zoals gij wilt” (Mattheüs 26:39). Wegens deze godvruchtige vrees verhoorde Jehovah de smekingen van zijn Zoon, sterkte hem en redde hem uit de dood. — Hebreeën 5:7.

Jehovah leren vrezen

11, 12. (a) Waarom moeten wij God leren vrezen? (b) Hoe leert Jezus ons Jehovah te vrezen?

11 In tegenstelling tot het ontzag dat wij onwillekeurig voelen bij het zien van de macht en majesteit van de natuur, komt vrees voor God niet vanzelf. Daarom richt de Grotere David, Jezus Christus, profetisch de volgende uitnodiging tot ons: „Komt, gij zonen, luistert naar mij; de vrees voor Jehovah, die zal ik u leren” (Psalm 34:11). Hoe kunnen wij van Jezus leren Jehovah te vrezen?

12 Jezus leert ons Jehovah te vrezen door ons te helpen de schitterende persoonlijkheid van onze hemelse Vader te begrijpen (Johannes 1:18). Jezus’ eigen voorbeeld onthult hoe God denkt en hoe hij anderen bejegent, want Jezus weerspiegelt de persoonlijkheid van zijn Vader op volmaakte wijze (Johannes 14:9, 10). Bovendien krijgen wij door middel van Jezus’ slachtoffer toegang tot Jehovah wanneer wij om vergeving van onze zonden bidden. Deze buitengewone uiting van Gods barmhartigheid is op zichzelf een krachtige motivatie om hem te vrezen. De psalmist schreef: „Bij u is de ware vergiffenis, opdat gij wordt gevreesd.” — Psalm 130:4.

13. Welke in het boek Spreuken genoemde stappen helpen ons Jehovah te vrezen?

13 Het boek Spreuken schetst een reeks stappen die ons in staat stellen godvruchtige vrees aan te kweken. „Mijn zoon, indien gij mijn woorden aanneemt en míjn geboden als een schat bij u weglegt, om met uw oor aandacht te schenken aan wijsheid, opdat gij uw hart neigt tot onderscheidingsvermogen; indien gij bovendien om het verstand zelf roept en om het onderscheidingsvermogen zelf uw stem verheft, . . . in dat geval zult gij de vrees voor Jehovah begrijpen, en de kennis van God zult gij vinden” (Spreuken 2:1-5). Om God te vrezen moeten wij derhalve zijn Woord bestuderen, er ernstig naar streven zijn onderricht te begrijpen en vervolgens zorgvuldige aandacht aan zijn raad schenken.

14. Hoe kunnen wij de aan de koningen van Israël gegeven raad opvolgen?

14 Elke koning van het oude Israël kreeg de opdracht om een afschrift van de Wet te maken en ’er alle dagen van zijn leven in te lezen, opdat hij zou leren Jehovah, zijn God, te vrezen, om alle woorden van de wet te onderhouden’ (Deuteronomium 17:18, 19). Willen wij Jehovah leren vrezen, dan is het lezen en bestuderen van de bijbel net zo belangrijk voor ons. Als wij bijbelse beginselen in ons leven toepassen, verwerven wij geleidelijk wijsheid en kennis die van God afkomstig zijn. Wij leren „de vrees voor Jehovah begrijpen” omdat wij de goede resultaten zien die ze in ons leven voortbrengt, en wij achten onze verhouding met God kostbaar. Door bovendien geregeld met medegelovigen samen te komen, kan zowel jong als oud naar goddelijk onderwijs luisteren, God leren vrezen en zijn wegen bewandelen. — Deuteronomium 31:12.

Gelukkig is ieder die Jehovah vreest

15. In welke opzichten houdt vrees voor God verband met onze aanbidding van hem?

15 Uit het voorgaande kunnen wij opmaken dat vrees voor God een gezonde instelling is die wij allen dienen aan te kweken, aangezien het een fundamenteel onderdeel van onze aanbidding van Jehovah is. Ze brengt ons ertoe onvoorwaardelijk op hem te vertrouwen, zijn wegen te bewandelen en hem aan te hangen. Net zoals dit voor Jezus Christus gold, kan vrees voor God ons er ook toe bewegen om nu en tot in alle eeuwigheid onze opdrachtsgelofte na te komen.

16. Waarom moedigt Jehovah ons aan hem te vrezen?

16 Godvruchtige vrees is nooit ziekelijk of overmatig beperkend. „Gelukkig is ieder die Jehovah vreest, die zijn wegen bewandelt”, verzekert de bijbel ons (Psalm 128:1). Jehovah moedigt ons aan hem te vrezen omdat hij weet dat deze hoedanigheid ons zal beschermen. Wij bemerken zijn liefdevolle zorg in zijn woorden tot Mozes: „Zouden zij [de Israëlieten] dat hart van hen maar ontwikkelen om mij te vrezen en al mijn geboden steeds te onderhouden, opdat het hun en hun zonen tot onbepaalde tijd goed mocht gaan!” — Deuteronomium 5:29.

17. (a) Welk nut werpt het voor ons af dat wij God vrezen? (b) Welke aspecten van godvruchtige vrees zullen in het volgende artikel beschouwd worden?

17 Zo zal het, als wij ons hart ontwikkelen om God te vrezen, ook ons goed gaan. In welke opzichten? Allereerst zal zo’n instelling God behagen en ons dichter tot hem trekken. David wist uit ervaring dat ’hij aan de begeerte van hen die hem vrezen, zal voldoen, en hij hun hulpgeschreeuw zal horen, en hij hen zal redden’ (Psalm 145:19). Ten tweede zal godvruchtige vrees ons baat verschaffen omdat ze invloed zal uitoefenen op onze instelling met betrekking tot wat kwaad is (Spreuken 3:7). Het volgende artikel zal beschouwen hoe deze vrees ons voor geestelijk gevaar behoedt, en het zal een overzicht geven van enkele bijbelse voorbeelden van mannen die God vreesden en zich van het kwade afkeerden.

[Voetnoot]

^ ¶1 De Algemene Vergadering van de Verenigde Naties heeft op 10 december 1948 de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens aangenomen.

Kunt u het volgende beantwoorden?

• Wat houdt vrees voor God in, en hoe worden wij erdoor beïnvloed?

• Welk verband bestaat er tussen God vrezen en met God wandelen?

• Hoe blijkt uit het voorbeeld van Jezus dat vrees voor God verband houdt met liefde voor God?

• Op welke manieren kunnen wij ons hart ontwikkelen om Jehovah te vrezen?

[Studievragen]

[Illustratie op blz. 17]

Israëlitische koningen kregen de opdracht een persoonlijk afschrift van de Wet te maken en er dagelijks in te lezen

[Illustratie op blz. 18]

Vrees voor Jehovah brengt ons ertoe hem te vertrouwen zoals een zoon zijn vader vertrouwt

[Illustratieverantwoording op blz. 15]

Stars: Photo by Malin, © IAC/RGO 1991