Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

’Voeg bij uw kennis zelfbeheersing’

’Voeg bij uw kennis zelfbeheersing’

’Voeg bij uw kennis zelfbeheersing’

’Voeg bij uw kennis zelfbeheersing.’ — 2 PETRUS 1:5-8.

1. Doordat mensen wat niet kunnen zeggen, ontstaan veel problemen?

TIJDENS een grote campagne tegen drugsgebruik werden jongeren in de Verenigde Staten aangespoord: „Zeg gewoon nee.” Wat zou het er in de wereld beter uitzien als iedereen niet alleen gewoon nee zei tegen drugsgebruik maar ook tegen overmatig drinken, een onverstandige of immorele leefstijl, oneerlijke zakenpraktijken en „de begeerten van het vlees”! (Romeinen 13:14) Maar wie zal willen beweren dat nee zeggen altijd makkelijk is?

2. (a) Welke bijbelse voorbeelden laten zien dat het ook vroeger moeilijk was om nee te zeggen? (b) Waartoe moeten deze voorbeelden ons aanmoedigen?

2 Omdat alle onvolmaakte mensen er moeite mee hebben zelfbeheersing te oefenen, moeten we te weten willen komen hoe we een eventuele strijd die we persoonlijk te voeren hebben, kunnen winnen. De bijbel spreekt over mensen in het verleden die hun best deden om God te dienen maar er soms moeite mee hadden gewoon nee te zeggen. Denk aan David en zijn zonde van overspel met Bathseba. Het leidde tot de dood van hun in overspel verwekte kind en van Bathseba’s echtgenoot, die beiden onschuldig waren (2 Samuël 11:1-27; 12:15-18). Of denk aan de apostel Paulus, die openlijk bekende: „Want het goede dat ik wens, doe ik niet, maar het slechte dat ik niet wens, dat beoefen ik” (Romeinen 7:19). Voelen wij af en toe eenzelfde frustratie? Paulus zei verder: „Naar de innerlijke mens schep ik werkelijk behagen in de wet van God, maar in mijn leden zie ik een andere wet, die strijd voert tegen de wet van mijn verstand en mij in gevangenschap voert aan de wet der zonde, die in mijn leden is. Ellendig mens die ik ben! Wie zal mij verlossen van het lichaam dat deze dood ondergaat?” (Romeinen 7:22-24) Bijbelse voorbeelden dienen ons nog vastbeslotener te maken het nooit op te geven in onze strijd om meer zelfbeheersing te krijgen.

Zelfbeheersing is iets wat we moeten leren

3. Leg uit waarom we niet kunnen verwachten dat het makkelijk is zelfbeheersing tentoon te spreiden.

3 Zelfbeheersing, een eigenschap die onder andere inhoudt nee te kunnen zeggen, wordt in 2 Petrus 1:5-7 samen met geloof, deugd, kennis, volharding, godvruchtige toewijding, broederlijke genegenheid en liefde genoemd. Geen van deze andere wenselijke eigenschappen is volledig aangeboren. Ze moeten aangekweekt worden. Er is vastberadenheid en inspanning voor nodig om ze in ruime mate tentoon te spreiden. Dienen we dan te verwachten dat het aankweken van zelfbeheersing makkelijker is?

4. Waarom denken velen dat ze geen probleem hebben met zelfbeheersing, maar waar duidt dit op?

4 Het is waar dat miljoenen mensen vinden dat ze geen probleem hebben met zelfbeheersing. Ze leven zoals ze willen: ze gedragen zich bewust of onbewust naar de ingevingen van hun onvolmaakte vlees en schenken weinig aandacht aan de consequenties — voor henzelf of voor anderen (Judas 10). Het is nu duidelijker merkbaar dan ooit dat mensen geen nee kunnen of willen zeggen. Dit duidt erop dat we inderdaad in „de laatste dagen” leven waarover Paulus sprak toen hij voorzei dat er „kritieke tijden zullen aanbreken, die moeilijk zijn door te komen. Want de mensen zullen zichzelf liefhebben, het geld liefhebben, zullen aanmatigend zijn, hoogmoedig, lasteraars, . . . zonder zelfbeheersing.” — 2 Timotheüs 3:1-3.

5. Waarom zijn Jehovah’s Getuigen geïnteresseerd in het onderwerp zelfbeheersing, en welke raad geldt nog steeds?

5 Jehovah’s Getuigen beseffen heel goed hoe moeilijk het is zelfbeheersing te oefenen. Net als Paulus zijn ze zich bewust van de strijd tussen het verlangen God te behagen door overeenkomstig zijn maatstaven te leven en de handelwijze waartoe hun onvolmaakte vlees hen aanzet. Daarom zijn ze er al heel lang in geïnteresseerd hoe ze deze krachtmeting kunnen winnen. Al in 1916 werd in een vroege uitgave van De Wachttoren gesproken over „de juiste handelwijze die we moeten volgen om onszelf, onze gedachten, onze woorden en ons gedrag onder controle te krijgen”. Er werd aanbevolen Filippenzen 4:8 in gedachte te houden. De goddelijke raad in die tekst geldt nog steeds, ook al werd hij oorspronkelijk zo’n 2000 jaar geleden gegeven en is hij nu waarschijnlijk moeilijker op te volgen dan destijds of in 1916. Toch doen christenen hun uiterste best om nee te zeggen tegen wereldse begeerten, in het besef dat ze door dat te doen ja zeggen tegen hun Schepper.

6. Waarom hebben we geen reden om te wanhopen terwijl we eraan werken zelfbeheersing aan te kweken?

6 Zelfbeheersing wordt in Galaten 5:22, 23 genoemd als onderdeel van „de vrucht van de [heilige] geest”. Als we deze eigenschap samen met „liefde, vreugde, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, geloof, [en] zachtaardigheid” tentoonspreiden, zullen we daar veel profijt van hebben. Zoals Petrus uitlegde, zullen we erdoor belet worden „hetzij inactief of onvruchtbaar” te worden in onze dienst voor God (2 Petrus 1:8). Maar we moeten niet wanhopen of onszelf veroordelen als we deze eigenschappen niet zo snel en zo volledig tentoonspreiden als we zouden willen. We hebben waarschijnlijk wel opgemerkt dat op school de ene leerling sneller leert dan de andere, of dat op het werk de ene collega een nieuwe taak sneller onder de knie krijgt dan de andere. Zo zullen ook sommigen sneller christelijke eigenschappen leren tentoonspreiden dan anderen. Het belangrijkste is dat we goddelijke eigenschappen naar ons beste vermogen blijven aankweken. Dit kunnen we doen door volledig voordeel te trekken van de hulp die Jehovah via zijn Woord en zijn gemeente verschaft. Hoe snel we ons doel bereiken, is minder belangrijk dan vastberaden pogingen doen om vorderingen te blijven maken.

7. Waaruit blijkt dat zelfbeheersing belangrijk is?

7 Hoewel zelfbeheersing als laatste van de door de geest voortgebrachte eigenschappen wordt genoemd, is ze beslist niet minder belangrijk dan de andere. Integendeel. We moeten niet vergeten dat we alle „werken van het vlees” zouden kunnen vermijden als we volmaakte zelfbeheersing hadden. Maar onvolmaakte mensen zijn geneigd toe te geven aan de een of andere vorm van „de werken van het vlees . . ., hoererij, onreinheid, een losbandig gedrag, afgoderij, beoefening van spiritisme, vijandschappen, twist, jaloezie, vlagen van toorn, ruzies, verdeeldheid, sekten” (Galaten 5:19, 20). We moeten daarom constant strijd voeren, vastbesloten om negatieve tendensen uit ons hart en onze geest te bannen.

Sommigen hebben het extra moeilijk

8. Welke factoren maken het oefenen van zelfbeheersing voor sommigen extra moeilijk?

8 Sommige christenen hebben er meer moeite mee zelfbeheersing te oefenen dan andere. Hoe komt dat? De opvoeding of ervaringen uit het verleden kunnen daar de oorzaak van zijn. Als het aankweken en tentoonspreiden van zelfbeheersing voor ons geen probleem lijkt, kunnen we daar blij om zijn. Maar we moeten beslist medegevoel en begrip tonen voor degenen die er meer moeite mee hebben zelfbeheersing te oefenen, ook al vinden we hun gebrek aan zelfbeheersing soms storend. We zijn allemaal onvolmaakt, dus wie van ons heeft ook maar enige reden om zelfingenomen te zijn? — Romeinen 3:23; Efeziërs 4:2.

9. Wat voor zwakheden hebben sommigen, en wanneer zullen deze zwakheden volledig overwonnen zijn?

9 Ter illustratie: We weten misschien wel dat sommige medechristenen die gestopt zijn met tabaks- of drugsgebruik, er soms nog een sterk verlangen naar hebben. Ook kunnen sommigen het moeilijk vinden hun voedsel- of alcoholconsumptie binnen de perken te houden. Anderen hebben er moeite mee hun tong te beheersen, zodat ze vaak in woorden struikelen. Het aanpakken van deze tekortkomingen vereist ijverige krachtsinspanningen in het aankweken van zelfbeheersing. Waarom? Jakobus 3:2 geeft heel realistisch toe: „Wij allen struikelen vele malen. Indien iemand in woorden niet struikelt, die is een volmaakt man, in staat om ook zijn gehele lichaam in toom te houden.” Weer anderen hebben een sterke drang tot gokken. Of ze vinden het moeilijk hun opvliegendheid te beheersen. Het kan tijd kosten om deze of soortgelijke zwakheden de baas te worden. Hoewel we nu aanzienlijke vorderingen kunnen maken, zullen verkeerde begeerten pas blijvend worden uitgebannen als we de volmaaktheid bereiken. Wanneer we er intussen naar streven zelfbeheersing te oefenen, zal dit ons helpen niet in een zondig levenspatroon terug te vallen. Laten we, terwijl de strijd voortduurt, elkaar helpen het niet op te geven. — Handelingen 14:21, 22.

10. (a) Waarom is het voor sommigen extra moeilijk om in seksuele aangelegenheden zelfbeheersing te oefenen? (b) Welke belangrijke verandering bracht een broeder in zijn leven aan? (Zie kader op blz. 16.)

10 Nog een terrein waarop het voor sommigen moeilijk is zelfbeheersing te oefenen, is seksualiteit. De menselijke seksualiteit op zich maakt deel uit van de wijze waarop Jehovah God ons heeft gemaakt. Toch hebben sommigen het extra moeilijk om seks op de juiste plaats te houden, in overeenstemming met Gods maatstaven. Hun probleem wordt wellicht vergroot doordat ze een ongewoon sterke geslachtsdrift hebben. We leven in een van seks bezeten wereld die op vele manieren de hartstocht probeert aan te wakkeren. Dit kan een groot probleem vormen voor christenen die — op zijn minst een tijdlang — ongehuwd willen blijven om God zonder de afleidingen van het huwelijk te kunnen dienen (1 Korinthiërs 7:32, 33, 37, 38). Maar in overeenstemming met het bijbelse gebod dat het „beter [is] te trouwen dan te branden van hartstocht”, besluiten ze wellicht te trouwen, wat beslist een eerbaar streven is. Tegelijkertijd zijn ze vastbesloten „alleen in de Heer” te trouwen, zoals de bijbel aanraadt (1 Korinthiërs 7:9, 39). We kunnen er zeker van zijn dat Jehovah zich erover verheugt dat ze zijn rechtvaardige beginselen hoog willen houden. Hun medechristenen zijn blij verbonden te zijn met ware aanbidders die er zulke hoge morele maatstaven op na houden en rechtschapen zijn.

11. Hoe kunnen we een hulp zijn voor een broeder of zuster die graag wil trouwen maar de mogelijkheid daartoe nog niet heeft gehad?

11 En als er geen geschikte partner te vinden is? Bedenk eens hoe gefrustreerd iemand kan zijn die graag wil trouwen maar de mogelijkheid daartoe nog niet heeft gehad! Hij ziet misschien zijn vrienden trouwen en gelukkig worden, terwijl hij nog steeds naar een geschikte partner zoekt. Voor sommigen die zich in deze situatie bevinden, wordt de onreine gewoonte van masturbatie misschien een aanhoudend probleem. Hoe dan ook, geen enkele christen wil een ander die zijn best doet om eerbaar te blijven, onbedoeld ontmoedigen. Dit zou ongewild kunnen gebeuren als we een onnadenkende opmerking zouden maken zoals: „En wanneer ga jij trouwen?” Dat wordt misschien zonder kwade bedoelingen gezegd, maar het zou veel beter zijn zelfbeheersing te oefenen door onze tong te beheersen! (Psalm 39:1) Degenen onder ons die in hun ongehuwde staat eerbaar blijven, verdienen een welgemeend compliment. In plaats van iets te zeggen wat ontmoedigend zou kunnen zijn, zouden we ons best kunnen doen om hen aan te moedigen. We zouden bijvoorbeeld kunnen proberen om ook alleenstaanden uit te nodigen als we met een groepje rijpe broeders en zusters bijeenkomen voor een maaltijd of voor gezonde christelijke omgang.

Zelfbeheersing binnen het huwelijk

12. Waarom hebben zelfs gehuwden een mate van zelfbeheersing nodig?

12 Als we getrouwd zijn, betekent dit niet automatisch dat we geen zelfbeheersing meer hoeven te hebben wat seks betreft. De seksuele behoeften van de man en de vrouw kunnen bijvoorbeeld sterk van elkaar verschillen. Of het kan zijn dat de fysieke gesteldheid van een van de partners het af en toe moeilijk of zelfs onmogelijk maakt normale seksuele omgang te hebben. Een van beiden zou het, misschien als gevolg van vroegere ervaringen, moeilijk kunnen vinden het gebod te gehoorzamen: „Laat de man zijn vrouw geven wat haar toekomt, maar laat ook de vrouw hetzelfde doen ten opzichte van haar man.” In zo’n situatie moet de ander misschien extra zelfbeheersing oefenen. Maar beiden kunnen de liefdevolle raad van Paulus aan gehuwde christenen in gedachte houden: „Onthoudt het elkaar niet, behalve met onderling goedvinden voor een bestemde tijd om tijd aan gebed te wijden en weer samen te komen, opdat Satan u niet blijft verzoeken vanwege uw gebrek aan zelfbeheersing.” — 1 Korinthiërs 7:3, 5.

13. Wat kunnen we voor degenen doen die strijd voeren om zelfbeheersing te oefenen?

13 Wat kunnen echtparen dankbaar zijn als beiden hebben geleerd gepaste zelfbeheersing te oefenen in deze zeer intieme relatie. Tegelijkertijd doen ze er goed aan begrip te tonen voor medegelovigen die nog strijd voeren om op dat gebied zelfbeheersing aan de dag te leggen. We moeten nooit vergeten te bidden of Jehovah onze broeders en zusters inzicht, moed en vastberadenheid wil geven, zodat ze doorgaan met hun strijd om zelfbeheersing aan de dag te leggen en stappen doen om verkeerde verlangens te overwinnen. — Filippenzen 4:6, 7.

Blijf elkaar helpen

14. Waarom moeten we medechristenen met medeleven en begrip bejegenen?

14 Soms vinden we het misschien moeilijk begrip te tonen voor medechristenen die strijd voeren om zelfbeheersing te tonen op een terrein waar wij geen moeite mee hebben. Maar mensen zijn verschillend van aard. Sommigen laten zich makkelijk door emoties leiden, anderen niet. Sommigen vinden het vrij makkelijk zichzelf in bedwang te houden, zodat zelfbeheersing voor hen geen groot probleem is. Anderen hebben er meer moeite mee. Maar bedenk dat iemand die strijd voert tegen een zwakheid, geen slecht mens is. Onze medechristenen hebben ons begrip en medeleven nodig. Ons eigen geluk is ermee gemoeid als we barmhartigheid blijven tonen jegens degenen die nog steeds strijd voeren om meer zelfbeheersing aan de dag te leggen. Dat blijkt uit Jezus’ woorden in Mattheüs 5:7.

15. Waarom zijn de woorden in Psalm 130:3 vertroostend in verband met zelfbeheersing?

15 Nooit zullen we een medechristen die bij een bepaalde gelegenheid nalaat de christelijke persoonlijkheid tentoon te spreiden, verkeerd willen beoordelen. Wat is het aanmoedigend te weten dat naast de ene keer dat we misschien in de fout zijn gegaan, Jehovah de vele keren ziet dat we wel zelfbeheersing hebben geoefend, ook al hebben medechristenen het niet eens gemerkt. Het is heel vertroostend aan de woorden in Psalm 130:3 te denken: „Indien gij op dwalingen zoudt letten, o Jah, o Jehovah, wie zou stand kunnen houden?”

16, 17. (a) Hoe kunnen we Galaten 6:2, 5 in verband met zelfbeheersing toepassen? (b) Wat zal er nu worden besproken in verband met zelfbeheersing?

16 Om Jehovah te behagen, moeten wij allemaal zelfbeheersing aankweken, maar we kunnen verzekerd zijn van de hulp van onze broeders en zusters. We moeten weliswaar ieder onze eigen lading verantwoordelijkheid dragen, maar we worden toch aangespoord om elkaar te helpen het hoofd te bieden aan zwakheden (Galaten 6:2, 5). We kunnen dankbaar zijn voor de ouder, partner of vriend die ons ervan weerhoudt ergens naar toe te gaan waar we niet horen te zijn, naar dingen te kijken waar we niet naar horen te kijken en dingen te doen die we niet horen te doen. Hij helpt ons zelfbeheersing aan de dag te leggen — nee te kunnen zeggen en het te menen!

17 Veel christenen zullen het waarschijnlijk eens zijn met wat er tot nu toe over zelfbeheersing is gezegd, maar misschien hebben ze het gevoel dat ze persoonlijk nog heel wat vorderingen moeten maken. Ze zouden graag meer zelfbeheersing aan de dag willen leggen, zoveel als volgens hen redelijkerwijs van onvolmaakte mensen verwacht mag worden. Hebben ook wij dat gevoel? Wat zouden we dan kunnen doen om dit aspect van de vrucht van Gods geest aan te kweken? En hoe kan dit ons helpen onze doeleinden op lange termijn als christen te bereiken? Laten we eens zien wat het volgende artikel hierover zegt.

Kunnen we ons dit herinneren?

Waarom is zelfbeheersing . . .

• voor christenen belangrijk?

• voor sommigen extra moeilijk?

• in het huwelijk een noodzaak?

• een eigenschap die we elkaar kunnen helpen aankweken?

[Studievragen]

[Kader/Illustratie op blz. 16]

Hij leerde nee te zeggen

Een Getuige van Jehovah in Duitsland werkte bij de technische dienst van een telecombedrijf. Zijn werk omvatte het monitoren van dertig televisie- en radioprogramma’s. Als er storingen optraden, moest hij het programma nauwkeurig bekijken om precies te kunnen vaststellen wat het probleem was. Hij zegt: „De storingen schenen bijna altijd op het verkeerde moment te komen, juist als er scènes met geweld en seks werden vertoond. De slechte scènes schenen dagenlang, zo niet wekenlang, in mijn geest te blijven hangen, alsof ze in mijn hersenen gebrand waren.” Hij bekent dat dit een negatieve uitwerking op zijn geestelijke gezindheid had: „Ik ben nogal opvliegend, en daarom leidden de gewelddadige scènes ertoe dat ik moeite had mijn zelfbeheersing te bewaren. De seksscènes veroorzaakten spanningen tussen mij en mijn vrouw. Ik moest elke dag strijd voeren. Om de strijd niet te verliezen, besloot ik naar een andere baan uit te kijken, ook al zou ik dan minder gaan verdienen. Kort geleden heb ik er een gevonden. Mijn wens is in vervulling gegaan.”

[Illustraties op blz. 15]

Door bijbelstudie verkregen kennis helpt ons zelfbeheersing te oefenen