Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

’Bewaar een voortreffelijk gedrag onder de natiën’

’Bewaar een voortreffelijk gedrag onder de natiën’

’Bewaar een voortreffelijk gedrag onder de natiën’

„Eert alle soorten van mensen, hebt liefde voor de gehele gemeenschap van broeders.” — 1 PETRUS 2:17.

1, 2. (a) Welk commentaar gaf een verslaggever over Jehovah’s Getuigen? (b) Waarom streven Jehovah’s Getuigen ernaar zich aan hoge gedragsmaatstaven te houden?

EEN aantal jaren geleden bezocht een verslaggever in Amarillo (Texas) verschillende kerken in de streek en berichtte over zijn bevindingen. Eén groep mensen had indruk op hem gemaakt omdat ze anders waren. Hij zei: „Drie jaar lang bezocht ik de jaarlijkse congressen van Jehovah’s Getuigen in het Amarillo Civic Center. Terwijl ik mij onder hen bewoog, heb ik nooit meegemaakt dat iemand een sigaret opstak, een blikje bier opentrok of vloekte. Ze waren de schoonste, beleefdste, meest bescheiden geklede, goedaardigste groep mensen die ik ooit ontmoet heb.” Soortgelijke commentaren over Jehovah’s Getuigen zijn vaak gepubliceerd. Waarom zijn de Getuigen herhaaldelijk geprezen door mensen die hun geloof niet delen?

2 Gewoonlijk worden Gods dienstknechten vanwege hun goede gedrag geprezen. Hoewel de maatstaven in het algemeen achteruitgaan, bezien Jehovah’s Getuigen hoge gedragsmaatstaven als een verplichting, een onderdeel van hun aanbidding. Ze weten dat hun daden een bepaald licht op Jehovah en hun christelijke broeders en zusters werpen en dat hun goede gedrag een aanbeveling vormt voor de waarheid die ze prediken (Johannes 15:8; Titus 2:7, 8). Laten we daarom eens zien hoe we een goed gedrag kunnen bewaren en aldus de voortreffelijke reputatie van Jehovah en zijn Getuigen hoog kunnen blijven houden en hoe we hierdoor onszelf baat verschaffen.

Het christelijke gezin

3. Waartegen moeten christelijke gezinnen worden beschermd?

3 Beschouw eens ons gedrag in het gezin. Het boek Die Neuen Inquisitoren: Religionsfreiheit und Glaubensneid, door Gerhard Besier en Erwin K. Scheuch, zegt: „Voor [Jehovah’s Getuigen] is het gezin iets wat in het bijzonder beschermd moet worden.” Die verklaring is waar, en thans zijn er veel gevaren waartegen het gezin beschermd moet worden. Er zijn kinderen die „ongehoorzaam aan ouders” zijn en volwassenen die geen „natuurlijke genegenheid” of „zelfbeheersing” hebben (2 Timotheüs 3:2, 3). Gezinnen zijn plaatsen van echtelijk geweld, ouders mishandelen of verwaarlozen hun kinderen, en kinderen komen in opstand, raken verwikkeld in drugsgebruik en immoraliteit, of lopen van huis weg. Dit alles is het resultaat van de verwoestende uitwerking van ’de geest van de wereld’ (Efeziërs 2:1, 2). We moeten ons gezin tegen die geest beschermen. Hoe? Door acht te slaan op Jehovah’s raad en leiding voor gezinsleden.

4. Welke verantwoordelijkheden hebben christelijke gezinsleden tegenover elkaar?

4 Christelijke echtparen erkennen dat ze emotionele, geestelijke en lichamelijke verplichtingen tegenover elkaar hebben (1 Korinthiërs 7:3-5; Efeziërs 5:21-23; 1 Petrus 3:7). Christelijke ouders dragen met betrekking tot hun kinderen zware verantwoordelijkheden (Spreuken 22:6; 2 Korinthiërs 12:14; Efeziërs 6:4). En als kinderen in christelijke huisgezinnen ouder worden, leren ze dat ook zij verplichtingen hebben (Spreuken 1:8, 9; 23:22; Efeziërs 6:1; 1 Timotheüs 5:3, 4, 8). Het behartigen van gezinsverplichtingen vergt inspanning, betrokkenheid en een geest van liefde en zelfopoffering. Maar in de mate dat alle gezinsleden aan hun door God gegeven verplichtingen voldoen, in die mate zijn ze een zegen voor elkaar en voor de gemeente. Belangrijker nog, ze eren de Insteller van het gezin, Jehovah God. — Genesis 1:27, 28; Efeziërs 3:15.

De christelijke broederschap

5. Welke zegeningen oogsten we door omgang met medechristenen?

5 Als christenen hebben we ook verantwoordelijkheden tegenover medegelovigen in de gemeente en, uiteindelijk, tegenover degenen die „de gehele gemeenschap van . . . broeders in de wereld” vormen (1 Petrus 5:9). De band die we met de gemeente hebben, is uitermate belangrijk voor onze geestelijke gezondheid. Wanneer we met medechristenen omgaan, genieten we van hun versterkende omgang en voeden we ons ook met het geestelijke voedsel van „de getrouwe en beleidvolle slaaf” (Mattheüs 24:45-47). Als we problemen hebben, kunnen we naar onze broeders gaan voor gezonde raad die op schriftuurlijke beginselen gebaseerd is (Spreuken 17:17; Prediker 4:9; Jakobus 5:13-18). Wanneer we in nood verkeren, laten onze broeders en zusters ons niet in de steek. Wat een zegen is het deel uit te maken van Gods organisatie!

6. Hoe toonde Paulus aan dat we verantwoordelijkheden tegenover andere christenen hebben?

6 We zijn echter niet alleen in de gemeente om te ontvangen, maar ook om te geven. Jezus zei immers: „Het is gelukkiger te geven dan te ontvangen” (Handelingen 20:35). De apostel Paulus vestigde de aandacht op een edelmoedige geest toen hij schreef: „Laten wij zonder wankelen vasthouden aan de openbare bekendmaking van onze hoop, want hij die beloofd heeft, is getrouw. En laten wij op elkaar letten ten einde tot liefde en voortreffelijke werken aan te sporen, het onderling vergaderen niet nalatend, zoals voor sommigen gebruikelijk is, maar laten wij elkaar aanmoedigen, en dat te meer naarmate gij de dag ziet naderen.” — Hebreeën 10:23-25.

7, 8. Hoe geven we zowel in onze gemeente als jegens christenen in andere landen van een edelmoedige houding blijk?

7 In de gemeente doen we een „bekendmaking van onze hoop” wanneer we tijdens de vergadering commentaar geven of op andere manieren een aandeel aan het programma hebben. Door aldus een bijdrage te leveren, moedigen we onze broeders en zusters beslist aan. We moedigen hen ook aan door voor en na de vergadering met hen te praten. Dan kunnen we de zwakken sterken, de terneergeslagenen troosten en de zieken bemoedigen (1 Thessalonicenzen 5:14). Ware christenen zijn gul met dat soort geven, en om die reden zijn zo velen die onze vergaderingen voor het eerst bezoeken onder de indruk van de liefde die ze onder ons bespeuren. — Psalm 37:21; Johannes 15:12; 1 Korinthiërs 14:25.

8 Toch is onze liefde niet tot onze eigen gemeente beperkt. Ze omvat de gehele gemeenschap van onze broeders wereldwijd. Daarom staat er bijvoorbeeld in elke Koninkrijkszaal een bijdragenbus voor het Koninkrijkszalenfonds. Onze eigen Koninkrijkszaal verkeert misschien in prima staat, maar we weten dat duizenden medechristenen in andere landen geen geschikte plaats hebben om te vergaderen. Wanneer we bijdragen schenken aan het Koninkrijkszalenfonds tonen we onze liefde voor zulke personen ook al kennen we hen niet persoonlijk.

9. Om welke fundamentele reden hebben Jehovah’s Getuigen elkaar lief?

9 Waarom hebben Jehovah’s Getuigen elkaar lief? Welnu, Jezus heeft hun dit opgedragen (Johannes 15:17). En de liefde die ze voor elkaar hebben, toont dat Gods geest ten aanzien van hen als afzonderlijke personen en als groep werkzaam is. Liefde is een onderdeel van „de vrucht van de geest” (Galaten 5:22, 23). Wanneer Jehovah’s Getuigen de bijbel bestuderen, christelijke vergaderingen bezoeken en voortdurend tot God bidden, wordt liefde normaal voor hen in weerwil van het feit dat ze in een wereld leven waar ’de liefde van de meesten verkoeld is’. — Mattheüs 24:12.

Omgaan met de wereld om ons heen

10. Welke verantwoordelijkheid hebben we tegenover de wereld om ons heen?

10 Paulus’ vermelding van „de openbare bekendmaking van onze hoop” herinnert ons aan nog een verantwoordelijkheid. Deze openbare bekendmaking omvat de prediking van het goede nieuws tot degenen die nog geen broeders en zusters van ons zijn (Mattheüs 24:14; 28:19, 20; Romeinen 10:9, 10, 13-15). Die prediking is nog een daad van geven. Het vergt tijd, energie, voorbereiding, opleiding en het gebruik van persoonlijke middelen om eraan deel te nemen. Toch schreef Paulus ook: „Zowel bij Grieken als bij barbaren, zowel bij wijzen als bij onverstandigen sta ik in de schuld; vandaar dat ik popel van verlangen om ook aan u, die in Rome zijt, het goede nieuws bekend te maken” (Romeinen 1:14, 15). Mogen we net als Paulus niet karig zijn in het afbetalen van deze „schuld”.

11. Welke twee schriftuurlijke beginselen beheersen onze verhouding tot de wereld, maar wat erkennen we desondanks?

11 Hebben we andere verantwoordelijkheden tegenover degenen die geen medegelovigen zijn? Beslist. We erkennen natuurlijk dat ’de gehele wereld in de macht van de goddeloze ligt’ (1 Johannes 5:19). We weten dat Jezus over zijn discipelen zei: „Zij zijn geen deel van de wereld, evenals ik geen deel van de wereld ben.” Toch wonen we in de wereld, verdienen er de kost en ontvangen er bepaalde diensten van (Johannes 17:11, 15, 16). Dus hebben we verplichtingen tegenover de wereld om ons heen. Waaruit bestaan die? De apostel Petrus beantwoordde die vraag. Kort voor de verwoesting van Jeruzalem schreef hij een brief aan christenen in Klein-Azië, en een passage in die brief helpt ons in een evenwichtige verhouding tot de wereld te staan.

12. In welk opzicht zijn christenen „vreemdelingen en tijdelijke inwoners”, en waar moeten ze zich als zodanig van onthouden?

12 Om te beginnen zei Petrus: „Geliefden, ik vermaan u als vreemdelingen en tijdelijke inwoners, u te blijven onthouden van vleselijke begeerten, daar die het juist zijn die strijd voeren tegen de ziel” (1 Petrus 2:11). Ware christenen zijn, in geestelijke zin, „vreemdelingen en tijdelijke inwoners” doordat de hoop op eeuwig leven — voor met de geest gezalfde personen in de hemel en voor de „andere schapen” in een toekomstig aards paradijs — centraal staat in hun leven (Johannes 10:16; Filippenzen 3:20, 21; Hebreeën 11:13; Openbaring 7:9, 14-17). Maar wat zijn vleselijke begeerten? Daartoe behoren dingen als het verlangen om rijk te zijn, het verlangen naar aanzien, immorele seksuele begeerten en begeerten die als „afgunst” en „hebzucht” worden aangeduid. — Kolossenzen 3:5; 1 Timotheüs 6:4, 9; 1 Johannes 2:15, 16.

13. Hoe ’voeren vleselijke begeerten strijd tegen onze ziel’?

13 Zulke begeerten ’voeren werkelijk strijd tegen onze ziel’. Ze tasten onze verhouding tot God aan en brengen aldus onze christelijke hoop (onze „ziel”, of ons leven) in gevaar. Hoe kunnen we, als we bijvoorbeeld belangstelling voor immorele dingen aankweken, onszelf aanbieden als „een slachtoffer dat levend, heilig en God welgevallig is”? Hoe ’zoeken we eerst het koninkrijk’ als we in de strik van het materialisme terechtkomen? (Romeinen 12:1, 2; Mattheüs 6:33; 1 Timotheüs 6:17-19) Het is beter Mozes’ voorbeeld te volgen, ons van de verlokkingen van de wereld af te keren en Jehovah’s dienst de eerste plaats in ons leven toe te kennen (Mattheüs 6:19, 20; Hebreeën 11:24-26). Dat vormt een belangrijke sleutel om een evenwichtige verhouding tot de wereld te bereiken.

’Bewaar een voortreffelijk gedrag’

14. Waarom streven we er als christenen naar een voortreffelijk gedrag te bewaren?

14 Nog een uitermate belangrijke richtlijn is te vinden in Petrus’ volgende woorden: „Bewaart een voortreffelijk gedrag onder de natiën, opdat zij in datgene waarin zij ten nadele van u spreken als over boosdoeners, ten gevolge van uw voortreffelijke werken, waarvan zij ooggetuigen zijn, God mogen verheerlijken op zijn inspectiedag” (1 Petrus 2:12). Als christenen streven we ernaar voorbeeldig te zijn. Op school doen we ons best. Op ons werk zijn we ijverig en eerlijk — zelfs als onze werkgever onredelijk lijkt. In een verdeeld gezin doet de gelovige echtgenoot of echtgenote er speciaal moeite voor zich aan bijbelse beginselen te houden. Het is niet altijd gemakkelijk, maar we weten dat ons voorbeeldige gedrag Jehovah behaagt en vaak een goede uitwerking op niet-Getuigen heeft. — 1 Petrus 2:18-20; 3:1.

15. Hoe weten we dat de hoge gedragsnorm van Jehovah’s Getuigen algemeen wordt erkend?

15 Dat de meeste Getuigen van Jehovah erin slagen aan voorbeeldige maatstaven vast te houden, blijkt uit commentaren die in de loop der jaren over hen gepubliceerd zijn. Zo berichtte Il Tempo, een krant die in Italië verschijnt: „Mensen die Jehovah’s Getuigen als collega’s hebben, beschrijven hen als eerlijke werkers, die zo van hun geloof overtuigd zijn dat ze erdoor geobsedeerd kunnen lijken; niettemin dwingt hun morele rechtschapenheid respect af.” De Herald (Buenos Aires, Argentinië) zei: „Jehovah’s Getuigen hebben in de loop der jaren bewezen hardwerkende, sober levende, zuinige en godvrezende burgers te zijn.” De Russische geleerde Sergej Ivanenko verklaarde: „Jehovah’s Getuigen staan wereldwijd bekend als mensen die zich onberispelijk aan de wet houden en vooral om hun gewetensvolle instelling tegenover het betalen van belastingen.” De manager van een door Jehovah’s Getuigen voor hun congres gebruikte faciliteit in Zimbabwe zei: „Ik zie sommige Getuigen papier oprapen en toiletten reinigen. Het circus- en tentoonstellingsterrein wordt schoner dan voordien achtergelaten. Uw tieners zijn beginselvast. Ik zou wensen dat de hele wereld vol Getuigen van Jehovah was.”

Christelijke onderworpenheid

16. Hoe staan we tegenover wereldlijke autoriteiten, en waarom?

16 Petrus spreekt ook over de wijze waarop we tegenover wereldlijke autoriteiten staan. Hij zegt: „Onderwerpt u ter wille van de Heer aan iedere menselijke schepping: hetzij aan een koning, als degene die superieur is, of aan stadhouders, als degenen die door hem gezonden zijn om boosdoeners straf toe te dienen maar hen die het goede doen te loven. Want dit is de wil van God, dat gij door het goede te doen de onwetende praat van de onredelijke mensen doet verstommen” (1 Petrus 2:13-15). We waarderen de voordelen die we van ordelijk bestuur ontvangen en daar we ons door Petrus’ woorden laten leiden, gehoorzamen we de door hen uitgevaardigde wetten en betalen onze belastingen. Hoewel we het door God gegeven recht van regeringen erkennen om wetsovertreders te straffen, is de voornaamste reden waarom we ons aan wereldlijke autoriteit onderwerpen „ter wille van de Heer”. Het is Gods wil. Bovendien willen we geen smaad brengen op Jehovah’s naam doordat we wegens kwaaddoen worden gestraft. — Romeinen 13:1, 4-7; Titus 3:1; 1 Petrus 3:17.

17. Welk vertrouwen kunnen we hebben wanneer „onredelijke mensen” ons tegenstaan?

17 Helaas vervolgen sommige „onredelijke mensen” die met autoriteit zijn bekleed ons of staan ons op andere manieren tegen — bijvoorbeeld door lastercampagnes tegen ons op touw te zetten. Toch worden hun leugens op Jehovah’s bestemde tijd altijd aan de kaak gesteld en wordt aan hun „onwetende praat” op doeltreffende wijze een eind gemaakt. Ons bericht van christelijk gedrag spreekt voor zich. Daarom prijzen eerlijke regeringsfunctionarissen ons vaak als personen die het goede doen. — Romeinen 13:3; Titus 2:7, 8.

Slaven van God

18. Op welke manieren kunnen we het als christenen vermijden onze vrijheid te misbruiken?

18 Petrus waarschuwt nu: „Weest als vrije mensen, en gebruikt toch uw vrijheid niet als een dekmantel voor slechtheid, maar als slaven van God” (1 Petrus 2:16; Galaten 5:13). In deze tijd bevrijdt onze kennis van de bijbelse waarheid ons van vals-religieuze leringen (Johannes 8:32). Bovendien hebben we een vrije wil en we kunnen keuzes maken. Toch misbruiken we onze vrijheid niet. Wanneer we keuzes maken inzake omgang, kleding, uiterlijke verzorging en amusement — zelfs met betrekking tot eten en drinken — brengen we ons te binnen dat ware christenen slaven van God zijn en niet zichzelf behagen. We verkiezen het Jehovah te dienen in plaats van slaven van onze eigen vleselijke begeerten of de trends en rages van de wereld te zijn. — Galaten 5:24; 2 Timotheüs 2:22; Titus 2:11, 12.

19-21. (a) Hoe bezien we mensen die wereldlijke autoriteit uitoefenen? (b) Hoe hebben sommigen „liefde voor de gehele gemeenschap van broeders” getoond? (c) Wat is onze belangrijkste verantwoordelijkheid?

19 Petrus vervolgt: „Eert alle soorten van mensen, hebt liefde voor de gehele gemeenschap van broeders, vreest God, eert de koning” (1 Petrus 2:17). Aangezien Jehovah God mensen verschillende posities van autoriteit laat bekleden, betonen we deze mensen gepaste eer. We bidden zelfs betreffende hen, opdat het ons mag worden toegestaan onze bediening in vrede en met godvruchtige toewijding te volbrengen (1 Timotheüs 2:1-4). Maar terzelfder tijd ’hebben we liefde voor de gehele gemeenschap van broeders’. We hebben altijd het welzijn, niet het nadeel van onze christelijke broeders en zusters op het oog.

20 Toen bijvoorbeeld een Afrikaans land door etnisch geweld werd verscheurd, viel het christelijke gedrag van Jehovah’s Getuigen op. De krant Reformierte Presse, die in Zwitserland wordt uitgegeven, berichtte: „In 1995 kon African Rights [een mensenrechtenorganisatie] . . . bewijzen dat alle kerken [aan het conflict] hadden deelgenomen, behalve Jehovah’s Getuigen.” Toen het nieuws over de tragische gebeurtenissen de buitenwereld bereikte, zonden Jehovah’s Getuigen in Europa snel voedsel en medische hulp naar hun broeders en zusters en anderen in dat geteisterde land (Galaten 6:10). Ze sloegen acht op de woorden van Spreuken 3:27: „Onthoud het goede niet aan degenen die het toekomt, wanneer het in de macht van uw hand ligt het te doen.”

21 Maar er is een belangrijkere verantwoordelijkheid dan de eer die we aan enige wereldlijke autoriteit verschuldigd zijn, en zelfs dan de liefde die we aan onze broeders en zusters verschuldigd zijn. Welke is dat dan? Petrus zei: „Vreest God.” We zijn Jehovah veel meer verschuldigd dan we enig mens verschuldigd zijn. Hoe dat zo? En hoe kunnen we onze verplichtingen tegenover God in evenwicht brengen met wat we aan wereldlijke autoriteiten verschuldigd zijn? Deze vragen zullen in het volgende artikel beantwoord worden.

Kunt u zich dit herinneren?

• Welke verantwoordelijkheden hebben christenen in het gezin?

• Hoe kunnen we van een edelmoedige houding in de gemeente blijk geven?

• Welke verantwoordelijkheden hebben we tegenover de wereld?

• Wat zijn enkele voordelen die het met zich brengt wanneer we aan een hoge gedragsnorm vasthouden?

[Studievragen]

[Illustratie op blz. 9]

Hoe kan het christelijke gezin een bron van grote vreugde zijn?

[Illustraties op blz. 10]

Waarom hebben Jehovah’s Getuigen elkaar lief?

[Illustraties op blz. 10]

Kunnen we liefde voor onze broeders en zusters tonen, ook al kennen we hen niet persoonlijk?