Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Jehovah verleent zijn volk luister met licht

Jehovah verleent zijn volk luister met licht

Jehovah verleent zijn volk luister met licht

„Sta op, o vrouw, verspreid licht, want uw licht is gekomen en de heerlijkheid van Jehovah zelf is over u gaan schijnen.” — JESAJA 60:1.

1, 2. (a) In welke toestand verkeert de mensheid? (b) Wie gaan er achter de duisternis van de mensheid schuil?

„HADDEN we maar een Jesaja of een Sint-Paulus!” Dat verzuchtte de Amerikaanse president Harry Truman in de jaren ’40. Waarom uitte hij die woorden? Omdat hij de behoefte voelde aan morele leiders van het hoogste kaliber voor de wereld van zijn tijd. De mensheid had pas de donkerste periode van de twintigste eeuw doorgemaakt, de Tweede Wereldoorlog. Maar de oorlog mocht dan voorbij zijn, vredig was het nog niet in de wereld. De duisternis was gebleven. En de wereld verkeert 57 jaar na het einde van die oorlog nog steeds in duisternis. Als president Truman nu nog zou leven, zou hij ongetwijfeld vinden dat er nog steeds behoefte is aan morele leiders van het kaliber van Jesaja of de apostel Paulus.

2 Of president Truman dat nu wist of niet, de apostel Paulus sprak over de duisternis waarin de mensheid verkeert, en hij waarschuwde er in zijn geschriften voor. Zo waarschuwde hij zijn medegelovigen: „Onze strijd is niet tegen bloed en vlees, maar tegen de regeringen, tegen de autoriteiten, tegen de wereldheersers van deze duisternis, tegen de goddeloze geestenkrachten in de hemelse gewesten” (Efeziërs 6:12). Met deze woorden toonde Paulus aan dat hij zich niet alleen bewust was van de geestelijke duisternis waarin de wereld gedompeld was, maar ook dat hij de ware bron kende — machtige demonische krachten die beschreven worden als „wereldheersers”. Wat valt er dan, gezien de machtige geesten die achter de duisternis van de wereld schuilgaan, voor louter mensen te doen om die duisternis te verdrijven?

3. Wat voorzei Jesaja, ondanks de duistere toestand waarin de mensheid verkeert, voor getrouwen?

3 Jesaja sprak eveneens over de duisternis waarin de mensheid verkeert (Jesaja 8:22; 59:9). Maar onder inspiratie voorzei hij, vooruitziend naar onze tijd, dat zelfs in deze donkere tijden Jehovah het vooruitzicht voor degenen die het licht liefhebben, rooskleuriger zou maken. Ja, al hebben we Paulus of Jesaja niet in levenden lijve bij ons, we beschikken wel over hun geïnspireerde geschriften om ons te leiden. Laten we, om te zien wat een zegen dat is voor degenen die Jehovah liefhebben, eens stilstaan bij de profetische woorden van Jesaja in het 60ste hoofdstuk van zijn boek.

Een profetische vrouw verspreidt licht

4, 5. (a) Wat beveelt Jehovah een vrouw te doen, en welke belofte doet hij? (b) Welke opwindende inlichtingen bevat Jesaja hoofdstuk 60?

4 De eerste woorden van Jesaja 60 worden gericht tot een vrouw die in zeer trieste omstandigheden verkeert — ze ligt in het donker, languit op de grond. Plotseling dringt er licht door de duisternis, en Jehovah roept uit: „Sta op, o vrouw, verspreid licht, want uw licht is gekomen en de heerlijkheid van Jehovah zelf is over u gaan schijnen” (Jesaja 60:1). De tijd voor de vrouw is gekomen om op te staan en Gods licht, zijn heerlijkheid, te weerspiegelen. Waarom? Het antwoord lezen we in het volgende vers: „Zie! niets dan duisternis zal de aarde bedekken, en dikke donkerheid de nationale groepen; maar over u zal Jehovah gaan schijnen, en over u zal zíjn heerlijkheid worden gezien” (Jesaja 60:2). Wanneer de vrouw Jehovah’s bevel opvolgt, krijgt ze de verzekering dat het resultaat schitterend zal zijn. Jehovah zegt: „Natiën zullen stellig tot uw licht gaan, en koningen tot de glans van uw schijnen.” — Jesaja 60:3.

5 De opwindende woorden in deze drie verzen geven bij wijze van inleiding de essentie weer van wat in de rest van Jesaja hoofdstuk 60 volgt. Daarin wordt de ervaring van een profetische vrouw voorzegd en uiteengezet hoe we ondanks de duisternis die op de mensheid is neergedaald, in Jehovah’s licht kunnen verblijven. Maar wat beelden de symbolen in deze drie inleidende verzen af?

6. Wie is de vrouw uit Jesaja hoofdstuk 60, en wie vertegenwoordigen haar op aarde?

6 De vrouw in Jesaja 60:1-3 is Sion, Jehovah’s hemelse organisatie van geestelijke schepselen. In deze tijd wordt Sion op aarde vertegenwoordigd door de overgeblevenen van „het Israël Gods”, de internationale gemeente van met de geest gezalfde christenen, die de hoop hebben met Christus in de hemel te regeren (Galaten 6:16). Deze geestelijke natie zal in totaal 144.000 leden tellen, en de hedendaagse vervulling van Jesaja hoofdstuk 60 draait om degenen van hen die in „de laatste dagen” nog op aarde leven (2 Timotheüs 3:1; Openbaring 14:1). De profetie vertelt ook veel over de metgezellen van deze gezalfde christenen, de „grote schare” „andere schapen”. — Openbaring 7:9; Johannes 10:16.

7. In welke toestand verkeerde Sion in 1918, en hoe was dit geprofeteerd?

7 Is er een tijd geweest dat „het Israël Gods” in duisternis verkeerde, zoals afgeschaduwd door die profetische vrouw? Ja, dit gebeurde meer dan tachtig jaar geleden. Tijdens de Eerste Wereldoorlog hadden de gezalfde christenen hun uiterste best gedaan om het getuigeniswerk gaande te houden. Maar in 1918, het laatste jaar van de oorlog, kwam de georganiseerde prediking vrijwel tot stilstand. Joseph F. Rutherford, die het opzicht over het wereldwijde predikingswerk had, en andere vooraanstaande christenen werden op valse beschuldigingen tot lange gevangenisstraffen veroordeeld. In het boek Openbaring werden de gezalfde christenen die destijds op aarde waren profetisch beschreven als lijken, liggend „op de brede straat van de grote stad die in geestelijke zin Sodom en Egypte wordt genoemd” (Openbaring 11:8). Dat was beslist een donkere tijd voor Sion, dat vertegenwoordigd werd door haar gezalfde kinderen op aarde!

8. Welke spectaculaire verandering voltrok zich in 1919, en wat was het resultaat?

8 Maar in 1919 kwam er een spectaculaire verandering in de situatie. Jehovah liet zijn licht over Sion schijnen! Overlevenden van het Israël Gods stonden op om Gods licht te weerkaatsen door onbevreesd opnieuw het goede nieuws te gaan verkondigen (Mattheüs 5:14-16). Dankzij de hernieuwde ijver van deze christenen werden anderen tot Jehovah’s licht getrokken. Aanvankelijk werden deze nieuwkomers gezalfd als toegevoegde leden van het Israël Gods. Ze worden in Jesaja 60:3 koningen genoemd, omdat ze mede-erfgenamen met Christus in Gods hemelse koninkrijk zullen zijn (Openbaring 20:6). Later begon een grote schare andere schapen tot Jehovah’s licht getrokken te worden. Zij zijn de „natiën” uit de profetie.

De kinderen van de vrouw komen thuis!

9, 10. (a) Welke opmerkelijke aanblik wachtte de vrouw nu, en wat werd hierdoor afgebeeld? (b) Welke reden tot vreugde heeft Sion gehad?

9 Nu gaat Jehovah de inlichtingen die in Jesaja 60:1-3 ruw geschetst zijn als het ware verder invullen. Hij geeft de vrouw nogmaals een bevel. Luister naar wat hij zegt: „Sla uw ogen rondom op en zie!” De vrouw doet dat en wat een hartverwarmende aanblik wacht haar nu! Haar kinderen komen thuis. De schriftplaats vervolgt: „Zij zijn allen bijeengebracht; zij zijn tot u gekomen. Van verre blijven uw eigen zonen komen, en uw dochters, die aan de zijde verzorgd zullen worden” (Jesaja 60:4). De wereldwijde Koninkrijksverkondiging die in 1919 begon, trok duizenden nieuwelingen tot Jehovah’s dienst. Ook dezen werden „zonen” en „dochters” van Sion, gezalfde leden van het Israël Gods. Aldus heeft Jehovah Sion luister verleend door de laatsten van de 144.000 tot het licht te brengen.

10 Kunt u zich Sions vreugde indenken nu ze haar kinderen bij zich heeft? Toch geeft Jehovah Sion nog meer redenen tot vreugde. We lezen: „In die tijd zult gij zien en stellig stralen, en uw hart zal werkelijk sidderen en zich verruimen, want tot u zal de rijkdom der zee zich wenden; zelfs het vermogen der natiën zal tot u komen” (Jesaja 60:5). In overeenstemming met deze profetische woorden zijn sinds de jaren ’30 grote menigten christenen die de hoop hebben voor eeuwig op aarde te leven naar Sion gestroomd. Ze zijn uit „de zee” van de van God vervreemde mensheid gekomen en vertegenwoordigen het vermogen der natiën. Ze zijn „de begeerlijke dingen van alle natiën” (Haggaï 2:7; Jesaja 57:20). Merk ook op dat deze „begeerlijke dingen” Jehovah niet elk op hun eigen manier gaan dienen. Nee, ze vergroten de luister van Sion door samen met hun gezalfde broeders te gaan aanbidden, zodat ze „één kudde” met hen worden onder „één herder”. — Johannes 10:16.

Kooplieden, herders en handelaars komen naar Sion

11, 12. Beschrijf de menigten die men in de richting van Sion ziet trekken.

11 Het resultaat van deze voorzegde bijeenvergadering is een bijzondere toename in het aantal lofprijzers van Jehovah. Dit wordt in de volgende woorden van de profetie voorzegd. Stel u eens voor dat u met de profetische vrouw op de berg Sion staat. U kijkt in oostelijke richting en wat ziet u? „De deinende massa van kamelen zal u overdekken, de jonge mannetjeskamelen van Midian en van Efa. Allen uit Scheba — zij zullen komen. Goud en geurige hars zullen zij aandragen. En de lofprijzingen van Jehovah zullen zij verkondigen” (Jesaja 60:6). Menigten kooplieden leiden hun kamelen langs de karavaanroutes naar Jeruzalem. Ja, de kamelen zijn als een vloed die het land overdekt! De handelaars hebben waardevolle geschenken bij zich, „goud en geurige hars”. En deze kooplieden komen naar Gods licht om hem in het openbaar te prijzen, ’de lofprijzingen van Jehovah te verkondigen’.

12 Kooplieden zijn niet de enigen die op weg zijn. Ook herders stromen naar Sion. De profetie vervolgt: „Al de kudden van Kedar — ze zullen tot u bijeengebracht worden. De rammen van Nebajoth — ze zullen u dienen” (Jesaja 60:7a). Er komen herdersstammen naar de heilige stad om het beste van hun kudde aan Jehovah aan te bieden. Ze bieden zelfs zichzelf aan om Sion te dienen! Hoe ontvangt Jehovah deze buitenlanders? God zelf antwoordt: „Met goedkeuring zullen ze op mijn altaar komen, en aan mijn eigen luisterrijk huis zal ik luister bijzetten” (Jesaja 60:7b). Jehovah aanvaardt de offers en de dienst van deze vreemdelingen goedgunstig. Hun aanwezigheid verleent luister aan zijn tempel.

13, 14. Wat ziet men uit het westen aankomen?

13 Draai uw hoofd nu eens om en speur de westelijke horizon af. Wat ziet u? In de verte scheert iets wat lijkt op een witte wolk over het zeeoppervlak. Jehovah stelt de vraag die u bezighoudt: „Wie zijn dezen die komen aanvliegen net als een wolk, en als duiven naar de gaten van hun til?” (Jesaja 60:8) Jehovah beantwoordt zijn eigen vraag: „Op mij zullen zelfs de eilanden blijven hopen, alsook de schepen van Tarsis zoals eerst, om uw zonen van verre te brengen, hun zilver en hun goud met hen, tot de naam van Jehovah, uw God, en tot de Heilige Israëls, want hij zal u luister hebben verleend.” — Jesaja 60:9.

14 Kunt u zich het tafereel voorstellen? Die witte wolk is dichterbij gekomen en lijkt nu een zwerm stippen ver naar het westen. Het lijkt een vlucht vogels die over de golven scheren. Maar als ze nog dichterbij komen, ziet u dat het schepen zijn met hun zeilen gehesen om de wind te vangen. Er zijn zo veel vaartuigen op weg naar Jeruzalem dat ze lijken op een vlucht duiven. Vanuit verre havens vaart de vloot op topsnelheid en voert gelovigen naar Jeruzalem om Jehovah te aanbidden.

Jehovah’s organisatie breidt zich uit

15. (a) Welke toename voorzeggen de woorden van Jesaja 60:4-9? (b) Welke geest leggen ware christenen aan de dag?

15 Wat schilderen de verzen 4 tot en met 9 een levendig profetisch beeld van de wereldwijde expansie die sinds 1919 heeft plaatsgevonden! Waarom heeft Jehovah Sion met zo’n toename gezegend? Omdat het Israël Gods sinds 1919 gehoorzaam en consequent Jehovah’s licht heeft verspreid. Maar is het u opgevallen dat volgens vers 7 de nieuwaangekomenen „op [Gods] altaar komen”? Op een altaar worden offers gebracht, en dit onderdeel van de profetie herinnert ons eraan dat bij Jehovah’s dienst offers zijn betrokken. De apostel Paulus schreef: „Ik [verzoek] u dringend . . . uw lichaam aan te bieden als een slachtoffer dat levend, heilig en God welgevallig is, een heilige dienst met uw denkvermogen” (Romeinen 12:1). In overeenstemming met Paulus’ woorden zijn ware christenen er niet tevreden mee slechts eens per week religieuze diensten bij te wonen. Ze wijden er hun tijd, energie en middelen aan om de zuivere aanbidding te bevorderen. Zet de aanwezigheid van zulke toegewijde aanbidders geen luister bij aan Jehovah’s huis? Jesaja’s profetie zei dat het zo zou gaan. En we kunnen er zeker van zijn dat zulke ijverige aanbidders op hun beurt prachtig zijn in Jehovah’s ogen.

16. Wie hebben in oude tijden hulp geboden bij het wederopbouwwerk, en wie hebben dat in deze tijd gedaan?

16 De nieuwaangekomenen willen werken. De profetie zegt verder: „Buitenlanders zullen werkelijk uw muren bouwen, en hun eigen koningen zullen u dienen” (Jesaja 60:10). In de eerste vervulling van deze woorden boden koningen en anderen uit de natiën in de dagen van de terugkeer uit de Babylonische ballingschap werkelijk hulp om de tempel en de stad Jeruzalem te herbouwen (Ezra 3:7; Nehemia 3:26). In de hedendaagse vervulling heeft de grote schare het gezalfde overblijfsel gesteund bij de opbouw van de ware aanbidding. Ze hebben geholpen bij het opbouwen van christelijke gemeenten en versterken zo de ’stadsmuren’ van Jehovah’s organisatie. Ze nemen ook deel aan letterlijke bouwwerkzaamheden — de bouw van Koninkrijkszalen, congreshallen en Bethelhuizen. Op al die manieren steunen ze hun gezalfde broeders bij het voorzien in de behoeften van Jehovah’s groeiende organisatie!

17. Wat is één manier waarop Jehovah zijn volk luister verleent?

17 Hoe aanmoedigend zijn de slotwoorden van Jesaja 60:10! Jehovah zegt: „In mijn verontwaardiging zal ik u hebben geslagen, maar in mijn goede wil zal ik u stellig barmhartig zijn.” Ja, destijds in 1918/1919 onderrichtte Jehovah zijn volk streng. Maar dat is verleden tijd. Nu is het de tijd dat Jehovah zijn barmhartigheid tot uitdrukking brengt jegens zijn gezalfde dienstknechten en hun metgezellen, de andere schapen. Het bewijs hiervoor is de buitengewone toename waarmee hij hen gezegend heeft, hen als het ware ’luister heeft verleend’.

18, 19. (a) Welke belofte doet Jehovah ten aanzien van nieuwelingen die in zijn organisatie komen? (b) Wat vertellen de overgebleven verzen van Jesaja 60 ons?

18 Elk jaar sluiten honderdduizenden „buitenlanders” zich bij Jehovah’s organisatie aan, en de weg zal openblijven voor velen meer die hen zullen volgen. Jehovah zegt tot Sion: „Uw poorten zullen werkelijk steeds opengehouden worden; ze zullen zelfs noch bij dag noch bij nacht gesloten worden, om tot u het vermogen der natiën te brengen, en hun koningen zullen de leiding nemen” (Jesaja 60:11). Sommige tegenstanders proberen die „poorten” te sluiten, maar wij weten dat ze daar niet in zullen slagen. Jehovah zelf heeft gezegd dat de poorten op de een of andere manier open zullen blijven. De toename zal voortduren.

19 Er zijn nog meer manieren waarop Jehovah zijn volk gezegend heeft en hun in deze laatste dagen luister heeft verleend. De overgebleven verzen van Jesaja 60 onthullen profetisch wat die manieren zijn.

Kunt u dit uitleggen?

• Wie is Gods „vrouw”, en door wie wordt ze op aarde vertegenwoordigd?

• Wanneer lagen de kinderen van Sion languit op de grond, en wanneer en hoe ’stonden ze op’?

• Hoe voorzei Jehovah met gebruikmaking van verschillende symbolen de hedendaagse toename in Koninkrijkspredikers?

• Op welke manieren heeft Jehovah zijn licht op zijn volk laten schijnen?

[Studievragen]

[Illustratie op blz. 10]

Jehovah’s „vrouw” krijgt het gebod op te staan

[Illustratie op blz. 12]

De vloot van schepen lijkt op duiven aan de horizon