Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Wees zo moedig als Jeremia

Wees zo moedig als Jeremia

Wees zo moedig als Jeremia

„Hoop op Jehovah; wees moedig en laat uw hart sterk zijn. Ja, hoop op Jehovah.” — PSALM 27:14.

1. Welke rijke zegen genieten Jehovah’s Getuigen?

JEHOVAH’S GETUIGEN bevinden zich in een geestelijk paradijs (Jesaja 11:6-9). In deze wereld vol narigheid delen ze een uniek geestelijk milieu met medechristenen, die in vrede met Jehovah God en met elkaar leven (Psalm 29:11; Jesaja 54:13). En hun geestelijke paradijs breidt zich uit. Allen die „met geheel hun ziel de wil van God doen”, dragen bij tot die uitbreiding (Efeziërs 6:6). Hoe? Door volgens bijbelse beginselen te leven en anderen te leren hetzelfde te doen, waarmee ze hen uitnodigen in de rijke zegeningen van dat paradijs te delen. — Mattheüs 28:19, 20; Johannes 15:8.

2, 3. Waarmee hebben ware christenen te kampen?

2 Dat we ons in een geestelijk paradijs bevinden, wil echter niet zeggen dat we geen beproevingen meemaken. We zijn nog steeds onvolmaakt en hebben te maken met ziekte, ouderdom en uiteindelijk de dood. Bovendien zien we de profetieën over „de laatste dagen” in vervulling gaan (2 Timotheüs 3:1). Oorlogen, misdaad, ziekte, hongersnood en andere ernstige moeilijkheden treffen de hele mensheid, en Jehovah’s Getuigen worden daar niet voor gespaard. — Markus 13:3-10; Lukas 21:10, 11.

3 Bij dat alles komt nog dat we ons er heel goed van bewust zijn dat er buiten het warme milieu van ons geestelijke paradijs koude winden van tegenstand waaien. Jezus waarschuwde zijn volgelingen: „Omdat gij nu geen deel van de wereld zijt, maar ik u uit de wereld heb uitgekozen, daarom haat de wereld u. Denkt aan het woord dat ik tot u heb gezegd: Een slaaf is niet groter dan zijn meester. Indien zij mij hebben vervolgd, zullen zij ook u vervolgen” (Johannes 15:18-21). In deze tijd is het niet anders. De meeste mensen kunnen nog steeds weinig begrip of waardering opbrengen voor onze vorm van aanbidding. Sommige bekritiseren, bespotten of — zoals Jezus heeft gewaarschuwd — haten ons zelfs (Mattheüs 10:22). Vaak verspreiden de media misleidende informatie en boosaardige propaganda over ons (Psalm 109:1-3). Ja, we hebben allemaal te maken met probleemsituaties, en het kan zijn dat sommigen van ons de moed beginnen te verliezen. Hoe kunnen we volharden?

4. Waar zoeken we hulp om te volharden?

4 Jehovah zal ons helpen. De psalmist schreef onder inspiratie: „Talrijk zijn de rampspoeden van de rechtvaardige, maar uit die alle bevrijdt Jehovah hem” (Psalm 34:19; 1 Korinthiërs 10:13). Velen van ons kunnen ervan getuigen dat wanneer we ten volle op Jehovah vertrouwen, hij ons de kracht geeft om elk probleem te verduren. Onze liefde voor hem en de vreugde die ons wacht, helpen ons om ontmoediging en vrees te boven te komen (Hebreeën 12:2). En dus blijven we ondanks moeilijkheden standvastig.

Jeremia gesterkt door Gods woord

5, 6. (a) Welke voorbeelden hebben we van ware aanbidders die hebben kunnen volharden? (b) Hoe reageerde Jeremia toen hij geroepen werd om als profeet te dienen?

5 Door de geschiedenis heen hebben trouwe dienstknechten van Jehovah ondanks moeilijke omstandigheden vreugde gekend. Sommige leefden in een oordeelstijd waarin Jehovah zijn toorn over de ontrouwen uitstortte. Tot die trouwe aanbidders behoorden Jeremia en enkelen van zijn tijdgenoten, maar ook de christenen uit de eerste eeuw. Die historische voorbeelden staan ter aanmoediging in de bijbel opgetekend, en we kunnen veel leren door ze te bestuderen (Romeinen 15:4). Neem bijvoorbeeld Jeremia.

6 Jeremia werd op jeugdige leeftijd geroepen om in Juda als profeet te dienen. Dat was geen gemakkelijke toewijzing. Velen aanbaden valse goden. Hoewel koning Josia, die regeerde toen Jeremia met zijn bediening begon, getrouw was, waren alle daaropvolgende koningen ontrouw, en de meesten van degenen die verantwoordelijk waren voor het onderwijzen van het volk — de profeten en de priesters — waren geen mannen die de waarheid hoog hielden (Jeremia 1:1, 2; 6:13; 23:11). Hoe voelde Jeremia zich dan ook toen Jehovah hem riep om als profeet te dienen? Bevreesd! (Jeremia 1:8, 17) Jeremia herinnerde zich zijn aanvankelijke reactie: „Ik zei: ’Ach, o Soevereine Heer Jehovah! Zie, ik weet werkelijk niet hoe ik moet spreken, want ik ben nog maar een jongen.’” — Jeremia 1:6.

7. Op welke reactie stuitte Jeremia in zijn gebied, en hoe reageerde hij daarop?

7 Jeremia’s gebied was overwegend hard en vaak stuitte hij op krachtige tegenstand. Op een keer sloeg de priester Pashur hem en liet hem in het blok sluiten. Jeremia tekende op hoe hij zich toen voelde: „Ik zei: ’Ik zal niet van hem [Jehovah] gewagen, en ik zal niet meer in zijn naam spreken.’” Misschien hebben wij ons ook weleens zo gevoeld, wilden we het opgeven. Maar merk op wat Jeremia hielp te volharden. Hij zei: „In mijn hart bleek het [Gods woord of boodschap] te zijn als een brandend vuur, opgesloten in mijn beenderen; en ik werd moe van het inhouden en was niet bij machte het te verdragen” (Jeremia 20:9). Hebben Gods woorden dezelfde uitwerking op ons?

Jeremia’s metgezellen

8, 9. (a) Van welke zwakheid gaf de profeet Uria blijk, en met welk gevolg? (b) Waardoor was Baruch ontmoedigd, en hoe werd hij geholpen?

8 Jeremia stond niet alleen in zijn profetische werk. Hij had metgezellen, en dat moet een aanmoediging voor hem zijn geweest. Maar soms handelden zijn metgezellen niet verstandig. Uria bijvoorbeeld, een medeprofeet, liet ijverig waarschuwingen horen tegen Jeruzalem en Juda „overeenkomstig al de woorden van Jeremia”. Maar toen koning Jojakim verordende dat Uria ter dood gebracht moest worden, vluchtte de profeet uit angst naar Egypte. Dat mocht niet baten. De mannen van de koning gingen hem achterna, namen hem gevangen en brachten hem terug naar Jeruzalem, waar hij werd gedood. Wat een schok moet dat voor Jeremia zijn geweest! — Jeremia 26:20-23.

9 Een andere metgezel van Jeremia was Baruch, zijn secretaris. Baruch was een grote steun voor Jeremia, maar op een keer verloor ook hij zijn geestelijke kijk op de dingen. Hij begon te klagen: „Wee mij toch, want Jehovah heeft droefheid aan mijn smart toegevoegd! Ik ben afgemat wegens mijn zuchten, en een rustplaats heb ik niet gevonden.” De ontmoedigde Baruch begon zijn waardering voor geestelijke zaken te verliezen. Maar Jehovah gaf Baruch vriendelijk wijze raad en hij werd terechtgebracht. Vervolgens kreeg hij de verzekering dat hij de verwoesting van Jeruzalem zou overleven (Jeremia 45:1-5). Wat een aanmoediging moet het voor Jeremia zijn geweest toen Baruch zijn geestelijke evenwicht herwon!

Jehovah steunde zijn profeet

10. Hoe beloofde Jehovah dat hij Jeremia zou steunen?

10 Het belangrijkste was nog dat Jehovah Jeremia niet in de steek liet. Hij begreep hoe zijn profeet zich voelde en gaf hem de kracht en steun die hij nodig had. Toen Jeremia bijvoorbeeld aan het begin van zijn bediening te kennen gaf dat hij twijfelde aan zijn bekwaamheden, zei Jehovah tegen hem: „Wees niet bevreesd vanwege hun gezichten, want ’ik ben met u om u te bevrijden’, is de uitspraak van Jehovah.” Na zijn profeet inlichtingen over zijn toewijzing gegeven te hebben, zei Jehovah vervolgens: „Zij zullen stellig tegen u strijden, maar zij zullen u niet overmeesteren, want ’ik ben met u’, is de uitspraak van Jehovah, ’om u te bevrijden’” (Jeremia 1:8, 19). Wat bemoedigend! En Jehovah hield zich aan zijn woord.

11. Hoe weten we dat Jehovah zich aan zijn belofte om Jeremia te steunen, heeft gehouden?

11 Na in het blok te hebben gezeten en het mikpunt van openbare spotternij te zijn geweest, zei Jeremia dus vol vertrouwen: „Jehovah was met mij als een verschrikkelijke machtige. Daarom zullen juist zij die mij vervolgen, struikelen en niet zegevieren. Zij zullen stellig zeer beschaamd worden” (Jeremia 20:11). Toen er in latere jaren pogingen werden gedaan om Jeremia te doden, bleef Jehovah met hem, en net als Baruch heeft Jeremia de verwoesting van Jeruzalem als vrij man overleefd, terwijl zijn vervolgers en degenen die zijn waarschuwingen in de wind hadden geslagen, omkwamen of naar Babylon werden gevoerd.

12. Wat moeten we ondanks redenen om ontmoedigd te zijn, in gedachte houden?

12 Net als Jeremia maken ook veel hedendaagse Getuigen van Jehovah allerlei narigheid mee. Zoals eerder vermeld, is dat voor een deel te wijten aan onze eigen onvolmaaktheid, voor een deel aan de chaotische situatie in de wereld en voor een deel aan degenen die tegen ons werk gekant zijn. Zulke narigheid kan ontmoedigend zijn. Net als Jeremia zouden we het punt kunnen bereiken dat we ons afvragen of we het nog wel volhouden. We kunnen echt verwachten van tijd tot tijd ontmoedigd te raken. Ontmoediging is een test op de diepte van onze liefde voor Jehovah. Laten we ons dus vast voornemen om ons niet, zoals Uria, door ontmoediging van Jehovah’s dienst te laten afbrengen. Laten we in plaats daarvan het voorbeeld van Jeremia volgen en vertrouwen op Jehovah’s steun.

Hoe tegen ontmoediging te vechten

13. Hoe kunnen we het voorbeeld van Jeremia en van David navolgen?

13 Jeremia had geregeld contact met Jehovah God; hij maakte hem deelgenoot van zijn diepste gevoelens en smeekte om kracht. Dat is een prachtig voorbeeld ter navolging. David uit de oudheid, die op dezelfde Bron van kracht vertrouwde, schreef: „Leen toch aan mijn woorden het oor, o Jehovah; versta toch mijn zuchten. Schenk toch aandacht aan het geluid van mijn hulpgeschreeuw, o mijn Koning en mijn God, want tot u bid ik” (Psalm 5:1, 2). Uit het geïnspireerde verslag over Davids leven blijkt dat Jehovah Davids gebeden om hulp herhaaldelijk verhoorde (Psalm 18:1, 2; 21:1-5). En zo is het ook nu als de druk groot is of onze problemen onoverkomelijk lijken, heel vertroostend ons in gebed tot Jehovah te wenden en ons hart bij hem uit te storten (Filippenzen 4:6, 7; 1 Thessalonicenzen 5:16-18). Jehovah weigert niet naar ons te luisteren, maar verzekert ons juist dat ’hij voor ons zorgt’ (1 Petrus 5:6, 7). Maar het zou natuurlijk niet redelijk zijn tot Jehovah te bidden en dan niet te luisteren naar wat hij zegt.

14. Welke uitwerking hadden Jehovah’s woorden op Jeremia?

14 Hoe spreekt Jehovah tot ons? Laten we nogmaals bij Jeremia stilstaan. Omdat Jeremia een profeet was, communiceerde Jehovah rechtstreeks met hem. Jeremia beschrijft de uitwerking van Gods woorden op zijn hart: „Uw woorden werden gevonden en ik at ze vervolgens op; en uw woord wordt mij tot uitbundige vreugde en verheuging van mijn hart; want uw naam is over mij uitgeroepen, o Jehovah, God der legerscharen” (Jeremia 15:16). Ja, Jeremia verheugde zich er intens over dat Gods naam over hem uitgeroepen was, en Zijn woorden waren iets kostbaars voor de profeet. Vandaar dat Jeremia, net als de apostel Paulus, er vurig naar verlangde de hem toevertrouwde boodschap te verkondigen. — Romeinen 1:15, 16.

15. Hoe kunnen we Jehovah’s woorden in ons hart planten, en welke overwegingen zullen ons vastbesloten maken niet te zwijgen?

15 Jehovah communiceert in deze tijd met niemand rechtstreeks. Maar we hebben Gods woorden wel op de bladzijden van de bijbel. Vandaar dat als we onze studie van de bijbel serieus nemen en diep mediteren over wat we leren, Gods woorden ook de „uitbundige vreugde en verheuging” van ons hart zullen worden. En het kan ons heel gelukkig stemmen dat we Jehovah’s naam dragen als we die woorden met anderen gaan delen. Laten we nooit uit het oog verliezen dat niemand anders in de huidige wereld Jehovah’s naam bekendmaakt. Alleen zijn Getuigen verkondigen het goede nieuws van Gods opgerichte koninkrijk en leren zachtmoedige mensen hoe ze discipelen van Jezus Christus kunnen worden (Mattheüs 28:19, 20). Wat zijn we gezegend! Hoe zouden we, gezien dat wat Jehovah ons liefdevol heeft toevertrouwd, onze mond kunnen houden?

Laten we op onze omgang letten

16, 17. Hoe dacht Jeremia over omgang, en hoe kunnen we zijn voorbeeld navolgen?

16 Jeremia vermeldt nog iets wat hem hielp moedig te zijn. Hij zei: „Ik heb niet gezeten in de intieme groep van hen die schertsen en mij niet aan uitgelatenheid overgegeven. Vanwege uw hand heb ik helemaal alleen gezeten, want met openlijke veroordeling hebt gij mij vervuld” (Jeremia 15:17). Jeremia was liever alleen dan dat hij zich blootstelde aan de verderfelijke invloed van slecht gezelschap. Wij denken er nu net zo over. Nooit vergeten we de waarschuwing van de apostel Paulus dat ’slechte omgang nuttige gewoonten bederft’, zelfs nuttige gewoonten die we al vele jaren hebben. — 1 Korinthiërs 15:33.

17 Slechte omgang maakt het mogelijk dat de geest van de wereld ons denken verontreinigt (1 Korinthiërs 2:12; Efeziërs 2:2; Jakobus 4:4). Laten we daarom ons waarnemingsvermogen oefenen in het herkennen van schadelijke omgang en die helemaal vermijden (Hebreeën 5:14). Stel dat Paulus in deze tijd op aarde zou leven, wat zou hij dan hoogstwaarschijnlijk zeggen tegen een christen die naar immorele of geweldfilms keek of naar sporten waarbij het gewelddadig toegaat? Welke raad zou hij geven aan een broeder die omgang met volslagen vreemden had via het internet? Wat zou hij denken van een christen die vele uren besteedde aan videospelletjes of tv-kijken maar geen goede persoonlijke studiegewoonten had? — 2 Korinthiërs 6:14b; Efeziërs 5:3-5, 15, 16.

Blijf in het geestelijke paradijs

18. Wat zal ons helpen geestelijk sterk te blijven?

18 We zijn zeer gesteld op ons geestelijke paradijs. Er is niets in de huidige wereld dat er ook maar enigszins op lijkt. Zelfs ongelovigen laten zich gunstig uit over de liefde, attentheid en vriendelijkheid die christenen elkaar betonen (Efeziërs 4:31, 32). Toch moeten we nu meer dan ooit vechten tegen ontmoediging. Goede omgang, het gebed en goede studiegewoonten kunnen ons helpen geestelijk sterk te blijven. Ze zullen ons de kracht geven om elke beproeving met het volste vertrouwen in Jehovah onder ogen te zien. — 2 Korinthiërs 4:7, 8.

19, 20. (a) Wat zal ons helpen te volharden? (b) Tot wie is het volgende artikel gericht, en voor wie is het ook van belang?

19 Nooit mogen we ons door personen die onze bijbelse boodschap haten, laten intimideren en ons ertoe laten brengen ten aanzien van ons geloof te schipperen. Net als de vijanden die Jeremia vervolgden, strijden degenen die tegen ons strijden tegen God. Ze zullen het niet winnen. Jehovah, die zoveel sterker is dan onze tegenstanders, geeft ons de raad: „Hoop op Jehovah; wees moedig en laat uw hart sterk zijn. Ja, hoop op Jehovah” (Psalm 27:14). Laten we, met de hoop op Jehovah diep in ons hart geworteld, vastbesloten zijn te blijven doen wat voortreffelijk is. Laten we erop vertrouwen dat we net als Jeremia en Baruch zullen oogsten als we het niet moe worden. — Galaten 6:9.

20 De strijd tegen ontmoediging is een constant gevecht voor veel christenen. Jonge mensen staan echter voor speciale uitdagingen. Maar ze hebben ook schitterende mogelijkheden. Het volgende artikel is rechtstreeks tot de jongeren onder ons gericht. Het zal ook van belang zijn voor ouders en voor alle opgedragen volwassenen in de gemeente die in staat zijn om de jongeren in de gemeente met hun woorden, voorbeeld en directe steun te helpen.

Overzichtsvragen

• Waarom kunnen we ontmoedigende omstandigheden verwachten, en bij wie moeten we hulp zoeken?

• Hoe overwon Jeremia ontmoediging ondanks zijn moeilijke toewijzing?

• Wat zal maken dat ons hart zich zelfs onder moeilijkheden ’uitbundig verheugt’?

[Studievragen]

[Illustratie op blz. 9]

Jeremia dacht dat hij te jong en te onervaren was om een profeet te zijn

[Illustratie op blz. 10]

Jeremia realiseerde zich zelfs onder vervolging dat Jehovah met hem was „als een verschrikkelijke machtige”