Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Alle ware christenen zijn evangeliepredikers

Alle ware christenen zijn evangeliepredikers

Alle ware christenen zijn evangeliepredikers

„Zingt Jehovah toe, zegent zijn naam. Vertelt van dag tot dag het goede nieuws van de redding door hem.” — PSALM 96:2.

1. Welk goede nieuws moeten mensen horen, en hoe zijn Jehovah’s Getuigen voorbeeldig geweest in het verbreiden van zulk nieuws?

IN EEN wereld waar dagelijks rampen plaatsvinden, is het werkelijk vertroostend te weten dat, zoals de bijbel verklaart, oorlog, misdaad, honger en onderdrukking binnenkort voorbij zullen zijn (Psalm 46:9; 72:3, 7, 8, 12, 16). Ja, is dit geen goed nieuws dat iedereen moet horen? Jehovah’s Getuigen vinden van wel. Zij staan overal bekend als mensen die ’goed nieuws van iets beters’ prediken (Jesaja 52:7). Zeker, veel Getuigen hebben vervolging ondergaan omdat zij vastbesloten waren het goede nieuws te vertellen. Zij hebben echter de beste belangen van mensen op het oog. En wat hebben de Getuigen een bericht van ijver en volharding opgebouwd!

2. Wat is één reden waarom Jehovah’s Getuigen ijverig zijn?

2 De ijver van Jehovah’s Getuigen in deze tijd komt overeen met de ijver van de christenen uit de eerste eeuw. Over hen zei de rooms-katholieke krant L’Osservatore Romano terecht: „De eerste christenen zagen het zodra zij gedoopt werden als hun plicht het evangelie te verbreiden. Slaven gaven het evangelie mondeling door.” Waarom zijn Jehovah’s Getuigen, net als die vroege christenen, zo ijverig? Ten eerste omdat het goede nieuws dat zij verkondigen van Jehovah God zelf afkomstig is. Zouden zij een betere reden voor hun ijver kunnen hebben? Hun prediking is een reactie op de woorden van de psalmist: „Zingt Jehovah toe, zegent zijn naam. Vertelt van dag tot dag het goede nieuws van de redding door hem.” — Psalm 96:2.

3. (a) Wat is een tweede reden waarom Jehovah’s Getuigen ijverig zijn? (b) Wat houdt „redding door [God]” in?

3 De woorden van de psalmist herinneren ons aan een tweede reden die Jehovah’s Getuigen hebben om ijverig te zijn. Hun boodschap is een boodschap van redding. Sommige mensen zetten zich in hun werk op bijvoorbeeld medisch, sociaal, economisch of op ander gebied in voor verbetering van het lot van medemensen, en zulke inspanningen zijn prijzenswaardig. Maar alles wat één mens voor een ander kan doen, is zeer beperkt in vergelijking met „redding door [God]”. Door bemiddeling van Jezus Christus zal Jehovah zachtmoedigen van zonde, ziekte en dood bevrijden. Degenen die er voordeel van trekken, zullen eeuwig leven! (Johannes 3:16, 36; Openbaring 21:3, 4) In deze tijd behoort redding tot de „wonderwerken” die christenen vertellen wanneer zij gehoor geven aan de woorden: „Maakt onder de natiën [Gods] heerlijkheid bekend, onder alle volken zijn wonderwerken. Want Jehovah is groot en zeer te loven. Hij is vrees inboezemend boven alle andere goden.” — Psalm 96:3, 4.

Het voorbeeld van de Meester

4-6. (a) Om welke derde reden zijn Jehovah’s Getuigen ijverig? (b) Hoe betoonde Jezus zich ijverig voor de prediking van het goede nieuws?

4 Jehovah’s Getuigen hebben een derde reden om ijverig te zijn. Zij volgen het voorbeeld van Jezus Christus (1 Petrus 2:21). Die volmaakte man aanvaardde van harte de toewijzing „om de zachtmoedigen goed nieuws te vertellen” (Jesaja 61:1; Lukas 4:17-21). Aldus werd hij een evangelieprediker, een bekendmaker van goed nieuws. Hij doorkruiste heel Galilea en Judea, ’terwijl hij het goede nieuws van het koninkrijk predikte’ (Mattheüs 4:23). En omdat hij wist dat velen gunstig op dat goede nieuws zouden reageren, zei hij tot zijn discipelen: „De oogst is groot, maar er zijn weinig werkers. Smeekt daarom de Meester van de oogst dat hij werkers in zijn oogst uitzendt.” — Mattheüs 9:37, 38.

5 In overeenstemming met zijn eigen gebed leidde Jezus anderen tot evangeliepredikers op. Mettertijd zond hij zijn apostelen er alleen op uit en gebood hun: „Predikt op uw tocht en zegt: ’Het koninkrijk der hemelen is nabij gekomen.’” Zou het praktischer voor hen zijn geweest programma’s op touw te zetten om de destijds bestaande sociale misstanden te verhelpen? Of hadden zij zich met politiek moeten inlaten om de strijd aan te binden tegen de toentertijd heersende corruptie? Nee. In plaats daarvan stelde Jezus de maatstaf voor alle christelijke evangeliepredikers vast toen hij zijn volgelingen gebood: „Predikt op uw tocht.” — Mattheüs 10:5-7.

6 Later zond Jezus nog een groep discipelen uit om aan te kondigen: „Het koninkrijk Gods is nabij . . . gekomen.” Toen zij terugkeerden om het succes van hun evangelisatiereis te berichten, was Jezus zeer verheugd. Hij bad: „Ik loof u in het openbaar, Vader, Heer van hemel en aarde, omdat gij deze dingen voor wijzen en intellectuelen zorgvuldig hebt verborgen en ze aan kleine kinderen hebt geopenbaard” (Lukas 10:1, 8, 9, 21). Jezus’ discipelen, voormalige hardwerkende vissers, boeren, enzovoort, waren als kleine kinderen vergeleken met de zeer ontwikkelde religieuze leiders van de natie. Maar de discipelen waren opgeleid om het allerbeste nieuws te verkondigen.

7. Tot wie predikten Jezus’ volgelingen na zijn hemelvaart het goede nieuws eerst?

7 Na Jezus’ hemelvaart bleven zijn volgelingen het goede nieuws van redding verbreiden (Handelingen 2:21, 38-40). Tot wie predikten zij eerst? Gingen zij naar de natiën die God niet kenden? Nee, hun eerste arbeidsveld was Israël, een volk dat Jehovah al meer dan 1500 jaar kende. Hadden zij het recht om in een land te prediken waar Jehovah reeds aanbeden werd? Ja. Jezus had hun bevolen: „Gij zult getuigen van mij zijn zowel in Jeruzalem als in geheel Judea en Samaria en tot de verst verwijderde streek der aarde” (Handelingen 1:8). Israël moest, net als elke andere natie het goede nieuws horen.

8. Hoe volgen Jehovah’s Getuigen in deze tijd de eerste-eeuwse volgelingen van Jezus na?

8 Insgelijks prediken Jehovah’s Getuigen thans over de hele aarde. Zij werken samen met de door Johannes geziene engel die „eeuwig goed nieuws [had], om dat als blijde tijdingen bekend te maken aan hen die op de aarde wonen, en aan elke natie en stam en taal en elk volk” (Openbaring 14:6). In het jaar 2001 waren zij actief in 235 landen en gebieden, met inbegrip van sommige die gewoonlijk als christelijk worden bezien. Is het verkeerd van Jehovah’s Getuigen op plaatsen te prediken waar de christenheid haar kerken reeds gevestigd heeft? Sommigen zeggen dat en beschouwen zo’n evangeliseren zelfs als „schaapjes stelen”. Maar Jehovah’s Getuigen herinneren zich de gevoelens die Jezus koesterde voor de nederige joden in zijn tijd. Hoewel zij reeds een priesterschap hadden, schroomde Jezus niet hun het goede nieuws te vertellen. Hij had „medelijden met hen, omdat zij gestroopt en heen en weer gedreven waren als schapen zonder herder” (Mattheüs 9:36). Wanneer Jehovah’s Getuigen nederige mensen vinden die niet op de hoogte zijn van Jehovah en zijn koninkrijk, dienen zij zulke mensen dan het goede nieuws te onthouden omdat de een of andere religie er aanspraak op maakt autoriteit over hen te hebben? In navolging van het voorbeeld van Jezus’ apostelen antwoorden wij ontkennend. Het goede nieuws moet zonder uitzondering „in alle natiën” gepredikt worden. — Markus 13:10.

Alle vroege christenen evangeliseerden

9. Wie in de eerste-eeuwse christelijke gemeente hadden een aandeel aan het predikingswerk?

9 Wie hadden in de eerste eeuw een aandeel aan het predikingswerk? De feiten tonen aan dat alle christenen evangeliepredikers waren. De auteur W. S. Williams merkt op: „Het algemene getuigenis is dat alle christenen in de vroege Kerk . . . het evangelie predikten.” Over gebeurtenissen op de pinksterdag in 33 G.T. zegt de bijbel: „Zij [mannen en vrouwen] werden allen met heilige geest vervuld en begonnen in verschillende talen te spreken, zoals de geest het hun gaf zich te uiten.” Mannen en vrouwen, jong en oud, slaaf en vrije werden evangeliepredikers (Handelingen 1:14; 2:1, 4, 17, 18; Joël 2:28, 29; Galaten 3:28). Toen veel christenen door vervolging gedwongen werden Jeruzalem te ontvluchten, ’gingen zij die verstrooid waren het land door en maakten het goede nieuws van het woord bekend’ (Handelingen 8:4). Allen „die verstrooid waren”, niet slechts enkelen die daartoe waren aangesteld, evangeliseerden.

10. Welke tweeledige opdracht werd vóór de vernietiging van het joodse samenstel volbracht?

10 Dit bleek gedurende al die vroege jaren het geval te zijn. Jezus profeteerde: „Dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt tot een getuigenis voor alle natiën, en dan zal het einde komen” (Mattheüs 24:14). In de eerste-eeuwse vervulling van deze woorden werd het goede nieuws inderdaad, voordat de Romeinse legers het joodse religieuze en politieke samenstel vernietigden, wijd en zijd gepredikt (Kolossenzen 1:23). Bovendien gehoorzaamden al Jezus’ volgelingen zijn gebod: „Gaat daarom en maakt discipelen van mensen uit alle natiën, hen dopende in de naam van de Vader en van de Zoon en van de heilige geest, en leert hun onderhouden alles wat ik u geboden heb” (Mattheüs 28:19, 20). De vroege christenen drukten zachtmoedigen niet op het hart in Jezus te geloven om hen vervolgens maar zelf hun weg te laten zoeken, zoals sommige hedendaagse predikers doen. In plaats daarvan leerden zij hun om discipelen van Jezus te worden, organiseerden hen in gemeenten en leidden hen op zodat zij op hun beurt het goede nieuws konden prediken en discipelen konden maken (Handelingen 14:21-23). Jehovah’s Getuigen in deze tijd volgen dat model.

11. Wie hebben in deze tijd een aandeel aan de aankondiging van het beste nieuws aan de mensheid?

11 Een aantal Getuigen van Jehovah zijn in navolging van de eerste-eeuwse voorbeelden van Paulus, Barnabas en anderen als zendelingen naar vreemde landen gegaan. Hun werk is werkelijk een zegen geweest, aangezien zij zich niet hebben ingelaten met politiek of zich op andere manieren hebben laten afleiden van de opdracht om het goede nieuws te prediken. Zij hebben gewoon het gebod van Jezus gehoorzaamd: „Predikt op uw tocht.” Maar de meeste Getuigen van Jehovah zijn geen zendelingen in vreemde landen. Velen voorzien in hun levensonderhoud door werelds werk te doen, anderen zitten nog op school en sommigen brengen kinderen groot. Maar alle Getuigen delen het goede nieuws dat zij hebben leren kennen met anderen. Jong en oud, man en vrouw, geven vreugdevol gehoor aan de bijbelse vermaning: „Predik het woord, houd u er als met een dringende zaak mee bezig, in gunstige tijd, in moeilijke tijd” (2 Timotheüs 4:2). Net als hun eerste-eeuwse voorlopers blijven zij ’zonder ophouden onderwijzen en het goede nieuws over de Christus, Jezus, bekendmaken’ (Handelingen 5:42). Zij kondigen het beste nieuws voor de mensheid aan.

Proselieten maken of evangeliseren?

12. Wat is proselitisme, en hoe is men het gaan bezien?

12 De Griekse taal kent het woord pro·seʹlu·tos, dat „bekeerling” betekent. Hiervan is het Nederlandse woord „proselitisme” afgeleid dat de grondbetekenis heeft van „bekeringsijver”. Tegenwoordig zeggen sommigen dat proselitisme schadelijk is. Een door de Wereldraad van Kerken uitgegeven document spreekt zelfs over „de zonde van proselitisme”. Waarom? Catholic World Report verklaart: „Door de voortdurende stroom van klachten van de Orthodoxe Kerk heeft ’proselitisme’ de betekenis van gedwongen bekering gekregen.”

13. Wat zijn enkele voorbeelden van schadelijk proselitisme?

13 Is proselitisme schadelijk? Ja, dat kan het zijn. Jezus zei dat het proselitisme van de schriftgeleerden en Farizeeën schadelijk was voor de bekeerlingen die zij maakten (Mattheüs 23:15). „Gedwongen bekering” is beslist verkeerd. Toen de Makkabeeër Johannes Hyrkanus bijvoorbeeld de Idumeeërs onderwierp „gaf hij hun”, volgens de geschiedschrijver Josephus, „toestemming in de streek te blijven wonen, op voorwaarde dat zij zichzelf besneden en bereid waren te leven volgens de wetten van de Joden”. Als de Idumeeërs onder joodse heerschappij wilden leven, dan zouden zij de joodse religie moeten beoefenen. Geschiedschrijvers vertellen ons dat Karel de Grote in de achtste eeuw de heidense Saksen van Noord-Europa overwon en op meedogenloze wijze dwong zich te bekeren. * Maar hoe oprecht waren de bekeringen van de Saksen of de Idumeeërs? Hoe echt was bijvoorbeeld de gehechtheid van de Idumese koning Herodes — die het kind Jezus wilde laten ombrengen — aan de door God geïnspireerde Wet van Mozes? — Mattheüs 2:1-18.

14. Hoe zetten sommige zendelingen van de christenheid mensen onder druk om zich te bekeren?

14 Vinden er in deze tijd gedwongen bekeringen plaats? In zekere zin gebeurt dat in enkele gevallen. Naar verluidt hebben bepaalde zendelingen van de christenheid buitenlandse studiebeurzen aan potentiële bekeerlingen aangeboden. Of men heeft een uitgehongerde vluchteling ertoe gebracht voor wat voedsel naar een preek te luisteren. Volgens een in 1992 door een congres van orthodoxe bisschoppen uitgegeven verklaring „vindt proselitisme soms plaats door middel van materiële verlokkingen en soms door verschillende vormen van geweld”.

15. Doen Jehovah’s Getuigen aan proselitisme in de hedendaagse betekenis van het woord? Leg dit uit.

15 Mensen onder druk zetten om van religie te veranderen, is verkeerd. Jehovah’s Getuigen handelen beslist niet op die wijze. * Bijgevolg maken zij geen proselieten in de hedendaagse betekenis van het woord. In plaats daarvan prediken zij, net als de eerste-eeuwse christenen, het goede nieuws tot iedereen. Allen die uit vrije wil gunstig reageren, worden uitgenodigd om door middel van een bijbelstudie meer kennis in zich op te nemen. Zulke geïnteresseerden leren om geloof te stellen in God en zijn voornemens, een geloof dat stevig op nauwkeurige bijbelkennis gebaseerd is. Dientengevolge roepen zij Gods naam, Jehovah, aan voor redding (Romeinen 10:13, 14, 17). Of zij het goede nieuws al dan niet aanvaarden, is een kwestie van persoonlijke keuze. Er wordt geen dwang uitgeoefend. Als dat wel het geval was, zou bekering zinloos zijn. Wil aanbidding aanvaardbaar zijn voor God, dan moet ze uit het hart komen. — Deuteronomium 6:4, 5; 10:12.

Evangeliseren in deze tijd

16. Hoe is het evangelisatiewerk van Jehovah’s Getuigen in deze tijd toegenomen?

16 In moderne tijden hebben Jehovah’s Getuigen het goede nieuws van het Koninkrijk als een grotere vervulling van Mattheüs 24:14 gepredikt. Een belangrijk instrument in hun evangelisatiewerk is het tijdschrift De Wachttoren geweest. * In 1879, toen de eerste uitgaven van De Wachttoren werden uitgegeven, had het tijdschrift een oplage van ongeveer 6000 exemplaren in één taal. In het jaar 2001, meer dan 122 jaar later, had de oplage de 23.042.000 exemplaren in 141 talen bereikt. Evenredig aan die toename is de groei van de evangelisatieactiviteit van Jehovah’s Getuigen geweest. Vergelijk de enkele duizenden uren per jaar die in de negentiende eeuw in het evangelisatiewerk werden doorgebracht met de 1.169.082.225 uur die in het jaar 2001 aan het predikingswerk werd besteed. Beschouw de 4.921.702 gratis bijbelstudies die gemiddeld elke maand werden geleid. Wat een enorme hoeveelheid voortreffelijk werk werd er verricht! En het werd door 6.117.666 actieve Koninkrijkspredikers tot stand gebracht.

17. (a) Wat voor valse goden worden er tegenwoordig aanbeden? (b) Wat moet iedereen weten, ongeacht zijn taal, nationaliteit of maatschappelijke positie?

17 De psalmist zegt: „Alle goden van de volken zijn goden die niets waard zijn; maar wat Jehovah betreft, hij heeft zelfs de hemel gemaakt” (Psalm 96:5). In de geseculariseerde wereld van vandaag zijn nationalisme, nationale emblemen, vooraanstaande personen, materiële dingen en zelfs rijkdom op zich tot voorwerpen van aanbidding gemaakt (Mattheüs 6:24; Efeziërs 5:5; Kolossenzen 3:5). Mohandas K. Gandhi zei eens: „Ik ben er vast van overtuigd dat . . . Europa thans slechts in naam christelijk is. Het aanbidt in wezen Mammon [rijkdom].” Het goede nieuws moet in feite overal gehoord worden. Iedereen, ongeacht zijn taal, nationaliteit of maatschappelijke positie, moet op de hoogte worden gebracht van Jehovah en zijn voornemens. Wij zouden graag willen dat allen gunstig zouden reageren op de woorden van de psalmist: „Schrijft aan Jehovah heerlijkheid en sterkte toe. Schrijft aan Jehovah de heerlijkheid toe die zijn naam toekomt”! (Psalm 96:7, 8) Jehovah’s Getuigen helpen anderen meer over Jehovah te weten te komen, zodat zij op passende wijze heerlijkheid aan hem kunnen toeschrijven. En voor degenen die er gehoor aan geven, werpt het veel voordelen af. In welke voordelen verheugen zij zich? Deze zullen in het volgende artikel besproken worden.

[Voetnoten]

^ ¶13 Volgens The Catholic Encyclopedia werd het gedwongen opleggen van een religie aan mensen tijdens de Reformatie onder woorden gebracht door het motto: Cuius regio, illius et religio. (In feite wil dit zeggen dat ’al wie een gebied bestuurt ook de godsdienst ervan bepaalt’.)

^ ¶15 Tijdens een op 16 november 2000 gehouden vergadering van de International Religious Freedom Commission in de Verenigde Staten maakte een deelnemer een onderscheid tussen degenen die gedwongen bekeerlingen trachten te maken en de activiteit van Jehovah’s Getuigen. Er werd opgemerkt dat wanneer Jehovah’s Getuigen tot anderen prediken zij dat doen op zo’n wijze dat iemand eenvoudig kan zeggen: „Ik heb geen belangstelling”, en dan de deur dicht kan doen.

^ ¶16 De volledige titel van het tijdschrift is De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk.

Kunt u dit uitleggen?

• Waarom zijn Jehovah’s Getuigen ijverige evangeliepredikers?

• Waarom prediken Jehovah’s Getuigen zelfs op plaatsen waar de christenheid kerken gevestigd heeft?

• Waarom doen Jehovah’s Getuigen niet aan proselitisme in de hedendaagse betekenis van het woord?

• Hoe is het evangelisatiewerk van Jehovah’s Getuigen in deze tijd gegroeid?

[Studievragen]

[Illustratie op blz. 9]

Jezus was een ijverige evangelieprediker en leidde anderen op om hetzelfde werk te doen

[Illustratie op blz. 10]

Allen in de eerste-eeuwse gemeente hadden een aandeel aan het evangelisatiewerk

[Illustratie op blz. 11]

Mensen dwingen van religie te veranderen is verkeerd