Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Wat betekent het Avondmaal des Heren voor u?

Wat betekent het Avondmaal des Heren voor u?

Wat betekent het Avondmaal des Heren voor u?

„Al wie . . . op onwaardige wijze het brood eet of de beker des Heren drinkt, zal schuldig zijn met betrekking tot het lichaam en het bloed des Heren.” — 1 KORINTHIËRS 11:27.

1. Wat is de belangrijkste voor het jaar 2003 geplande gebeurtenis, en wat is de oorsprong ervan?

DE BELANGRIJKSTE voor het jaar 2003 geplande gebeurtenis zal op 16 april na zonsondergang plaatsvinden. Jehovah’s Getuigen zullen dan bijeenkomen om de Gedachtenisviering van Jezus Christus’ dood te houden. Zoals in het voorgaande artikel is getoond, stelde Jezus deze viering, ook het Avondmaal des Heren genoemd, in nadat hij en zijn apostelen op 14 Nisan 33 G.T. het Pascha hadden gevierd. De Gedachtenissymbolen, het ongezuurde brood en de rode wijn, symboliseren Christus’ zondeloze lichaam en zijn vergoten bloed — het enige slachtoffer dat de mensheid van de overgeërfde zonde en de dood kan verlossen. — Romeinen 5:12; 6:23.

2. Welke waarschuwing staat in 1 Korinthiërs 11:27?

2 Degenen die van de Gedachtenissymbolen gebruiken, moeten dit waardig doen. De apostel Paulus maakte dat duidelijk in zijn brief aan christenen in het oude Korinthe, waar het Avondmaal des Heren niet op gepaste wijze werd gevierd (1 Korinthiërs 11:20-22). Paulus schreef: „Al wie . . . op onwaardige wijze het brood eet of de beker des Heren drinkt, zal schuldig zijn met betrekking tot het lichaam en het bloed des Heren” (1 Korinthiërs 11:27). Wat betekenen die woorden?

Sommigen namen er op onwaardige wijze aan deel

3. Hoe gedroegen veel Korinthische christenen zich op de vieringen van het Avondmaal des Heren?

3 Veel Korinthische christenen namen op onwaardige wijze deel aan de Gedachtenisviering. Er was verdeeldheid onder hen, en op z’n minst namen sommigen een tijdlang hun avondmaaltijd mee en aten die voor of tijdens de samenkomst, waarbij ze vaak overmatig aten en dronken. Ze waren noch in mentaal noch in geestelijk opzicht wakker. Dit maakte hen „schuldig . . . met betrekking tot het lichaam en het bloed des Heren”. Degenen die geen avondmaaltijd hadden meegenomen, waren hongerig en werden afgeleid. Ja, velen gebruikten zonder respect van de symbolen en zonder volledig besef van de ernst van de aangelegenheid. Geen wonder dat ze zich een oordeel op de hals haalden! — 1 Korinthiërs 11:27-34.

4, 5. Waarom is zelfonderzoek uitermate belangrijk voor degenen die gewoonlijk van de Gedachtenissymbolen gebruiken?

4 Ieder jaar als de Gedachtenisviering nadert is zelfonderzoek uitermate belangrijk voor degenen die gewoonlijk van de symbolen gebruiken. Om op gepaste wijze aan dit gemeenschapsmaal deel te nemen, moeten ze zich in een gezonde geestelijke toestand bevinden. Iedereen die van minachting of zelfs van verachting voor Jezus’ slachtoffer blijk geeft, zou gevaar lopen ’van Gods volk afgesneden te worden’, net als dat gebeurde met een Israëliet die in een onreine toestand aan een gemeenschapsmaal deelnam. — Leviticus 7:20; Hebreeën 10:28-31.

5 Paulus vergeleek de Gedachtenisviering met een gemeenschapsmaal in het oude Israël. Hij sprak over degenen die gemeenschappelijk deel hebben aan Christus en zei vervolgens: „Gij kunt niet de beker van Jehovah en de beker van de demonen drinken; gij kunt niet aan ’de tafel van Jehovah’ en aan de tafel van de demonen deel hebben” (1 Korinthiërs 10:16-21). Als iemand die gewoonlijk van de Gedachtenissymbolen gebruikt een ernstige zonde begaat, dient hij dit aan Jehovah te belijden en ook de geestelijke hulp van de oudere mannen van de gemeente in te roepen (Spreuken 28:13; Jakobus 5:13-16). Als hij werkelijk berouw heeft en vruchten voortbrengt die bij berouw passen, zal hij niet op onwaardige wijze deelnemen. — Lukas 3:8.

Aanwezig als eerbiedige toeschouwers

6. Aan wie heeft God het voorrecht voorbehouden deel te nemen aan het Avondmaal des Heren?

6 Dienen degenen die nu goeddoen aan het overblijfsel van de 144.000 broeders van Christus deel te nemen aan het Avondmaal des Heren? (Mattheüs 25:31-40; Openbaring 14:1) Nee. God heeft dat voorrecht voorbehouden aan personen die hij met heilige geest heeft gezalfd om „medeërfgenamen met Christus” te zijn (Romeinen 8:14-18; 1 Johannes 2:20). Welke positie nemen degenen dan in die eeuwig in een wereldomvattend paradijs onder de Koninkrijksheerschappij hopen te leven? (Lukas 23:43; Openbaring 21:3, 4) Aangezien zij niet Jezus’ mede-erfgenamen met een hemelse hoop zijn, wonen ze de Gedachtenisviering als eerbiedige toeschouwers bij. — Romeinen 6:3-5.

7. Waarom wisten eerste-eeuwse christenen dat ze van de Gedachtenissymbolen gebruik dienden te maken?

7 Ware christenen in de eerste eeuw waren met heilige geest gezalfd. Velen van hen waren in staat een of meer van de wonderbare gaven van de geest, zoals het spreken in talen, aan te wenden. Derhalve zou het voor zulke personen niet moeilijk zijn om te weten dat ze met de geest gezalfd waren en van de Gedachtenissymbolen gebruik dienden te maken. Maar in onze tijd kan dit worden bepaald op basis van geïnspireerde woorden zoals de volgende: „Allen die door Gods geest worden geleid, zijn Gods zonen. Want gij hebt geen geest van slavernij ontvangen, die wederom vrees veroorzaakt, maar gij hebt een geest van aanneming als zonen ontvangen, door welke geest wij uitroepen: ’Abba, Vader!’” — Romeinen 8:14, 15.

8. Wie worden afgebeeld door „de tarwe” en „het onkruid” in Mattheüs hoofdstuk 13?

8 In de loop der eeuwen zijn ware gezalfden als „tarwe” op een veld van „onkruid”, of valse christenen, opgegroeid (Mattheüs 13:24-30, 36-43). Vanaf de jaren zeventig van de negentiende eeuw openbaarde de „tarwe” zich steeds meer en heel wat jaren later werd tot gezalfde opzieners gezegd: „De ouderlingen . . . dienen aan degenen die bijeenkomen [voor de Gedachtenisviering] de volgende voorwaarden te stellen, — (1) geloof in het bloed [van Christus]; en (2) wijding [opdracht] aan de Heer en zijn dienst, zelfs tot de dood. Vervolgens dienen zij allen die aldus gezind en aldus gewijd [opgedragen] zijn uit te nodigen aan de viering van de dood van de Heer deel te nemen.” — Studies in the Scriptures, Deel VI, The New Creation, blz. 473. *

Naar „andere schapen” zoeken

9. Hoe werd de identiteit van de „grote schare” in 1935 verduidelijkt, en welke uitwerking had dit op sommigen die van de Gedachtenissymbolen hadden gebruikt?

9 Mettertijd begon Jehovah’s organisatie aandacht te schenken aan anderen dan Christus’ gezalfde volgelingen. Een opmerkelijke ontwikkeling in deze aangelegenheid vond plaats in het midden van de jaren dertig van de twintigste eeuw. Vóór die tijd bezagen Gods dienstknechten de „grote schare” uit Openbaring 7:9 als een tweederangs geestelijke klasse die met de 144.000 uit de dood opgewekte gezalfden in de hemel verenigd zou worden — als bruidsmeisjes of metgezellen van de bruid van Christus (Psalm 45:14, 15; Openbaring 7:4; 21:2, 9). Maar op 31 mei 1935 werd er in een lezing op een congres van Jehovah’s Getuigen in Washington D.C. (VS) aan de hand van de bijbel uiteengezet dat de „grote schare” betrekking heeft op de „andere schapen” die gedurende de tijd van het einde leven (Johannes 10:16). Na het congres hielden sommigen die voordien van de Gedachtenissymbolen hadden gebruikt daarmee op omdat ze beseften dat ze een aardse en geen hemelse hoop hadden.

10. Hoe zou u de hoop en de verantwoordelijkheden van de hedendaagse „andere schapen” beschrijven?

10 Vooral sinds 1935 is men op zoek gegaan naar degenen die tot de „andere schapen” behoren, die geloof stellen in de losprijs, zich aan God opdragen en de gezalfde „kleine kudde” ondersteunen in de Koninkrijksprediking (Lukas 12:32). Deze andere schapen hopen voor eeuwig op aarde te leven, maar in alle andere aspecten lijken ze op het hedendaagse overblijfsel van Koninkrijkserfgenamen. Net als de inwonende vreemdelingen in het oude Israël die Jehovah aanbaden en zich aan de Wet onderwierpen, aanvaarden de andere schapen in deze tijd christelijke verantwoordelijkheden, zoals het prediken van het goede nieuws samen met de leden van het geestelijke Israël (Galaten 6:16). Net als een inwonende vreemdeling nooit koning van Israël of priester kon worden, kan geen enkele van deze andere schapen als zodanig in het hemelse koninkrijk regeren of als priester dienen. — Deuteronomium 17:15.

11. Waarom zou de datum van iemands opdracht invloed kunnen uitoefenen op zijn hoop?

11 Tegen de jaren dertig van de twintigste eeuw werd het dan ook duidelijk dat de hemelse klasse in het algemeen reeds was uitgekozen. Al tientallen jaren is men nu op zoek naar andere schapen, die een aardse hoop hebben. Als een gezalfde ontrouw blijkt te zijn, is het zeer waarschijnlijk dat iemand die Jehovah reeds lang als een van de andere schapen getrouw heeft gediend, geroepen zal worden om de aldus opengevallen plaats in de gelederen van de 144.000 in te nemen.

Waarom nemen sommigen ten onrechte aan dat ze een hemelse hoop hebben?

12. Onder welke omstandigheden dient iemand niet langer van de Gedachtenissymbolen te gebruiken, en waarom niet?

12 Gezalfde christenen zijn er absoluut zeker van dat ze een hemelse roeping hebben. Maar wat valt er te zeggen als sommigen die deze roeping niet bezitten van de Gedachtenissymbolen gebruikt hebben? Nu ze zich ervan bewust zijn dat ze nooit een hemelse hoop hebben gehad, zal hun geweten hen beslist dwingen daar niet meer van te gebruiken. God zal niet met welgevallen neerzien op iemand die beweert dat hij geroepen is om een hemelse koning en priester te zijn, terwijl hij weet dat hij in werkelijkheid zo’n roeping niet heeft (Romeinen 9:16; Openbaring 20:6). Jehovah bracht de leviet Korach ter dood omdat hij aanmatigend probeerde het Aäronitische priesterschap te verkrijgen (Exodus 28:1; Numeri 16:4-11, 31-35). Als een christen tot het besef komt dat hij ten onrechte van de Gedachtenissymbolen heeft gebruikt, dan moet hij of zij daar niet meer van gebruiken en Jehovah nederig in gebed om vergeving vragen. — Psalm 19:13.

13, 14. Waarom zouden sommigen ten onrechte kunnen aannemen dat ze de hemelse roeping hebben?

13 Waarom zouden sommigen ten onrechte kunnen aannemen dat ze de hemelse roeping hebben? De dood van een huwelijkspartner of de een of andere tragedie zou er de oorzaak van kunnen zijn dat ze hun belangstelling voor leven op aarde verliezen. Of ze kunnen dezelfde bestemming willen hebben als een goede vriend die een gezalfde christen belijdt te zijn. Natuurlijk heeft God niemand de toewijzing gegeven anderen voor dit voorrecht te werven. En hij zalft geen Koninkrijkserfgenamen door hun stemmen met boodschappen van die strekking te laten horen.

14 De vals-religieuze gedachte dat alle goede mensen naar de hemel gaan, kan sommigen ertoe hebben gebracht te denken dat ze de hemelse roeping hebben. Bijgevolg moeten we ervoor oppassen ons door verkeerde zienswijzen uit het verleden of andere factoren te laten meeslepen. Zo zouden sommigen zich kunnen afvragen: Gebruik ik medicijnen die mijn emoties beïnvloeden? Ben ik geneigd me door diepe emoties te laten meeslepen waardoor ik me zou kunnen vergissen?

15, 16. Waarom zouden sommigen ten onrechte tot de conclusie kunnen komen dat ze gezalfden zijn?

15 Enkelen zouden zich kunnen afvragen: Geniet ik graag aanzien? Ambieer ik macht, hetzij nu of als een toekomstige mede-erfgenaam met Christus? Toen er in de eerste eeuw Koninkrijkserfgenamen werden geroepen, bekleedden ze niet allen verantwoordelijke posities in de gemeente. En personen met een hemelse hoop zijn niet uit op prominentie en gaan er niet prat op gezalfd te zijn. Ze leggen de nederigheid aan de dag die verwacht mag worden van degenen die „de zin van Christus” hebben. — 1 Korinthiërs 2:16.

16 Sommigen zijn misschien tot de conclusie gekomen dat ze de hemelse roeping hebben omdat ze behoorlijk wat bijbelkennis hebben verworven. Maar de zalving met de geest schenkt geen uitzonderlijk begrip, want Paulus moest bepaalde gezalfden onderrichten en raad geven (1 Korinthiërs 3:1-3; Hebreeën 5:11-14). God heeft een regeling door middel waarvan hij al zijn dienstknechten van geestelijk voedsel voorziet (Mattheüs 24:45-47). Niemand dient daarom te denken dat hij, omdat hij een gezalfde christen is, over wijsheid beschikt die superieur is aan de wijsheid van degenen met een aardse hoop. De zalving met de geest blijkt niet uit iemands bekwaamheid in het beantwoorden van bijbelse vragen, het geven van getuigenis of het houden van bijbellezingen. Ook christenen met een aardse hoop zijn hier heel bekwaam in.

17. Waarvan of van wie hangt de zalving met de geest af?

17 Als een medegelovige vragen heeft over de hemelse roeping, kan een ouderling of een andere rijpe christen de kwestie met hem bespreken. Niemand kan op dit punt echter voor een ander beslissen. Iemand die werkelijk deze roeping heeft, hoeft anderen niet te vragen of hij die hoop bezit. Gezalfden hebben „een nieuwe geboorte gekregen, niet door vergankelijk, maar door onvergankelijk wedervoortbrengend zaad, door middel van het woord van de levende en blijvende God” (1 Petrus 1:23). Door zijn geest en Woord plant God het „zaad” dat de persoon in kwestie tot „een nieuwe schepping” met een hemelse hoop maakt (2 Korinthiërs 5:17). En Jehovah doet de keuze. De zalving „hangt . . . niet af van degene die wenst, noch van degene die hardloopt, maar van God” (Romeinen 9:16). Hoe kan iemand er dan zeker van zijn dat hij de hemelse roeping heeft?

Waarom ze er zeker van zijn

18. Hoe legt Gods geest getuigenis af met de geest van gezalfden?

18 Het getuigenis van Gods geest overtuigt gezalfde christenen ervan dat ze hemelse vooruitzichten hebben. „Gij hebt een geest van aanneming als zonen ontvangen,” schreef Paulus, „door welke geest wij uitroepen: ’Abba, Vader!’ De geest zelf legt getuigenis af met onze geest dat wij Gods kinderen zijn. Indien wij dan kinderen zijn, zijn wij ook erfgenamen, ja, erfgenamen van God, maar medeërfgenamen met Christus, mits wij te zamen lijden, opdat wij ook te zamen worden verheerlijkt” (Romeinen 8:15-17). Onder de invloed van de heilige geest drijft de geest, of overheersende geesteshouding, van gezalfden hen aan om wat de Schrift over Jehovah’s geestelijke kinderen zegt op zichzelf van toepassing te brengen (1 Johannes 3:2). Gods geest geeft hun een besef van zoonschap ten opzichte van hem en verwekt in hen een unieke hoop (Galaten 4:6, 7). Ja, eeuwig aards leven als volmaakte mensen omringd door familieleden en vrienden zou schitterend zijn, maar dat is niet hun door God geschonken hoop. Door middel van zijn geest heeft God in hen zo’n sterke hemelse hoop voortgebracht dat ze bereid zijn alle aardse banden en vooruitzichten op te offeren. — 2 Korinthiërs 5:1-5, 8; 2 Petrus 1:13, 14.

19. Welke rol speelt het nieuwe verbond in het leven van een gezalfde christen?

19 Gezalfde christenen zijn er zeker van dat ze een hemelse hoop hebben, dat ze in het nieuwe verbond zijn opgenomen. Jezus maakte hier melding van toen hij de Gedachtenisviering instelde en zei: „Deze beker betekent het nieuwe verbond krachtens mijn bloed, dat ten behoeve van u vergoten zal worden” (Lukas 22:20). De partijen in het nieuwe verbond zijn God en de gezalfden (Jeremia 31:31-34; Hebreeën 12:22-24). Jezus is de middelaar. Op grond van het nieuwe verbond, dat door Christus’ vergoten bloed van kracht is geworden, werd niet alleen uit de joden maar ook uit de natiën een volk voor Jehovah’s naam genomen en werden deze gezalfden tot een deel van Abrahams „zaad” gemaakt (Galaten 3:26-29; Handelingen 15:14). Dit ’eeuwige verbond’ biedt alle geestelijke Israëlieten de mogelijkheid tot onsterfelijk leven in de hemel opgewekt te worden. — Hebreeën 13:20.

20. In welk verbond met Christus zijn de gezalfden opgenomen?

20 De gezalfden zijn zeker van hun hoop. Ze zijn opgenomen in een toegevoegd verbond, het Koninkrijksverbond. Over het feit dat ze met Christus in het Koninkrijk zullen delen, zei Jezus: „Gij zijt degenen die in mijn beproevingen steeds bij mij zijt gebleven; en ik sluit een verbond met u, evenals mijn Vader een verbond met mij heeft gesloten, voor een koninkrijk” (Lukas 22:28-30). Dit verbond tussen Christus en zijn medekoningen blijft eeuwig van kracht. — Openbaring 22:5.

De periode rond de Gedachtenisviering — Een gezegende tijd

21. Hoe kunnen we veel voordeel trekken van de periode rond de Gedachtenisviering?

21 Talrijk zijn de zegeningen die de periode rond de Gedachtenisviering meebrengt. We kunnen profijt trekken van het bijbelleesprogramma voor deze periode. Het is ook een bijzonder geschikte tijd voor gebed, voor meditatie over Jezus’ aardse leven en dood, en voor deelname aan de Koninkrijksprediking (Psalm 77:12; Filippenzen 4:6, 7). De viering zelf herinnert ons aan de liefde die God en Christus hebben getoond in verband met Jezus’ loskoopoffer (Mattheüs 20:28; Johannes 3:16). Deze voorziening geeft ons hoop en troost en dient onze vastberadenheid te versterken om een christelijke loopbaan te volgen (Exodus 34:6; Hebreeën 12:3). De Gedachtenisviering dient ons ook te sterken overeenkomstig onze opdracht als Gods dienstknechten te leven en loyale volgelingen van zijn geliefde Zoon te zijn.

22. Wat is Gods grootste gave aan de mensheid, en wat is één manier om onze waardering ervoor te tonen?

22 Wat een goede gaven schenkt Jehovah ons! (Jakobus 1:17) We hebben de leiding van zijn Woord, de hulp van zijn geest en de hoop op eeuwig leven. Gods grootste gave is Jezus’ slachtoffer voor de zonden van gezalfden en voor alle anderen die geloof oefenen (1 Johannes 2:1, 2). Hoeveel betekent Jezus’ dood dus voor u? Zult u tot degenen behoren die er waardering voor tonen door op 16 april 2003 na zonsondergang bijeen te komen om het Avondmaal des Heren te vieren?

[Voetnoot]

^ ¶8 Uitgegeven door Jehovah’s Getuigen, wordt echter niet meer gedrukt.

Wat zou u antwoorden?

• Wie dienen er van de Gedachtenissymbolen te gebruiken?

• Waarom wonen de „andere schapen” het Avondmaal des Heren alleen als eerbiedige toeschouwers bij?

• Hoe weten gezalfde christenen dat ze op de Gedachtenisviering van Christus’ dood van het brood en de wijn dienen te gebruiken?

• Waar is de periode rond de Gedachtenisviering een geschikte tijd voor?

[Studievragen]

[Grafiek/Illustraties op blz. 18]

(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)

Aanwezigen op Avondmaal

IN MILJOENEN

15.597.746

15

14

13.147.201

13

12

11

10

 9

 8

 7

 6

 5

4.925.643

 4

 3

 2

 1

878.303

63.146

1935 1955 1975 1995 2002

[Illustratie op blz. 18]

Zult u dit jaar aanwezig zijn op het Avondmaal des Heren?

[Illustraties op blz. 21]

De periode rond de Gedachtenisviering is een geschikte tijd voor meer bijbellezen en deelname aan de Koninkrijksprediking