Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Luister naar wat de geest zegt!

Luister naar wat de geest zegt!

Luister naar wat de geest zegt!

„Wie een oor heeft, hij hore wat de geest tot de gemeenten zegt.” — OPENBARING 3:22.

1, 2. Welke raad wordt herhaald met betrekking tot Jezus’ boodschappen aan de zeven gemeenten die in Openbaring worden genoemd?

JEHOVAH’S dienstknechten moeten aandacht schenken aan de geïnspireerde woorden van Jezus Christus aan de zeven gemeenten die in het bijbelboek Openbaring worden genoemd. Elk van die boodschappen bevat dan ook de raad: „Wie een oor heeft, hij hore wat de geest tot de gemeenten zegt.” — Openbaring 2:7, 11, 17, 29; 3:6, 13, 22.

2 Jezus’ boodschappen aan de engelen, of opzieners, van Efeze, Smyrna en Pergamum hebben we al besproken. Wat kunnen we leren van wat hij door middel van de heilige geest tot de vier andere gemeenten zei?

Aan de engel in Thyatira

3. Waar lag Thyatira, en om welk product stond de stad vooral bekend?

3 „De Zoon van God” heeft voor de gemeente Thyatira zowel lovende woorden als een terechtwijzing. (Lees Openbaring 2:18-29.) Thyatira (nu Akhisar) lag aan een zijrivier van de Gediz (vroeger de Hermus) in westelijk Klein-Azië. De stad stond bekend om diverse ambachten. De textielververs gebruikten meekrapwortel als grondstof voor hun beroemde scharlaken of purperen kleur. Lydia, die tijdens Paulus’ bezoek aan het Griekse Filippi een christen werd, was „een purperverkoopster, uit de stad Thyatira”. — Handelingen 16:12-15.

4. Waarvoor werd de gemeente in Thyatira geprezen?

4 Jezus prijst de gemeente in Thyatira voor haar goede daden, liefde, geloof, volharding en voor haar werk in de bediening. In feite ’waren hun daden de laatste tijd meer dan die van vroeger’. Maar zelfs als we een goede staat van dienst hebben, mogen we nooit onverschillig worden ten aanzien van onze moraal.

5-7. (a) Wie was „die vrouw Izebel”, en wat moest er tegen haar invloed worden gedaan? (b) Hoe is Christus’ boodschap aan de gemeente Thyatira een hulp voor godvruchtige vrouwen?

5 De gemeente in Thyatira tolereerde afgoderij, valse leer en seksuele immoraliteit. In hun midden bevond zich „die vrouw Izebel” — misschien een groep vrouwen met dezelfde neigingen als de verdorven koningin Izebel van het tienstammenrijk Israël. Volgens sommige geleerden probeerden de ’profetessen’ van Thyatira christenen ertoe te verlokken de beschermheiligen van ambachtsgilden te vereren en aan vieringen mee te doen waarbij voedsel werd gegeten dat aan afgoden was geofferd. Geen enkele zuster in de hedendaagse christelijke gemeente mag zich als profetes opwerpen en proberen anderen te manipuleren!

6 Christus ’stond op het punt de vrouw Izebel op een ziekbed te werpen, en hen die overspel met haar pleegden in grote verdrukking te brengen, tenzij ze berouw hadden van haar daden’. Opzieners mogen nooit wijken voor zo’n goddeloze leer of invloed. En geen enkele christen hoeft aan geestelijke en lichamelijke hoererij of aan afgoderij te doen om te beseffen dat de „diepe dingen van Satan” volslagen goddeloos zijn. Als we naar Jezus’ waarschuwing luisteren, zullen we ’vasthouden wat we hebben’ en niet in de greep van zonde terechtkomen. Omdat de opgestane gezalfden goddeloze praktijken, lusten en doelstellingen verworpen hebben, ontvangen ze „autoriteit over de natiën” en zullen ze hen samen met Christus in stukken breken. De huidige gemeenten hebben symbolische sterren, en gezalfden zullen bij hun hemelse opstanding „de heldere morgenster” krijgen, de Bruidegom, Jezus Christus. — Openbaring 22:16.

7 De gemeente Thyatira werd gewaarschuwd de slechte invloed van afvallige vrouwen niet te tolereren. Christus’ geïnspireerde boodschap aan de gemeente helpt godvruchtige vrouwen in deze tijd de grenzen die God hun gesteld heeft niet te overschrijden. Ze proberen niet gezag over mannen uit te oefenen en verlokken broeders niet tot geestelijke of fysieke hoererij (1 Timotheüs 2:12). In plaats daarvan geven zulke vrouwen een voorbeeld in goede daden en dienst tot eer van God (Psalm 68:11; 1 Petrus 3:1-6). Als de gemeente behoedt wat ze heeft — zuivere leer, rein gedrag en het voorrecht van Koninkrijksdienst — zal Christus niet met een oordeel komen, maar met een prachtige beloning.

Aan de engel in Sardes

8. (a) Waar lag Sardes, en wat zijn enkele bijzonderheden van die stad? (b) Waarom had de gemeente in Sardes hulp nodig?

8 De gemeente in Sardes had dringend hulp nodig omdat ze geestelijk dood was. (Lees Openbaring 3:1-6.) Sardes was een welvarende stad die ongeveer 50 kilometer ten zuiden van Thyatira lag. Deze stad, die ooit zo’n 50.000 inwoners telde, was door de handel, de vruchtbaarheid van het gebied en de vervaardiging van wollen stoffen en tapijten rijk geworden. Volgens de geschiedschrijver Josephus was er in de eerste eeuw v.G.T. een grote joodse gemeenschap in Sardes. Onder de overblijfselen van de stad bevinden zich een synagoge en een tempel van de Efezische godin Artemis.

9. Wat moeten we doen als we onze dienst voor God plichtmatig verrichten?

9 Christus zei tegen de engel van de gemeente Sardes: „Ik ken uw daden, dat gij de naam hebt levend te zijn, maar gij zijt dood.” Misschien hebben we de reputatie geestelijk wakker te zijn maar slapen we grotendeels ten aanzien van christelijke voorrechten en wordt onze dienst plichtmatig verricht en staat ze in geestelijk opzicht ’op het punt te sterven’. In dat geval moeten we blijven bedenken hoe we de Koninkrijksboodschap ontvangen en gehoord hebben en weer actiever worden in onze heilige dienst. We zouden beslist enthousiast mee moeten gaan doen op de vergaderingen (Hebreeën 10:24, 25). Christus waarschuwde de gemeente in Sardes: „Indien gij niet ontwaakt, zal ik komen als een dief, en gij zult geenszins weten op welk uur ik u zal overvallen.” En in deze tijd? Binnenkort zullen we rekenschap moeten afleggen.

10. Wat kan zelfs in een situatie als die in Sardes voor enkele christenen gelden?

10 Zelfs in een situatie als in het oude Sardes zijn er misschien enkelen die ’hun bovenklederen niet verontreinigen en die met Christus in witte klederen kunnen wandelen, omdat zij het waardig zijn’. Zij bewaren hun christelijke identiteit door in moreel en religieus opzicht onbevlekt van deze wereld te blijven (Jakobus 1:27). Jezus zal dan ook beslist niet ’hun naam uit het boek des levens wissen, maar hij zal hen voor zijn Vader en de engelen belijden’. Zijn bruidklasse van gezalfden die waardig worden geoordeeld om met Christus te wandelen, wordt ’getooid met helder, rein, fijn linnen’, dat de rechtvaardige daden van Gods heiligen afbeeldt (Openbaring 19:8). De prachtige dienstvoorrechten die hun in de hemel wachten, vormen een aanmoediging om deze wereld te overwinnen. Voor hen die op eeuwig aards leven hopen, liggen eveneens zegeningen in het verschiet. Ook hun namen staan in het boek des levens geschreven.

11. Wat moeten we doen als we geestelijk slaperig worden?

11 Niemand van ons wil in zo’n droeve geestelijke toestand belanden als de gemeente in Sardes. Maar als we nu eens merken dat we geestelijk slaperig worden? Dan moeten we daar voor ons eigen bestwil snel iets aan doen. Stel dat bepaalde zondige praktijken een sterke aantrekkingskracht op ons uitoefenen of dat we laks worden in vergaderingsbezoek of in onze velddienst. Laten we dan Jehovah in gebed oprecht om hulp vragen (Filippenzen 4:6, 7, 13). Dagelijks bijbellezen en het bestuderen van de Schrift en de publicaties van „de beleidvolle beheerder” zullen ons helpen geestelijk wakker te blijven (Lukas 12:42-44). Dan zullen we net als degenen in Sardes Christus’ goedkeuring hebben, en we zullen een zegen voor medegelovigen zijn.

Aan de engel in Filadelfia

12. Beschrijf de religieuze situatie in het oude Filadelfia.

12 Jezus prees de gemeente Filadelfia. (Lees Openbaring 3:7-13.) Filadelfia (nu Alasehir) was het welvarende centrum van een wijnstreek in het westen van Klein-Azië. De hoofdgod was dan ook Dionysus, de wijngod. Kennelijk probeerden joden in Filadelfia tevergeefs de joodse christenen daar ertoe over te halen aan bepaalde gebruiken van de Mozaïsche wet vast te houden of die weer te gaan beoefenen.

13. Hoe heeft Christus „de sleutel van David” gebruikt?

13 Christus heeft „de sleutel van David”. Hem zijn dus alle Koninkrijksbelangen en het bestuur over het huisgezin des geloofs toevertrouwd (Jesaja 22:22; Lukas 1:32). Jezus gebruikte die sleutel om voor christenen in het oude Filadelfia en elders mogelijkheden en voorrechten in verband met het Koninkrijk te openen. Voor „de beleidvolle beheerder” opende hij in 1919 „een grote deur” die tot Koninkrijksprediking leidt en die door geen enkele tegenstander gesloten kan worden (1 Korinthiërs 16:9; Kolossenzen 4:2-4). Uiteraard is de deur tot Koninkrijksvoorrechten gesloten voor hen die tot „de synagoge van Satan” behoren, want dat zijn geen geestelijke Israëlieten.

14. (a) Wat beloofde Jezus aan de gemeente in Filadelfia? (b) Hoe kunnen we ervoor zorgen dat we in „het uur der beproeving” niet vallen?

14 Jezus beloofde aan de christenen in het oude Filadelfia: „Omdat gij het woord over mijn volharding hebt bewaard, zal ik ook u bewaren voor het uur der beproeving, dat over de gehele bewoonde aarde moet komen.” Bij het prediken is het soort volharding nodig dat Jezus toonde. Hij zwichtte nooit voor de vijand maar bleef zijn Vaders wil doen. Daarom werd Christus tot onsterfelijk hemels leven opgewekt. Als we bij ons besluit blijven om Jehovah te aanbidden en we het Koninkrijk ondersteunen door het goede nieuws te prediken, zullen we in het huidige „uur der beproeving” niet komen te vallen. We zullen ’blijven vasthouden’ wat we van Christus hebben ontvangen door ernaar te streven die Koninkrijksbelangen te vermeerderen. Dat zal voor gezalfden tot een hemelse kroon van onschatbare waarde leiden en voor hun loyale medewerkers tot eeuwig leven op aarde.

15. Wat wordt vereist van degenen die ’pilaren in Gods tempel’ zullen zijn?

15 Christus voegde eraan toe: „Wie overwint — ik zal hem maken tot een pilaar in de tempel van mijn God, . . . en ik zal op hem schrijven de naam van mijn God en de naam van de stad van mijn God, het nieuwe Jeruzalem, dat van mijn God uit de hemel neerdaalt, en de nieuwe naam die ik draag.” Gezalfde opzieners moeten de ware aanbidding hoog houden. Ze moeten blijven voldoen aan de vereisten om deel te mogen uitmaken van „het nieuwe Jeruzalem” door over Gods koninkrijk te prediken en geestelijk rein te blijven. Dat is noodzakelijk om een pilaar in de verheerlijkte hemelse tempel te kunnen zijn en als hemelse inwoners de naam van Gods stad te dragen en als Christus’ bruid diens naam te delen. En ze moeten uiteraard oren hebben die ’horen wat de geest tot de gemeenten zegt’.

Aan de engel in Laodicea

16. Wat zijn enkele feiten over Laodicea?

16 De zelfgenoegzame gemeente in Laodicea werd door Christus terechtgewezen. (Lees Openbaring 3:14-22.) Laodicea was een heel welvarend industrieel en financieel centrum. Het lag zo’n 150 kilometer ten oosten van Efeze, in het vruchtbare Lycusdal, op een knooppunt van belangrijke handelswegen. De zwarte wollen kledingstukken uit die streek waren wijd en zijd bekend. Aangezien in Laodicea een beroemde medische school gevestigd was, werd daar waarschijnlijk ook het Frygische poeder vervaardigd, een geneesmiddel voor de ogen. Een van de voornaamste goden van de stad was Asclepius, de god van de geneeskunde. Laodicea schijnt een aanzienlijke joodse gemeenschap te hebben gehad, met enkele kennelijk behoorlijk welgestelden.

17. Waarom werden de Laodicenzen terechtgewezen?

17 Als „de getrouwe en waarachtige getuige, het begin van de schepping door God”, richt Jezus zich met gezag tot de gemeente in Laodicea via de „engel” ervan (Kolossenzen 1:13-16). De Laodicenzen werden terechtgewezen omdat ze in geestelijk opzicht „koud noch heet” waren. Omdat ze lauw waren, zou Christus hen uitbraken. Dat konden ze waarschijnlijk makkelijk begrijpen. In het naburige Hiërapolis waren heetwaterbronnen, en Kolosse had koud water. Maar omdat het water over een behoorlijke afstand via pijpleidingen naar Laodicea aangevoerd moest worden, was het waarschijnlijk lauw tegen de tijd dat het de stad bereikte. Het water stroomde voor een deel via een aquaduct. Dichter bij de stad stroomde het door aaneengemetselde steenblokken waardoorheen een gat was geboord.

18, 19. Hoe kunnen hedendaagse christenen die er net zo aan toe zijn als de Laodicenzen worden geholpen?

18 Personen die in deze tijd op de Laodicenzen lijken, zijn niet stimulerend heet en ook niet verfrissend koud. Net als lauw water worden ze uitgespuugd! Jezus wil hen niet als zijn woordvoerder, als gezalfde „gezanten die optreden in de plaats van Christus” (2 Korinthiërs 5:20). Als ze geen berouw hebben, raken ze hun voorrecht als Koninkrijksverkondigers kwijt. De Laodicenzen zochten aardse rijkdommen en ’wisten niet dat ze ellendig, beklagenswaardig, arm, blind en naakt waren’. Willen personen die in deze tijd geestelijk arm, blind en naakt zijn, daarvan verlost worden, dan moeten ze van Christus het ’gelouterde goud’ van beproefd geloof, „witte bovenklederen” van rechtvaardigheid en „oogzalf” ter verbetering van het geestelijke gezichtsvermogen kopen. Christelijke opzieners helpen hen graag om zich bewust te worden van hun geestelijke nood zodat ze ’rijk in geloof’ worden (Jakobus 2:5; Mattheüs 5:3). Daarnaast moeten opzieners hen helpen de geestelijke „oogzalf” aan te brengen door Jezus’ leer, raad, voorbeeld en geesteshouding te aanvaarden en ernaar te leven. Dat is een goede remedie tegen „de begeerte van het vlees en de begeerte der ogen en het opzichtige geuren met de middelen voor levensonderhoud die men heeft”. — 1 Johannes 2:15-17.

19 Jezus geeft terechtwijzingen en streng onderricht aan allen voor wie hij genegenheid heeft. De opzieners die onder hem staan, moeten met tederheid hetzelfde doen (Handelingen 20:28, 29). De Laodicenzen moesten ’ijverig zijn en berouw hebben’ door anders te gaan denken en leven. Hebben sommigen van ons misschien een leefstijl aangenomen die onze heilige dienst voor God tot een bijrol reduceert? Laten we dan ’oogzalf van Jezus kopen’ om te kunnen zien hoe belangrijk het is ijverig eerst het Koninkrijk te zoeken. — Mattheüs 6:33.

20, 21. Wie reageren in deze tijd gunstig op Jezus’ geklop, en wat zijn hun vooruitzichten?

20 „Zie!”, zei Jezus, „ik sta aan de deur en klop. Als iemand mijn stem hoort en de deur opendoet, zal ik in zijn huis komen en de avondmaaltijd met hem nuttigen en hij met mij.” Jezus gaf vaak geestelijk onderricht terwijl hij een maaltijd nuttigde (Lukas 5:29-39; 7:36-50; 14:1-24). Nu klopt hij op de deur van de gemeenten die zijn als die in Laodicea. Zullen hun leden reageren op zijn geklop, hun genegenheid voor hem aanwakkeren, hem in hun midden verwelkomen en zich door hem laten onderwijzen? Als ze dat doen, dan zal Christus een feestmaal met hen nuttigen waar ze geestelijk heel veel voordeel van zullen hebben.

21 In deze tijd wordt Jezus door de „andere schapen” in figuurlijke zin binnengelaten, en dit leidt tot eeuwig leven (Johannes 10:16; Mattheüs 25:34-40, 46). Alle gezalfden die overwinnen, krijgen van Christus het voorrecht ’met hem plaats te nemen op zijn troon, evenals hij heeft overwonnen en met zijn Vader plaats heeft genomen op Zijn troon’. Jezus belooft de gezalfde overwinnaars dus de grootse beloning van een troon met hem in de hemel, aan zijn Vaders rechterhand. En de overwinnende andere schapen zien uit naar een prachtige plaats op aarde onder de Koninkrijksregering.

Lessen voor ons allemaal

22, 23. (a) Hoe kunnen alle christenen profijt trekken van Jezus’ woorden aan de zeven gemeenten? (b) Wat dient ons vaste besluit te zijn?

22 Er bestaat geen twijfel over dat Jezus’ woorden aan de zeven gemeenten in Klein-Azië voor alle christenen heel nuttig kunnen zijn. Zo zullen liefdevolle ouderlingen ertoe bewogen worden personen en gemeenten die het in geestelijk opzicht goed doen te prijzen omdat ze opmerken dat Christus complimenten gaf waar dat verdiend was. Als medegelovigen met zwakheden kampen, zullen de ouderlingen hen helpen een schriftuurlijke remedie toe te passen. Ieder van ons kan voordeel blijven trekken van verschillende aspecten van de raad die Christus aan de zeven gemeenten gaf, zolang we die gebedsvol en zonder uitstel toepassen. *

23 Het is in deze laatste dagen niet de tijd voor zelfgenoegzaamheid, materialisme of iets anders dat ons ertoe zou kunnen brengen slechts symbolische dienst voor God te verrichten. Laten alle gemeenten daarom helder blijven schijnen als lampenstandaarden die Jezus op hun plaats laat staan. En laten we als getrouwe christenen altijd vastbesloten zijn op te letten wanneer Christus spreekt en te luisteren naar wat de geest zegt. Dan zullen we blijvende vreugde hebben als lichtdragers tot eer van Jehovah.

[Voetnoot]

^ ¶22 Openbaring 2:1–3:22 wordt ook besproken in hfst. 7–13 van het boek De Openbaring — Haar grootse climax is nabij!, uitgegeven door Jehovah’s Getuigen.

Wat zouden we antwoorden?

• Wie was „die vrouw Izebel”, en waarom volgen godvruchtige vrouwen haar niet na?

• In welke toestand verkeerde de gemeente in Sardes, en wat kunnen we doen om niet zoals veel van die christenen te worden?

• Welke beloften gaf Jezus aan de gemeente Filadelfia, en hoe zijn ze in deze tijd van toepassing?

• Waarom werden de Laodicenzen terechtgewezen, maar wat wordt ijverige christenen in het vooruitzicht gesteld?

[Studievragen]

[Illustratie op blz. 16]

De slechte wegen van „die vrouw Izebel” moeten worden vermeden

[Illustraties op blz. 18]

Jezus heeft voor zijn volgelingen „een grote deur” geopend die tot Koninkrijksvoorrechten leidt

[Illustratie op blz. 20]

Zullen wij Jezus verwelkomen en naar hem luisteren?