Aangespoord door „de grote daden van God”
Aangespoord door „de grote daden van God”
„Wij horen hen in onze talen over de grote daden van God spreken.” — HANDELINGEN 2:11.
1, 2. Welk verbazingwekkend iets gebeurde er met Pinksteren 33 G.T. in Jeruzalem?
OP EEN late voorjaarsmorgen in het jaar 33 G.T. gebeurde er iets verbazingwekkends met een groep mannen en vrouwen, discipelen van Jezus Christus die in een particulier huis in Jeruzalem bijeenwaren. „Plotseling kwam er uit de hemel een gedruis als van een voortgestuwde, stevige bries, en het vervulde het gehele huis waarin zij zaten. En hun werden tongen als van vuur zichtbaar . . ., en zij werden allen met heilige geest vervuld en begonnen in verschillende talen te spreken.” — Handelingen 2:2-4, 15.
2 Er verzamelde zich een grote menigte voor het huis. Tot hen behoorden joden die uit het buitenland kwamen, „eerbiedige mannen” die naar Jeruzalem gekomen waren om het pinksterfeest te vieren. Ze waren verbaasd omdat elk van hen de discipelen in zijn moedertaal „over de grote daden van God” hoorde spreken. Hoe zou dat kunnen aangezien degenen die spraken allen Galileeërs waren? — Handelingen 2:5-8, 11.
3. Welke boodschap maakte de apostel Petrus met Pinksteren aan de menigte bekend?
3 Een van die Galileeërs was de apostel Petrus. Hij zette uiteen dat Jezus Christus enkele weken voordien door onrechtvaardige mannen vermoord was. Maar God had zijn Zoon uit de doden Handelingen 2:22-24, 32, 33, 38). Hoe reageerden deze toeschouwers derhalve op „de grote daden van God” die ze hoorden? En hoe kan dit verslag ons helpen onze eigen dienst voor Jehovah te beoordelen?
opgewekt. Daarna was Jezus aan velen van zijn discipelen verschenen, onder wie Petrus en anderen die nu aanwezig waren. Net tien dagen geleden was Jezus naar de hemel opgestegen. Hij was degene die de heilige geest op zijn discipelen had uitgestort. Had dit enige betekenis voor degenen die het pinksterfeest vierden? Ja, beslist. Jezus’ dood legde er het fundament voor dat ze, als ze geloof in hem oefenden, vergeving van hun zonden zouden verkrijgen en „als vrije gave de heilige geest” zouden ontvangen (Bewogen tot actie!
4. Welke profetie van Joël ging op de pinksterdag in 33 G.T. in vervulling?
4 Nadat de discipelen in Jeruzalem de heilige geest hadden ontvangen, begonnen ze onmiddellijk het goede nieuws van redding met anderen te delen, te beginnen met de menigte die zich op die morgen had verzameld. Hun prediking vormde de vervulling van een opmerkelijke profetie, die Joël, de zoon van Pethuël, acht eeuwen voordien had opgetekend: „Ik [zal] mijn geest . . . uitstorten op alle soorten van vlees, en uw zonen en uw dochters zullen stellig profeteren. Wat uw oude mannen betreft, dromen zullen zij dromen. Wat uw jonge mannen betreft, visioenen zullen zij zien. En zelfs op de dienstknechten en op de dienstmaagden zal ik in die dagen mijn geest uitstorten . . . vóór de komst van de grote en vrees inboezemende dag van Jehovah.” — Joël 1:1; 2:28, 29, 31; Handelingen 2:17, 18, 20.
5. In welke zin profeteerden eerste-eeuwse christenen? (Zie voetnoot.)
5 Betekende dit dat God een heel geslacht van profeten, zowel mannen als vrouwen, zou verwekken zoals David, Joël en Debora en zich van hen zou bedienen om toekomstige gebeurtenissen te voorzeggen? Nee. Christelijke ’zonen en dochters, dienstknechten en dienstmaagden’ zouden profeteren in de zin dat ze door Jehovah’s geest zouden worden aangedreven om „de grote daden” die Jehovah had verricht en nog zou verrichten, bekend te maken. Ze zouden dus als woordvoerder voor de Allerhoogste dienen. * Maar hoe reageerde de menigte? — Hebreeën 1:1, 2.
6. Waartoe werden velen uit de menigte bewogen toen ze Petrus’ toespraak hoorden?
6 Nadat de menigte Petrus’ uiteenzetting had gehoord, werden velen van hen tot actie bewogen. Ze ’aanvaardden zijn woord van harte’ en „werden gedoopt, en er werden op die dag ongeveer drieduizend zielen toegevoegd” (Handelingen 2:41). Als natuurlijke joden en joodse proselieten hadden ze reeds een fundamentele kennis van de Schrift. Die kennis, gepaard met geloof in wat ze van Petrus hadden vernomen, vormde de basis voor hen om zich „in de naam van de Vader en van de Zoon en van de heilige geest” te laten dopen (Mattheüs 28:19). Na hun doop „bleven [ze] zich toeleggen op het onderwijs van de apostelen”. Terzelfder tijd begonnen ze hun pasgevonden geloof met anderen te delen. Ja, „dag aan dag waren zij voortdurend eensgezind in de tempel aanwezig, . . . en zij loofden God en stonden bij het gehele volk in de gunst”. Als gevolg van deze getuigenisactiviteit „bleef Jehovah dagelijks degenen die gered werden, aan hen toevoegen” (Handelingen 2:42, 46, 47). In veel van de landen waar deze nieuwe gelovigen woonden, verrezen christelijke gemeenten. Ongetwijfeld was deze toename, tenminste gedeeltelijk, te danken aan hun ijverige krachtsinspanningen om het „goede nieuws” na hun terugkeer te prediken. — Kolossenzen 1:23.
Het Woord van God oefent kracht uit
7. (a) Wat trekt mensen van alle naties in deze tijd tot Jehovah’s organisatie? (b) Welk potentieel voor verdere toename ziet u in het wereldwijde veld en plaatselijk? (Zie voetnoot.)
7 Wat valt er te zeggen over degenen die in deze tijd graag dienstknechten van God willen worden? Ook zij moeten Gods Woord zorgvuldig bestuderen. Als ze dat doen, leren ze Jehovah kennen als een God die „barmhartig en goedgunstig, langzaam tot toorn en overvloedig in liefderijke goedheid en waarheid” is (Exodus 34:6; Handelingen 13:48). Ze raken op de hoogte van Jehovah’s liefdevolle voorziening van de losprijs door bemiddeling van Jezus Christus, wiens vergoten bloed hen van alle zonde kan reinigen (1 Johannes 1:7). Ze worden zich ook dankbaar bewust van Gods voornemen om ’een opstanding van zowel de rechtvaardigen als de onrechtvaardigen’ te bewerkstelligen (Handelingen 24:15). Liefde voor de Bron van deze „grote daden” welt op in hun hart, en ze worden ertoe bewogen deze kostbare waarheden te prediken. Vervolgens worden ze opgedragen, gedoopte dienstknechten van God en blijven „toenemen in de nauwkeurige kennis van God”. * — Kolossenzen 1:10b; 2 Korinthiërs 5:14.
8-10. (a) Hoe bewijst de ervaring van een christelijke vrouw dat Gods Woord ’kracht uitoefent’? (b) Wat heeft deze ervaring u geleerd omtrent Jehovah en zijn bemoeienissen met zijn dienstknechten? (Exodus 4:12)
8 De kennis die Gods dienstknechten uit hun bijbelstudie verwerven, is niet oppervlakkig. Zo’n kennis beroert hun hart, verandert hun denkwijze en wordt een deel van hen (Hebreeën 4:12). Zo werkte een vrouw, Camille genaamd, in de bejaardenzorg. Een van haar cliënten was Martha, een van Jehovah’s Getuigen. Aangezien Martha ernstig dement was, moest er constant op haar worden gelet. Ze moest eraan herinnerd worden haar voedsel te eten, ja het zelfs door te slikken. Maar zoals we zullen zien, stond één ding onuitwisbaar in Martha’s geest gegrift.
9 Op een dag zag Martha dat Camille huilde omdat ze gebukt ging onder enkele persoonlijke problemen. Martha sloeg haar armen om Camille heen en vroeg haar om de bijbel met haar te bestuderen. Maar zou iemand in Martha’s toestand een bijbelstudie kunnen leiden? Ja, dat kon ze! Hoewel Martha veel van haar geheugen was kwijtgeraakt, was ze haar verheven God niet vergeten; en ook was ze de kostbare waarheden die ze uit de bijbel had geleerd niet vergeten. Tijdens de studie vroeg Martha Camille elke paragraaf te lezen, de aangehaalde schriftplaatsen op te zoeken, de vraag onder aan de bladzijde te lezen en die vervolgens te beantwoorden. Dit ging enige tijd zo door en ondanks Martha’s beperkingen maakte Camille vorderingen in bijbelkennis. Martha besefte dat Camille omgang nodig had met anderen die erin geïnteresseerd waren God te dienen. Met dat in gedachten gaf ze haar student een jurk en een paar schoenen, zodat Camille haar eerste vergadering in de Koninkrijkszaal netjes gekleed zou bijwonen.
10 Camille was ontroerd door Martha’s liefdevolle belangstelling, voorbeeld en overtuiging. Ze kwam tot de slotsom dat wat Martha haar uit de bijbel probeerde te onderwijzen van uiterst groot belang was, aangezien Martha bijna alle dingen was vergeten behalve wat ze uit de Schrift had geleerd. Later, toen Camille naar een ander bejaardentehuis werd overgeplaatst, besefte ze dat ze nu tot actie
moest overgaan. Bij de eerste de beste gelegenheid stapte ze een Koninkrijkszaal binnen met de jurk en de schoenen aan die Martha haar had gegeven, en vroeg om een bijbelstudie. Camille maakte voortreffelijke vorderingen en werd gedoopt.Aangespoord om Jehovah’s maatstaven te weerspiegelen
11. Hoe kunnen we er, behalve door ijverig in de prediking te zijn, blijk van geven dat de Koninkrijksboodschap ons heeft aangespoord?
11 In deze tijd zijn er meer dan zes miljoen Getuigen van Jehovah die, net als Martha en nu ook Camille, het „goede nieuws van het koninkrijk” wereldwijd prediken (Mattheüs 24:14; 28:19, 20). Net als de eerste-eeuwse christenen zijn ze diepgeroerd door „de grote daden van God”. Ze beseffen dat ze het voorrecht hebben Jehovah’s naam te dragen en dat hij zijn geest op hen heeft uitgestort. Bijgevolg doen ze hun uiterste best om te „wandelen op een wijze die Jehovah waardig is, ten einde hem volledig te behagen” door zijn maatstaven in elk aspect van hun leven toe te passen. Dit houdt onder andere in dat ze Gods maatstaven inzake kleding en uiterlijke verzorging respecteren. — Kolossenzen 1:10a; Titus 2:10.
12. Welke specifieke raad over kleding en uiterlijke verzorging vinden we in 1 Timotheüs 2:9, 10 opgetekend?
12 Ja, Jehovah heeft maatstaven vastgesteld met betrekking tot onze persoonlijke verschijning. De apostel Paulus heeft in dit opzicht sommige van Gods vereisten aangegeven. „Ik [wens] dat de vrouwen zich in welverzorgde kleding sieren, met bescheidenheid en gezond verstand, niet met bijzondere haarvlechtingen en goud of parels of zeer kostbare kleding, maar zoals het vrouwen die belijden God te vereren, past, namelijk door middel van goede werken.” * Wat leren we uit deze woorden? — 1 Timotheüs 2:9, 10.
13. (a) Wat wordt er bedoeld met „welverzorgde kleding”? (b) Waarom kunnen we zeggen dat Jehovah’s maatstaven redelijk zijn?
13 Uit Paulus’ woorden blijkt dat christenen „zich in welverzorgde kleding [dienen te] sieren”. Ze mogen er niet slonzig, onverzorgd of verwaarloosd uitzien. Voor vrijwel iedereen, zelfs degenen die het niet breed hebben, is het mogelijk aan zulke redelijke maatstaven te voldoen door erop toe te zien dat hun kleding schoon, netjes en presentabel is. Zo lopen Getuigen in een Zuid-Amerikaans land elk jaar vele kilometers door het oerwoud en reizen vervolgens urenlang per kano teneinde hun districtscongres te bezoeken. Het is niet ongewoon dat iemand tijdens de reis in de rivier valt of zijn kleren aan een struik openhaalt. Dus wanneer de congresbezoekers aankomen in het gebied waar het congres gehouden wordt, zien ze er vaak wat verfomfaaid uit. Ze nemen derhalve de tijd om knopen aan te zetten, ritssluitingen te vernieuwen en de kleren die ze op het congres zullen dragen te wassen en te strijken. Ze hebben waardering voor hun uitnodiging om zich aan Jehovah’s tafel te voeden, en ze willen netjes gekleed gaan.
14. (a) Wat betekent het zich met „bescheidenheid en gezond verstand” te kleden? (b) Wat is erbij betrokken om ons te kleden ’als mensen die belijden God te vereren’?
14 Paulus gaf verder te kennen dat we ons met „bescheidenheid en gezond verstand” dienen te kleden. Dit betekent dat onze verschijning niet opzichtig, bizar, provocerend, onthullend of buitenissig dient te zijn. Bovendien dienen we ons te kleden op een wijze die weerspiegelt dat we ’God eren’. Dat geeft ons stof tot nadenken, nietwaar? Het is niet eenvoudig een kwestie van netjes gekleed gemeentevergaderingen te bezoeken en het op andere tijden niet zo nauw te nemen. Onze persoonlijke verschijning dient altijd een eerbiedige, eerbare houding te weerspiegelen omdat we 24 uur per dag christenen en bedienaren zijn. Het spreekt vanzelf dat onze werkkleding en schoolkleren passend zullen zijn voor de taken die we zullen verrichten. Toch dienen we ons bescheiden en met waardigheid te kleden. Als onze kleding altijd ons geloof in God weerspiegelt, zullen we ons nooit verplicht voelen ons ervan te weerhouden informeel getuigenis te geven omdat we ons schamen voor onze uiterlijke verschijning. — 1 Petrus 3:15.
’Heb de wereld niet lief’
15, 16. (a) Waarom is het belangrijk dat we het vermijden de wereld in kwesties betreffende kleding en uiterlijke verzorging na te bootsen? (1 Johannes 5:19) (b) Om welke praktische reden dienen we rages op het gebied van kleding en uiterlijke verzorging te vermijden?
15 De in 1 Johannes 2:15, 16 opgetekende raad verschaft ook leiding bij onze keuze op het gebied van kleding en uiterlijke verzorging. We lezen: „Hebt de wereld niet lief noch de dingen in de wereld. Indien iemand de wereld liefheeft, is de liefde van de Vader niet in hem; want alles wat in de wereld is — de begeerte van het vlees en de begeerte der ogen en het opzichtige geuren met de middelen voor levensonderhoud die men heeft — spruit niet voort uit de Vader, maar uit de wereld.”
16 Wat is die raad actueel! In een tijdperk waarin de druk van leeftijdgenoten nog nooit zo groot is geweest, moeten we ons wat kleding en uiterlijke verzorging betreft niet door de wereld laten leiden. Stijlen in kleding en uiterlijke verzorging zijn de laatste jaren achteruitgegaan. Zelfs de kledingregels van zakenmensen en mensen met een hogere opleiding verschaffen niet altijd een betrouwbare maatstaf voor wat passend is voor christenen. Dit is nog een reden waarom we ons altijd bewust dienen te zijn van de noodzaak ’niet langer naar dit samenstel van dingen gevormd te worden’ willen we volgens Gods maatstaven leven en aldus ’de leer van onze Redder, God, in alle dingen sieren’. —17. (a) Welke vragen zouden we kunnen beschouwen wanneer we kleren kopen of een kledingstijl uitkiezen? (b) Waarom dienen gezinshoofden aandacht te schenken aan de persoonlijke verschijning van gezinsleden?
17 Voordat u besluit een kledingstuk te kopen, is het verstandig u af te vragen: ’Waarom spreekt deze stijl me aan? Wordt hij vereenzelvigd met een of andere bekende artiest — iemand die ik bewonder? Is hij overgenomen door leden van een straatbende of door een groep die een onafhankelijke, opstandige geest bevordert?’ Ook dienen we het kledingstuk nauwgezet te bekijken. Als het een jurk of een rok is, hoe staat het dan met de lengte of de snit ervan? Is het kledingstuk bescheiden, netjes en waardig, of is het nauwsluitend, provocerend of slordig? Vraag u af: ’Zal ik door het dragen van dit kledingstuk aanleiding tot struikelen geven?’ (2 Korinthiërs 6:3, 4) Waarom dienen we ons daarom te bekommeren? Omdat de bijbel zegt: „Ook de Christus heeft zichzelf niet behaagd” (Romeinen 15:3). Christelijke gezinshoofden moeten aandacht schenken aan de uiterlijke verschijning van gezinsleden. Uit respect voor de glorierijke God die ze aanbidden, dienen gezinshoofden niet te aarzelen om, indien nodig, krachtige, liefdevolle raad te geven. — Jakobus 3:13.
18. Wat beweegt u ertoe om nauwgezet aandacht te schenken aan uw kleding en uiterlijke verzorging?
18 De boodschap die we brengen is afkomstig van Jehovah, die de belichaming is van waardigheid en heiligheid (Jesaja 6:3). De bijbel geeft ons de aansporing hem na te volgen „als geliefde kinderen” (Efeziërs 5:1). Onze kleding en uiterlijke verzorging kan hetzij een gunstig of een ongunstig licht werpen op onze hemelse Vader. We willen zijn hart beslist blij maken! — Spreuken 27:11.
19. Welke voordelen spruiten voort uit het bekendmaken van „de grote daden van God” aan anderen?
19 Hoe denkt u over „de grote daden van God” die u te weten bent gekomen? Wat zijn we toch bevoorrecht dat we de waarheid hebben leren kennen! Omdat we geloof oefenen in het vergoten bloed van Jezus Christus zijn onze zonden vergeven (Handelingen 2:38). Als gevolg daarvan hebben we vrijmoedigheid van spreken voor het aangezicht van God. We zijn niet bang voor de dood zoals degenen die geen hoop hebben. In plaats daarvan hebben we Jezus’ verzekering dat op een dag „allen die in de herinneringsgraven zijn, zijn stem zullen horen en te voorschijn zullen komen” (Johannes 5:28, 29). Jehovah is goedgunstig geweest want hij heeft al deze dingen aan ons geopenbaard. Bovendien heeft hij zijn geest op ons uitgestort. Dankbaarheid voor al deze goede gaven dient ons er derhalve toe te bewegen zijn verheven maatstaven te respecteren en hem met ijver te loven door deze „grote daden” aan anderen bekend te maken.
[Voetnoten]
^ ¶5 Toen Jehovah Mozes en Aäron aanstelde om ten behoeve van zijn volk tot Farao te spreken, zei hij tegen Mozes: „Ik heb u tot God voor Farao gemaakt, en Aäron, uw eigen broer, zal uw profeet worden” (Exodus 7:1). Aäron diende als een profeet, niet in de zin dat hij toekomstige gebeurtenissen voorzei, maar door Mozes’ woordvoerder of spreekbuis te worden.
^ ¶7 Van de grote menigte die aanwezig was op de jaarlijkse viering van het Avondmaal des Heren die op 28 maart 2002 werd gehouden, zijn er miljoenen die Jehovah nog niet actief dienen. Het is onze bede dat het hart van velen van deze geïnteresseerden er spoedig toe bewogen zal worden naar het voorrecht te streven verkondigers van het goede nieuws te zijn.
^ ¶12 Hoewel Paulus’ woorden tot christelijke vrouwen waren gericht, zijn dezelfde beginselen van toepassing op christelijke mannen en jonge mensen.
Wat zou u antwoorden?
• Over welke „grote daden” hoorden de mensen met Pinksteren 33 G.T., en hoe reageerden ze?
• Hoe wordt men een discipel van Jezus Christus, en wat houdt het discipelschap in?
• Waarom is het belangrijk dat we aandacht schenken aan onze kleding en uiterlijke verzorging?
• Welke factoren dienen in aanmerking genomen te worden wanneer we besluiten of een kledingstuk of stijl gepast is?
[Studievragen]
[Illustratie op blz. 15]
Petrus maakte bekend dat Jezus uit de doden was opgewekt
[Illustraties op blz. 17]
Werpt uw persoonlijke verschijning een gunstig licht op de God die u aanbidt?
[Illustraties op blz. 18]
Christelijke ouders moeten aandacht schenken aan de uiterlijke verschijning van gezinsleden