Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

’Over de gehele aarde is hun geluid uitgegaan’

’Over de gehele aarde is hun geluid uitgegaan’

’Over de gehele aarde is hun geluid uitgegaan’

„Maakt discipelen van mensen uit alle natiën, hen dopende in de naam van de Vader en van de Zoon en van de heilige geest.” — MATTHEÜS 28:19.

1, 2. (a) Welke opdracht gaf Jezus zijn discipelen? (b) Waardoor konden de eerste-eeuwse christenen zo veel tot stand brengen?

KORT voor zijn hemelvaart gaf Jezus zijn discipelen een opdracht, namelijk: „Maakt discipelen van mensen uit alle natiën, hen dopende in de naam van de Vader en van de Zoon en van de heilige geest” (Mattheüs 28:19). Wat een duizelingwekkende taak!

2 Ga maar na. Met Pinksteren 33 G.T. werd op ongeveer 120 discipelen heilige geest uitgestort, waarna ze zich van die opdracht begonnen te kwijten door anderen te vertellen dat Jezus de langverwachte Messias was, door bemiddeling van wie redding verworven kon worden (Handelingen 2:1-36). Hoe zou zo’n kleine groep discipelen „mensen uit alle natiën” kunnen bereiken? Menselijk gezien was dat onmogelijk, maar „bij God zijn alle dingen mogelijk” (Mattheüs 19:26). De eerste christenen genoten de steun van Jehovah’s heilige geest, en ze bezaten een gevoel van dringendheid (Zacharia 4:6; 2 Timotheüs 4:2). Daarom kon de apostel Paulus slechts enkele decennia later zeggen dat het goede nieuws „in heel de schepping die onder de hemel is” werd bekendgemaakt. — Kolossenzen 1:23.

3. Waardoor werd de zuivere christelijke „tarwe” aan het oog onttrokken?

3 Gedurende een groot deel van de eerste eeuw bleef de ware aanbidding zich verbreiden. Maar Jezus had voorzegd dat de tijd zou komen dat Satan „onkruid” zou zaaien waardoor de ware christelijke „tarwe” eeuwenlang overwoekerd zou zijn, tot de oogsttijd. Na de dood van de apostelen werd dat bewaarheid. — Mattheüs 13:24-39.

Snelle groei in deze tijd

4, 5. Met welk werk begonnen gezalfde christenen in 1919, en waarom vormde dat een grote uitdaging?

4 In 1919 was de tijd aangebroken voor het scheiden van de zuivere christelijke tarwe van het onkruid. Gezalfde christenen wisten dat Jezus’ belangrijke opdracht nog steeds gold. Ze geloofden vast dat ze in „de laatste dagen” leefden en waren op de hoogte van Jezus’ profetie: „Dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt tot een getuigenis voor alle natiën, en dan zal het einde komen” (2 Timotheüs 3:1; Mattheüs 24:14). Ja, ze wisten dat er veel werk te doen was.

5 Maar net als de discipelen in 33 G.T. stonden die gezalfde christenen voor een enorme uitdaging. Ze waren maar met enkele duizenden in slechts een paar landen. Hoe zouden ze het goede nieuws ooit „op de gehele bewoonde aarde” kunnen prediken? Bedenk wel dat de wereldbevolking was toegenomen van misschien 300 miljoen in de tijd van de caesars tot bijna 2 miljard na de Eerste Wereldoorlog. En de hele twintigste eeuw door zou dat aantal snel blijven stijgen.

6. Hoever was de verbreiding van het goede nieuws in de jaren dertig gevorderd?

6 Toch begonnen Jehovah’s gezalfde dienstknechten, net als hun broeders uit de eerste eeuw, met het volste geloof in Jehovah aan hun taak, en zijn geest was met hen. Halverwege de jaren dertig hadden zo’n 56.000 evangeliepredikers de bijbelse waarheid in 115 landen bekendgemaakt. Er was al veel werk verricht, maar er moest nog veel meer gebeuren.

7. (a) Voor welke nieuwe uitdaging stonden de gezalfde christenen? (b) Hoever is het bijeenbrengingswerk, dankzij de steun van de „andere schapen”, tot dusver gevorderd?

7 Vervolgens betekende een nauwkeuriger begrip van de identiteit van de in Openbaring 7:9 genoemde „grote schare” een nieuwe uitdaging maar ook een belofte van hulp voor die hardwerkende christenen. Een onbepaald maar groot aantal „andere schapen”, gelovigen met een aardse hoop, moest „uit alle natiën en stammen en volken en talen” bijeengebracht worden (Johannes 10:16). Ze zouden ’dag en nacht heilige dienst voor Jehovah verrichten’ (Openbaring 7:15). Dat betekent dat ze zouden helpen bij het predikings- en onderwijzingswerk (Jesaja 61:5). De gezalfde christenen waren dan ook zeer verheugd toen ze het aantal evangeliepredikers met tienduizenden en vervolgens met miljoenen zagen toenemen. In 2003 heeft een nieuw hoogtepunt van 6.429.351 personen deelgenomen aan de prediking; verreweg de meesten van hen behoren tot de grote schare. * De gezalfde christenen zijn dankbaar voor die hulp, en de andere schapen zijn dankbaar voor het voorrecht dat ze een steun voor hun gezalfde broeders kunnen zijn. — Mattheüs 25:34-40.

8. Hoe reageerden Jehovah’s Getuigen op de extreme druk waaronder ze tijdens de Tweede Wereldoorlog kwamen te staan?

8 Toen de tarweklasse weer zichtbaar werd, ging Satan er een bittere strijd tegen voeren (Openbaring 12:17). Hoe reageerde hij toen de grote schare op het toneel begon te verschijnen? Met extreem geweld! Kan er enige twijfel over bestaan dat hij achter de wereldwijde aanval stak die tijdens de Tweede Wereldoorlog op de ware aanbidding werd ondernomen? Aan beide zijden van het conflict kwamen christenen onder grote druk te staan. Veel dierbare broeders en zusters ondergingen verschrikkelijke beproevingen en sommigen van hen stierven voor hun geloof. Toch stemden ze in met de woorden van de psalmist: „In eendracht met God zal ik zijn woord loven. Op God heb ik mijn vertrouwen gesteld; ik zal niet bevreesd zijn. Wat kan vlees mij doen?” (Psalm 56:4; Mattheüs 10:28) Gezalfde christenen en andere schapen, gesterkt door Jehovah’s geest, stonden samen pal (2 Korinthiërs 4:7). Als gevolg daarvan „bleef het woord van God groeien” (Handelingen 6:7). Toen in 1939 de oorlog uitbrak, rapporteerden 72.475 getrouwe christenen deelname aan de prediking. Maar het, weliswaar onvolledige, bericht over 1945, het jaar waarin de oorlog eindigde, liet zien dat 156.299 actieve Getuigen het goede nieuws verbreidden. Wat een nederlaag voor Satan!

9. Welke nieuwe scholen werden er tijdens de Tweede Wereldoorlog aangekondigd?

9 Het is duidelijk dat de chaos van de Tweede Wereldoorlog er voor Jehovah’s Getuigen geen reden toe was eraan te twijfelen dat het predikingswerk volbracht zou worden. In 1943, toen de oorlog op zijn hoogtepunt was, werden er zelfs twee nieuwe scholen aangekondigd. De ene, nu de theocratische bedieningsschool genoemd, zou in alle gemeenten gehouden worden om individuele Getuigen voor de prediking en het maken van discipelen op te leiden. De andere, de Wachttoren-Bijbelschool Gilead, was bedoeld voor de opleiding van zendelingen, die het predikingswerk in het buitenland zouden bevorderen. Toen de oorlogsvuren eindelijk doofden, waren ware christenen gereed voor grotere activiteit.

10. Hoe bleek de ijver van Jehovah’s volk in 2003?

10 En wat een prestatie hebben ze geleverd! Opgeleid op de theocratische bedieningsschool hebben allen — jong en oud, ouders en kinderen, zelfs de zieken en zwakken — een aandeel aan de vervulling van Jezus’ belangrijke opdracht (Psalm 148:12, 13; Joël 2:28, 29). In het jaar 2003 hebben elke maand gemiddeld 825.185 predikers blijk gegeven van een gevoel van dringendheid door tijdelijk of constant in de pioniersdienst te staan. In datzelfde jaar hebben Jehovah’s Getuigen 1.234.796.477 uur met anderen over het goede nieuws van het Koninkrijk gesproken. Het kan niet anders of Jehovah is blij met de ijver van zijn volk!

In het buitenlandse veld

11, 12. Welke voorbeelden zijn illustratief voor het voortreffelijke bericht van zendelingen?

11 In de loop van de jaren hebben afgestudeerden van Gilead en, recenter, afgestudeerden van de Bedienarenopleidingsschool een schitterend bericht opgebouwd. In Brazilië bijvoorbeeld waren er nog geen 400 verkondigers toen in 1945 de eerste zendelingen arriveerden. Zij en de zendelingen die volgden, hebben samen met hun ijverige Braziliaanse broeders en zusters hard gewerkt, en Jehovah heeft hun inspanningen bijzonder gezegend. Voor iedereen die zich die vroege dagen nog herinnert, is het ontroerend te zien dat Brazilië in 2003 een nieuw hoogtepunt van 607.362 verkondigers heeft gerapporteerd!

12 En neem nu Japan eens. Voor de Tweede Wereldoorlog waren er ongeveer honderd Koninkrijkspredikers in dat land. Tijdens de oorlog werden hun gelederen door wrede vervolging gedecimeerd, en tegen het einde van de oorlog waren nog maar een paar Getuigen geestelijk en lichamelijk in leven (Spreuken 14:32). Die enkele bijzondere rechtschapenheidbewaarders waren vast en zeker opgetogen toen ze in 1949 de eerste dertien op Gilead opgeleide zendelingen konden verwelkomen, en de zendelingen raakten al snel gesteld op hun enthousiaste, gastvrije Japanse broeders en zusters. Ruim vijftig jaar later, in 2003, rapporteerde Japan een hoogtepunt van 217.508 verkondigers! Jehovah heeft zijn volk in dat land beslist rijk gezegend. Uit veel andere landen komen soortgelijke berichten. Degenen die in buitenlandse gebieden kunnen prediken, hebben een echte bijdrage aan de verbreiding van het goede nieuws geleverd, zodat in 2003 er 235 landen, eilanden en gebieden overal ter wereld mee werden bereikt. Ja, de grote schare komt uit „alle natiën”.

„Uit alle . . . stammen en volken en talen”

13, 14. Op welke manier heeft Jehovah duidelijk gemaakt dat het belangrijk is het goede nieuws in ’alle talen’ te prediken?

13 Het eerste wonder waarvan melding werd gemaakt nadat de discipelen met Pinksteren 33 G.T. met heilige geest waren gezalfd, was dat ze de bijeengekomen menigten toespraken in vreemde talen. Het kan zijn dat al hun toehoorders een internationale taal spraken, Grieks misschien. Omdat ze „eerbiedige mannen” („vrome Joden”, Willibrordvertaling) waren, konden ze waarschijnlijk ook de Hebreeuwse diensten in de tempel volgen. Maar hun aandacht werd echt getrokken toen ze het goede nieuws hoorden in de taal die ze thuis geleerd hadden. — Handelingen 2:5, 7-12.

14 Ook nu worden er in de prediking veel talen gebruikt. Volgens de profetie zou de grote schare niet alleen uit natiën komen maar ook uit „stammen en volken en talen”. In overeenstemming daarmee profeteerde Jehovah bij monde van Zacharia: „Tien mannen uit alle talen der natiën zullen vastgrijpen, ja, zij zullen werkelijk de slip vastgrijpen van een man die een jood is, en zeggen: ’Wij willen met ulieden gaan, want wij hebben gehoord dat God met ulieden is’” (Zacharia 8:23). Hoewel Jehovah’s Getuigen niet meer de gave van het spreken in talen hebben, zien ze er de waarde van in mensen in hun eigen taal te onderwijzen.

15, 16. Hoe zijn zendelingen en anderen de uitdaging van het prediken in plaatselijke talen aangegaan?

15 Het is waar dat er tegenwoordig enkele veel gesproken talen zijn, zoals Engels, Frans en Spaans. Maar degenen die hun eigen land hebben verlaten om in andere landen te dienen, proberen de plaatselijke talen te leren om het goede nieuws toegankelijker te maken voor mensen die „de juiste gezindheid voor het eeuwige leven” bezitten (Handelingen 13:48). Dat kan moeilijk zijn. Toen de broeders en zusters van Tuvalu in de Stille Zuidzee publicaties in hun eigen taal nodig hadden, nam een van de zendelingen de uitdaging aan. Omdat er geen woordenboek beschikbaar was, begon hij een verklarende lijst van Tuvaluaanse woorden aan te leggen. Na verloop van tijd werd het boek U kunt voor eeuwig in een paradijs op aarde leven * in het Tuvaluaans uitgegeven. Toen er zendelingen op Curaçao arriveerden, bestond er noch bijbelse lectuur noch een woordenboek in de plaatselijke taal, het Papiamentoe. Men was het ook lang niet eens over de schrijfwijze van de taal. Toch werd binnen twee jaar na de komst van de eerste zendelingen het eerste christelijke bijbeltraktaat in die taal uitgegeven. Tegenwoordig is het Papiamentoe een van de 133 talen waarin De Wachttoren simultaan met de Engelse uitgave verschijnt.

16 In Namibië konden de eerste zendelingen geen plaatselijke Getuige vinden om hen bij het vertalen te helpen. Bovendien ontbraken in één plaatselijke taal, het Nama, woorden voor veel gebruikte begrippen, zoals „volmaakt”. Een zendeling bericht: „Voor het vertalen maakte ik voornamelijk gebruik van leraren die bijbelstudie hadden. Omdat hun kennis van de waarheid beperkt was, moest ik alles uitgebreid met hen doorpraten om er zeker van te zijn dat elke zin nauwkeurig was.” Desondanks werd het traktaat Leven in een nieuwe wereld uiteindelijk in vier Namibische talen vertaald. Nu verschijnt De Wachttoren regelmatig in het Kwanyama en het Ndonga.

17, 18. Welke uitdagingen worden in Mexico en andere landen aanvaard?

17 In Mexico is Spaans de hoofdtaal. Maar voordat de Spanjaarden arriveerden, werden er heel wat talen gesproken, en een aantal daarvan wordt nog steeds gebruikt. Daarom wordt lectuur van Jehovah’s Getuigen nu in zeven Mexicaanse talen en ook in Mexicaanse Gebarentaal uitgegeven. De Koninkrijksdienst in het Maya was de eerste regelmatig verschijnende publicatie in een indiaanse taal. Onder de 572.530 Koninkrijksverkondigers in Mexico zijn duizenden Maya, Azteken en andere indianen te vinden.

18 De laatste tijd zijn miljoenen mensen als vluchteling naar een ander land getrokken of om economische redenen geëmigreerd. Als gevolg daarvan hebben veel landen nu voor het eerst een groot buitenlands veld. Jehovah’s Getuigen hebben de uitdaging aangenomen. In Italië bijvoorbeeld zijn er behalve in het Italiaans gemeenten en groepen in 22 talen. Om broeders en zusters te helpen tot anderstaligen te prediken, zijn er onlangs cursussen georganiseerd om 16 talen te onderwijzen, waaronder Italiaanse Gebarentaal. In veel andere landen getroosten Jehovah’s Getuigen zich soortgelijke inspanningen om grote immigrantenpopulaties te bereiken. Ja, met Jehovah’s hulp komt de grote schare inderdaad uit talrijke taalgroepen.

„Over de gehele aarde”

19, 20. Welke woorden van Paulus gaan nu op een opmerkelijke manier in vervulling? Leg dat uit.

19 In de eerste eeuw schreef de apostel Paulus: „Hebben zij het soms niet gehoord? Jazeker; in werkelijkheid ’is hun geluid over de gehele aarde uitgegaan, en hun uitspraken tot de uiteinden der bewoonde aarde’” (Romeinen 10:18). Als dat in de eerste eeuw opging, hoeveel te meer dan in onze tijd! Miljoenen — misschien meer dan in enige andere tijd in het verleden — zeggen: „Ik wil Jehovah te allen tijde zegenen; voortdurend zal zijn lof in mijn mond zijn.” — Psalm 34:1.

20 Daar komt nog bij dat het werk niet trager gaat verlopen. Het aantal Koninkrijksverkondigers blijft toenemen. Er wordt steeds meer tijd in het predikingswerk doorgebracht. Er worden miljoenen nabezoeken gebracht en honderdduizenden bijbelstudies geleid. En voortdurend zijn er nieuwe mensen die belangstelling tonen. Vorig jaar werd met het aantal aanwezigen bij de Gedachtenisviering van Jezus’ dood een nieuw hoogtepunt van 16.097.622 bereikt. Het is duidelijk dat er nog altijd veel te doen valt. Laten we een voorbeeld blijven nemen aan de vastberaden integriteit van onze broeders en zusters die intense vervolging verduurd hebben. En laten we de ijver tentoonspreiden van al onze broeders en zusters die zich sinds 1919 met hart en ziel hebben ingezet in Jehovah’s dienst. Laten we allemaal blijven instemmen met het refrein van de psalmist: „Al wat adem heeft, love Jah. Looft Jah!” — Psalm 150:6.

[Voetnoten]

^ ¶15 Uitgegeven door Jehovah’s Getuigen.

Hoe zouden we dit uitleggen?

• Welke taak namen de broeders in 1919 ter hand, en waarom was het een hele uitdaging?

• Wie werden bijeengebracht om het predikingswerk te steunen?

• Welk bericht hebben zendelingen en anderen die in het buitenland dienen, opgebouwd?

• Welke bewijzen zijn er dat Jehovah het werk van zijn volk in deze tijd zegent?

[Studievragen]

[Tabel op blz. 18-21]

BERICHT OVER HET DIENSTJAAR 2003 VAN JEHOVAH’S GETUIGEN OVER DE HELE WERELD

(Zie ingebonden jaargang)

[Illustraties op blz. 14, 15]

De chaos van de Tweede Wereldoorlog was voor christenen geen reden om eraan te twijfelen dat het goede nieuws gepredikt zou worden

[Verantwoording]

Explosion: U.S. Navy photo; others: U.S. Coast Guard photo

[Illustraties op blz. 16, 17]

De grote schare zou uit alle stammen en talen komen