Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Hoe een zoon zijn vader hielp

Hoe een zoon zijn vader hielp

Hoe een zoon zijn vader hielp

JAMES, die in Engeland woont en begin dertig is, heeft een ernstige verstandelijke handicap en is licht autistisch. Toch bezoekt hij al jarenlang met zijn moeder en zus de vergaderingen van Jehovah’s Getuigen. Zijn vader toonde echter nooit veel belangstelling voor hun geloof. Op zekere avond, na een vergadering waarin werd gedemonstreerd hoe men iemand uit zijn kennissenkring voor de Gedachtenisviering ter herdenking van Christus’ dood kon uitnodigen, ging James haastig naar zijn kamer. Ongerust volgde zijn moeder hem en zag hoe hij verwoed oude uitgaven van de tijdschriften De Wachttoren en Ontwaakt! aan het doorzoeken was. Hij koos er een uit met een afbeelding van een uitnodiging voor de Gedachtenisviering op de achterpagina en holde naar zijn vader. Eerst wees hij naar de afbeelding en daarna naar zijn vader en zei toen: „U!” Zijn vader en moeder keken elkaar verbaasd aan toen ze beseften dat James zijn vader voor de Gedachtenisviering uitnodigde. Zijn vader zei dat hij misschien zou komen.

Op de avond van de Gedachtenisviering liep James naar de kleerkast van zijn vader, koos een pantalon uit, bracht die bij zijn vader en gebaarde dat hij hem moest aantrekken. Zijn vader antwoordde dat hij niet mee zou gaan naar de vergadering. Daarom vertrokken James en zijn moeder alleen naar de Koninkrijkszaal.

Enige tijd later werd James echter steeds onhandelbaarder wanneer zijn moeder hem voor het bezoek van gemeentevergaderingen probeerde klaar te maken en wilde hij liever thuis bij zijn vader blijven. Op een zondagmorgen weigerde James weer om mee te werken toen zijn moeder hem wilde helpen om zich voor de vergadering aan te kleden. Tot haar grote verbazing zei James’ vader toen tegen hem: „James, als ik vandaag naar de vergadering ga, ga je dan mee?” James’ gezicht klaarde op. Hij sloeg zijn armen om zijn vader heen en zei: „Ja!”, en met z’n drieën vertrokken ze naar de Koninkrijkszaal.

Vanaf die dag bleef James’ vader alle zondagsvergaderingen bijwonen en hij gaf al gauw te kennen dat als hij vorderingen wilde maken, hij ook de andere vergaderingen zou moeten bijwonen (Hebreeën 10:24, 25). Dit deed hij inderdaad, en twee maanden later begon hij geregeld de bijbel te bestuderen. Hij maakte snelle vorderingen door direct de noodzakelijke veranderingen in zijn leven aan te brengen, en het duurde niet lang of hij had een aandeel aan de Koninkrijksprediking. Een jaar nadat hij de bijbel was gaan bestuderen, droeg hij zijn leven aan Jehovah op en symboliseerde dit door de waterdoop. Op het ogenblik dient hij in zijn gemeente als dienaar in de bediening. Nu is het hele gezin verenigd in het dienen van Jehovah.