„Hij voert mij aan rustige wateren”
„Hij voert mij aan rustige wateren”
IN HET warme klimaat van de bijbelse landen moeten schapen elke dag drinken. Daarom is het een belangrijk onderdeel van het werk van een herder zijn kudde van water te voorzien. Soms geven herders hun kudde water uit een put, waarbij ze het water in troggen gieten zodat de schapen kunnen drinken (Genesis 29:1-3). Maar vooral in het regenseizoen bevinden zich rond stroompjes en rivieren vredige, „waterrijke rustplaatsen”. — Psalm 23:2.
Een goede herder moet weten waar hij zowel water als geschikte weidegrond voor zijn kudde kan vinden. Zijn grondige kennis van een gebied garandeert het overleven van zijn schapen. David, die jarenlang schapen heeft gehoed in de Judese heuvels, vergeleek Gods geestelijke leiding met die van een herder die zijn schapen naar goede weidegronden en naar levengevend water voert. „Hij voert mij aan rustige wateren”, zei David volgens één vertaling. — Psalm 23:1-3, Nieuwe Vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap.
Jaren later gebruikte Jehovah bij monde van zijn profeet Ezechiël een soortgelijke illustratie. Hij beloofde zijn volk bijeen te brengen uit de landen waarheen ze verstrooid waren, zoals een herder zijn schapen bijeenbrengt. „Ik wil hen . . . op hun grond brengen en hen weiden op de bergen van Israël, bij de stroombeddingen”, verzekerde hij hun. — Ezechiël 34:13.
Jehovah God stelt er ook zeer veel belang in geestelijk water te verschaffen. Het boek Openbaring beschrijft „een rivier van water des levens” die vanuit de troon van God stroomt (Openbaring 22:1). Alle mensen worden uitgenodigd van deze rivier te drinken. „Een ieder die wil, neme het water des levens om niet.” — Openbaring 22:17.
Dit symbolische water des levens beeldt Gods voorzieningen voor eeuwig leven af. Iedereen kan van dit water gaan drinken door ’kennis in zich op te nemen van de enige ware God en van degene die hij heeft uitgezonden, Jezus Christus’. — Johannes 17:3.