Geef blijk van „een wachtende houding”!
Geef blijk van „een wachtende houding”!
„Wat voor mensen behoort gij dan wel te zijn in heilige gedragingen en daden van godvruchtige toewijding, verwachtend en goed in gedachte houdend de tegenwoordigheid van de dag van Jehovah!” — 2 PETRUS 3:11, 12.
1, 2. Hoe kunnen we „een wachtende houding” met betrekking tot Jehovah’s dag illustreren?
EEN gezin verwacht gasten voor de maaltijd. Het tijdstip waarop ze komen nadert snel. Moeder is druk bezig met de laatste voorbereidingen voor het eten. Haar man en kinderen helpen om alles in orde te brengen. Iedereen is opgewonden. Ja, het hele gezin wacht vol spanning op de gasten en ziet uit naar een heerlijke maaltijd en fijne omgang.
2 Als christenen wachten we op iets veel belangrijkers. Wat dan wel? Wij wachten allemaal op „de dag van Jehovah”! Tot die tijd moeten we net als de profeet Micha zijn, die zei: „Naar Jehovah zal ik blijven uitzien. Ik wil van een wachtende houding jegens de God van mijn redding blijk geven” (Micha 7:7). Wil dat zeggen dat we niets doen? Nee. Er is heel veel te doen.
3. Welke instelling moeten christenen volgens 2 Petrus 3:11, 12 hebben?
3 De apostel Petrus helpt ons om met de juiste instelling te wachten. Hij zegt: „Wat voor mensen behoort gij dan wel te zijn in heilige gedragingen en daden van godvruchtige toewijding, verwachtend en goed in gedachte houdend de tegenwoordigheid van de dag van Jehovah!” (2 Petrus 3:11, 12) Petrus stelde hier geen vraag maar deed een stellige bewering. In zijn twee geïnspireerde brieven beschreef hij wat voor mensen christenen behoren te zijn. Hij spoorde hen ook aan „heilige gedragingen en daden van godvruchtige toewijding” te blijven beoefenen. Hoewel er al zo’n dertig jaar verstreken waren sinds Jezus Christus het teken „van het besluit van het samenstel van dingen” had gegeven, mochten christenen hun waakzaamheid niet laten verslappen (Mattheüs 24:3). Ze moesten de tegenwoordigheid van Jehovah’s dag ’verwachten en goed in gedachte houden’.
4. Wat houdt het in ’de tegenwoordigheid van de dag van Jehovah goed in gedachte te houden’?
4 Het Griekse woord dat hier met „goed in gedachte houdend” is weergegeven, betekent letterlijk „verhaastend”. Uiteraard kunnen we de dag van Jehovah niet echt ’verhaasten’. We weten niet eens de dag en het uur waarop Jezus Christus zal komen om het oordeel te voltrekken aan zijn Vaders vijanden (Mattheüs 24:36; 25:13). Een naslagwerk legt uit dat het grondwoord voor „verhaastend” hier nauw verwant is aan ’ijverig, actief, bezorgd over iets zijn’. Petrus drong er dus bij medegelovigen op aan „vurig verlangend” te zijn naar de tegenwoordigheid van de dag van Jehovah. Dat konden ze doen door er voortdurend aan te denken (2 Petrus 3:12, vtn.). Nu „de grote en vrees inboezemende dag van Jehovah” zo dichtbij is, moeten wij dezelfde instelling hebben. — Joël 2:31.
Combineer wachten met „heilige gedragingen”
5. Hoe kunnen we laten zien dat we ’vurig verlangen’ naar „de dag van Jehovah”?
5 Als wij ’vurig verlangen’ Jehovah’s dag te overleven, zal dat blijken uit onze „heilige gedragingen en daden van godvruchtige toewijding”. De uitdrukking „heilige gedragingen” kan ons doen denken aan Petrus’ aansporing: „Wordt als gehoorzame kinderen niet langer gevormd naar de begeerten die gij vroeger in uw onwetendheid hadt, maar wordt ook gij, in overeenstemming met de Heilige die u geroepen heeft, zelf heilig in uw gehele gedrag, want er staat geschreven: ’Gij moet heilig zijn, want ik ben heilig.’” — 1 Petrus 1:14-16.
6. Wat moeten we doen om heilig te zijn?
6 Om heilig te zijn, moeten we letterlijk, mentaal, moreel en geestelijk rein blijven. Bereiden wij ons voor op „de dag van Jehovah” door heilig te blijven als personen die Jehovah’s naam dragen? Het is in deze tijd niet makkelijk om zuiver te blijven omdat de normen en waarden van de wereld steeds verder afbrokkelen (1 Korinthiërs 7:31; 2 Timotheüs 3:13). Merken we dat de kloof tussen onze morele maatstaven en die van de wereld steeds breder wordt? Zo niet, dan moeten we ons zorgen maken. Zou het kunnen dat onze eigen normen weliswaar nog steeds hoger liggen dan die van de wereld, maar toch aan het afglijden zijn? Als dat zo is, dan moeten we corrigerende maatregelen nemen om God te kunnen behagen.
7, 8. (a) Hoe zouden we het belang van „heilige gedragingen” uit het oog kunnen verliezen? (b) Wat voor corrigerende maatregelen zijn misschien nodig?
7 Sinds pornografie via het internet zo makkelijk onopvallend in huis te halen is, hebben sommigen die voorheen niet aan zulk immoreel materiaal konden komen, nu „een onbegrensd aanbod van seksuele gelegenheden”, aldus een arts. Als wij zulke onreine websites zouden bezoeken, negeren we beslist het bijbelse gebod „Raakt niets onreins aan” (Jesaja 52:11). Zouden we dan echt ’de tegenwoordigheid van de dag van Jehovah goed in gedachte houden’? Of zouden we die dag in gedachte misschien aan het uitstellen zijn, redenerend dat zelfs als we onze geest met obsceen materiaal vervuilen, we nog steeds de tijd hebben om onszelf te reinigen? Als we zo’n probleem hebben, dan is het dringend noodzakelijk dat we Jehovah smeken ’onze ogen af te wenden opdat ze dat wat waardeloos is niet zien, en ons op zijn weg in leven te houden’! — Psalm 119:37.
8 Verreweg de meeste Getuigen van Jehovah, jong en oud, houden vast aan Gods hoge morele maatstaven en mijden de immorele verlokkingen van deze wereld. Omdat ze zich bewust zijn van de dringendheid van onze tijd en van Petrus’ waarschuwing dat ’Jehovah’s dag zal komen als een dief’, blijven ze zich ’heilig gedragen’ (2 Petrus 3:10). Uit hun daden blijkt dat ze ’de tegenwoordigheid van de dag van Jehovah verwachten en goed in gedachte houden’. *
Combineer wachten met „daden van godvruchtige toewijding”
9. Waartoe moet godvruchtige toewijding ons aanzetten?
9 Ook „daden van godvruchtige toewijding” zijn belangrijk om Jehovah’s dag in gedachte te blijven houden. „Godvruchtige toewijding” heeft betrekking op eerbied voor God die ons ertoe aanzet te doen wat hij graag wil. Loyale gehechtheid aan Jehovah is de drijfveer achter die daden van godvruchtige toewijding. Het is zijn wil dat „alle soorten van mensen worden gered en tot een nauwkeurige kennis van de waarheid komen” (1 Timotheüs 2:4). God ’wenst niet dat er iemand vernietigd wordt, maar wenst dat allen tot berouw geraken’ (2 Petrus 3:9). Moet godvruchtige toewijding ons er dan niet toe brengen nog meer moeite te doen om mensen te helpen Jehovah te leren kennen en hem na te volgen? — Efeziërs 5:1.
10. Waarom moeten we oppassen voor „de bedrieglijke kracht van de rijkdom”?
10 Ons leven zal gevuld zijn met daden van godvruchtige toewijding als we eerst Gods koninkrijk zoeken (Mattheüs 6:33). Daarvoor moeten we een evenwichtige kijk op materiële zaken hebben. Jezus waarschuwde: „Let op en hoedt u voor elke soort van hebzucht, want ook al heeft iemand overvloed, zijn leven spruit niet voort uit de dingen die hij bezit” (Lukas 12:15). Hoewel we ons misschien niet kunnen indenken dat we ooit door de liefde voor geld verstrikt zouden raken, moeten we goed beseffen dat „de zorg van dit samenstel van dingen en de bedrieglijke kracht van de rijkdom” het woord van God kunnen „verstikken” (Mattheüs 13:22). Het kan moeilijk zijn de kost te verdienen. In sommige delen van de wereld vinden velen dan ook dat ze om beter te kunnen leven, naar een welvarender land moeten verhuizen. Soms blijven ze jarenlang van huis. Zelfs onder Gods volk hebben sommigen zo geredeneerd. Door naar een ander land te gaan, kan de vader zijn gezin misschien van moderne gemakken voorzien. Maar wat zou er in geestelijk opzicht kunnen gebeuren met de geliefden die hij achterlaat? Zullen ze zonder zijn leiding als hoofd van het gezin geestelijk sterk genoeg zijn om Jehovah’s dag te overleven?
11. Hoe liet iemand die in het buitenland werkte zien dat daden van godvruchtige toewijding belangrijker zijn dan rijkdom?
11 Een Filippijnse man die in Japan werkte, leerde daar van Jehovah’s Getuigen de bijbelse waarheid kennen. Toen hij de schriftuurlijke verantwoordelijkheden leerde kennen die een gezinshoofd heeft, besefte hij dat hij zijn gezin moest helpen Jehovah te gaan aanbidden (1 Korinthiërs 11:3). Zijn vrouw, die nog in de Filippijnen woonde, was sterk tegen zijn nieuwe geloof gekant en had liever dat hij geld bleef sturen dan dat hij terugkeerde om zijn bijbelse geloof aan zijn gezin te onderwijzen. Maar aangespoord door de dringendheid van de tijd en uit bezorgdheid voor zijn dierbaren ging hij naar huis terug. De geduldige, liefdevolle manier waarop hij met zijn gezin omging, werd beloond. Na verloop van tijd werd zijn gezin in de ware aanbidding verenigd en ging zijn vrouw pionieren.
12. Waarom moeten we geestelijke belangen voorrang geven in ons leven?
12 Onze situatie zou vergeleken kunnen worden met die van mensen in een gebouw dat in 1 Timotheüs 4:16.
brand staat. Zou het verstandig zijn verwoede pogingen te doen om nog wat spullen naar buiten te slepen, terwijl het gebouw op instorten staat? Zou het niet veel belangrijker zijn levens te redden — ons eigen leven en dat van ons gezin en andere bewoners? Zo is het ook met dit goddeloze samenstel: het staat op instorten en er staan levens op het spel. Als we dat beseffen, moeten we geestelijke belangen beslist de voorrang geven en ons ijverig concentreren op het levensreddende predikingswerk. —We moeten „onbevlekt” zijn
13. In wat voor toestand dienen we bevonden te worden wanneer Jehovah’s dag komt?
13 Petrus beklemtoonde het belang van een wachtende houding als volgt: „Geliefden, aangezien gij deze dingen verwacht, doet uw uiterste best om ten slotte door [God] onbevlekt en onbesmet en in vrede bevonden te worden” (2 Petrus 3:14). Naast zijn aansporing om een heilig gedrag en godvruchtige toewijding aan de dag te leggen, benadrukte Petrus hoe belangrijk het is dat Jehovah ons uiteindelijk als personen kan bezien die door Jezus’ kostbare bloed geheiligd zijn (Openbaring 7:9, 14). Dat vereist dat iemand geloof in Jezus’ slachtoffer stelt en een opgedragen, gedoopte dienstknecht van Jehovah wordt.
14. Wat houdt het in „onbevlekt” te zijn?
14 Petrus geeft ons de aansporing ons uiterste best te doen om „onbevlekt” bevonden te worden. Zorgen we dat ons gedrag en onze christelijke persoonlijkheid, onze „gewaden”, niet door de wereld worden bevlekt? Wanneer we een vlek op onze kleding zien, proberen we die meteen te verwijderen. Als het bijvoorbeeld om een lievelingstrui gaat, doen we alle mogelijke moeite om die schoon te krijgen. Doen we dat ook als er vlekken op onze christelijke gewaden ontstaan door een gebrek in onze persoonlijkheid of in ons gedrag?
15. (a) Waarom moesten de Israëlieten hun kleding van franje voorzien? (b) Waarom zijn Jehovah’s hedendaagse dienstknechten zo opvallend anders?
15 De Israëlieten moesten „van franje voorziene randen aan de zomen van hun kleren” maken en daarboven „een blauw snoer” aanbrengen. Waarom? Om zich Jehovah’s geboden te herinneren, die te gehoorzamen en ’zich heilig te betonen voor hun God’ (Numeri 15:38-40). Als Jehovah’s hedendaagse dienstknechten verschillen we duidelijk van de wereld omdat we volgens Gods wetten en beginselen leven. We blijven bijvoorbeeld moreel rein, eerbiedigen de heiligheid van bloed en vermijden elke vorm van afgoderij (Handelingen 15:28, 29). Veel mensen respecteren ons vanwege onze vastberadenheid om rein te blijven. — Jakobus 1:27.
We moeten „onbesmet” zijn
16. Wat houdt het in „onbesmet” te blijven?
16 Petrus zegt ook dat we „onbesmet” moeten zijn. Hoe is dat mogelijk? Een vlek kan op iets duiden dat weggeveegd of schoongemaakt kan worden, maar met een smet wordt hier gedoeld op iets dat dieper ligt, een tekortkoming. De apostel Paulus gaf christenen in Filippi de raad: „Blijft alle dingen zonder gemurmureer en tegenspraak doen, opdat gij onberispelijk en onschuldig moogt worden, kinderen van God zonder smet te midden van een krom en verdraaid geslacht, onder wie gij schijnt als lichtgevers in de wereld” (Filippenzen 2:14, 15). Als wij die raad opvolgen, zullen we het vermijden te mopperen of aanmerkingen te maken, en God met een zuivere beweegreden dienen. We zullen in de prediking van „dit goede nieuws van het koninkrijk” gedreven worden door liefde voor Jehovah en onze medemensen (Mattheüs 22:35-40; 24:14). Sterker nog, we zullen het goede nieuws blijven prediken ook al snappen de meeste mensen niet waarom we graag onze tijd geven om anderen te helpen God en zijn Woord, de bijbel, beter te leren kennen.
17. Wat dient ons motief te zijn als we naar voorrechten in de christelijke gemeente streven?
17 Omdat we graag „onbesmet” bevonden willen worden, is het verstandig bij alles wat we doen onze motieven te onderzoeken. We handelen niet langer als de wereld die om zelfzuchtige redenen dingen doet, zoals het najagen van rijkdom of macht. Mogen onze motieven, als we naar voorrechten in de christelijke gemeente streven, steeds zuiver zijn en mogen we altijd door liefde voor Jehovah en voor anderen bewogen worden. Het is verfrissend te zien dat geestelijk gezinde mannen die ’een opzienersambt trachten te verkrijgen’ dat met vreugde doen en in het nederige verlangen hard voor Jehovah en hun medegelovigen te werken (1 Timotheüs 3:1; 2 Korinthiërs 1:24). Ja, degenen die ervoor in aanmerking komen als ouderling te dienen, ’weiden de kudde Gods gewillig, niet uit liefde voor oneerlijke winst, maar bereidwillig, niet als mensen die heersen over hen die Gods erfdeel zijn, maar door zich voorbeelden voor de kudde te betonen’. — 1 Petrus 5:1-4.
We moeten ons „in vrede” bevinden
18. Om welke eigenschappen staan Jehovah’s Getuigen bekend?
18 Ten slotte zegt Petrus dat we „in vrede” bevonden moeten worden. Om aan dit vereiste te voldoen, moeten we vrede met Jehovah en onze medemensen hebben. Petrus benadrukt hoe belangrijk het is „intense liefde voor elkaar” te hebben en de vrede te bewaren met onze medechristenen (1 Petrus 2:17; 3:10, 11; 4:8; 2 Petrus 1:5-7). Om onze vrede te bewaren, moeten we liefde onder elkaar hebben (Johannes 13:34, 35; Efeziërs 4:1, 2). Onze liefde en vrede zijn vooral duidelijk te zien tijdens onze internationale congressen. Tijdens een congres in Costa Rica in 1999 werd een verkoper op het vliegveld boos omdat de plaatselijke Getuigen die de afgevaardigden stonden op te wachten, onbedoeld zijn zaak aan het zicht onttrokken. Maar de volgende dag vielen hem de liefde en de vrede op die bleken uit de enthousiaste manier waarop de afgevaardigden werden verwelkomd, hoewel de plaatselijke Getuigen hen niet persoonlijk kenden. De dag daarna stond de verkoper hen ook te verwelkomen en vroeg om een bijbelstudie.
19. Waarom is het belangrijk vrede met medegelovigen na te streven?
19 De oprechtheid waarmee we vrede met Psalm 37:11; 2 Petrus 3:13). Stel dat we het moeilijk vinden met een bepaalde medegelovige de vrede te bewaren. Kunnen we onszelf vredig met hem in het Paradijs zien leven? Als een broeder iets tegen ons heeft, moeten we meteen ’vrede met hem sluiten’ (Mattheüs 5:23, 24). Dat is van essentieel belang om vrede met Jehovah te kunnen hebben. — Psalm 35:27; 1 Johannes 4:20.
onze broeders en zusters nastreven, kan heel goed van invloed zijn op de vurigheid waarmee we Jehovah’s dag en zijn beloofde nieuwe wereld verwachten (20. Op welke manieren moet „een wachtende houding” zichtbaar zijn?
20 Blijven wij persoonlijk ’de tegenwoordigheid van de dag van Jehovah verwachten en goed in gedachte houden’? We tonen ons vurige verlangen om een eind aan goddeloosheid te zien door in deze immorele wereld heilig te blijven. Bovendien blijkt uit onze daden van godvruchtige toewijding dat we vol verwachting naar Jehovah’s dag en naar leven onder het Koninkrijksbestuur uitzien. En onze hoop om in een vredige nieuwe wereld te leven wordt verder weerspiegeld doordat we nu al vrede met onze medegelovigen nastreven. Door al deze dingen tonen we dat we „een wachtende houding” hebben en ’de tegenwoordigheid van de dag van Jehovah goed in gedachte houden’.
[Voetnoot]
^ ¶8 Zie voor voorbeelden De Wachttoren van 1 januari 2000, blz. 16, en het Jaarboek van Jehovah’s Getuigen 1997, blz. 51.
Kunnen we ons dit nog herinneren?
• Wat betekent het ’de tegenwoordigheid van de dag van Jehovah goed in gedachte te houden’?
• Hoe geven we in ons gedrag blijk van „een wachtende houding”?
• Waarom zijn „daden van godvruchtige toewijding” van belang?
• Wat moeten we doen om door Jehovah „onbevlekt en onbesmet en in vrede bevonden te worden”?
[Studievragen]
[Illustratie op blz. 11]
„Een wachtende houding” blijkt uit heilige gedragingen
[Illustraties op blz. 12]
De Koninkrijksprediking redt levens
[Illustratie op blz. 14]
Laten we vrede met anderen nastreven terwijl we op Jehovah’s dag wachten