Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

De zorg voor ouderen — Een christelijke verantwoordelijkheid

De zorg voor ouderen — Een christelijke verantwoordelijkheid

De zorg voor ouderen — Een christelijke verantwoordelijkheid

„Zelfs tot iemands ouderdom toe ben ik Dezelfde; en tot iemands grijsheid toe zal ikzelf blijven torsen.” — JESAJA 46:4.

1, 2. Hoe verschilt de zorg van onze hemelse Vader van die van menselijke ouders?

TOEGEWIJDE ouders verzorgen hun kinderen vanaf hun geboorte totdat ze volwassen zijn. Zelfs als jonge mensen volwassen zijn geworden en een eigen gezin hebben, blijven hun vader en moeder hun liefdevolle aandacht en steun schenken.

2 Terwijl er een grens is aan wat mensen voor hun kinderen kunnen doen, is onze hemelse Vader altijd in staat zijn trouwe dienstknechten liefdevolle aandacht en steun te bieden. Tot zijn uitverkoren volk uit de oudheid richtte Jehovah zich met de woorden: „Zelfs tot iemands ouderdom toe ben ik Dezelfde; en tot iemands grijsheid toe zal ikzelf blijven torsen” (Jesaja 46:4). Wat een geruststellende woorden zijn dit voor oudere christenen! Jehovah laat degenen die loyaal aan hem blijven niet in de steek, maar belooft hen juist hun leven lang, zelfs op hoge leeftijd, te schragen, te steunen en te leiden. — Psalm 48:14.

3. Wat zal in dit artikel besproken worden?

3 Hoe kunnen we Jehovah’s voorbeeld van liefdevolle zorg voor de ouderen navolgen? (Efeziërs 5:1, 2) Laten we eens wat manieren bespreken waarop kinderen, gemeenteopzieners en individuele christenen in de behoeften van oudere leden van onze wereldwijde broederschap kunnen voorzien.

Onze verantwoordelijkheid als kinderen

4. Welke verantwoordelijkheid hebben christelijke kinderen tegenover hun ouders?

4 „Eer uw vader en uw moeder” (Efeziërs 6:2; Exodus 20:12). Met deze eenvoudige maar veelzeggende aanhaling uit de Hebreeuwse Geschriften herinnerde de apostel Paulus kinderen aan de verantwoordelijkheid die ze tegenover hun ouders hebben. Maar hoe zijn die woorden van toepassing op de zorg voor de ouderen in het algemeen? Een hartverwarmend voorbeeld uit voorchristelijke tijden zal ons helpen die vraag te beantwoorden.

5. (a) Waaruit blijkt dat Jozef zijn plichten als kind niet vergeten was? (b) Wat wil het zeggen onze ouders te eren, en welk schitterende voorbeeld heeft Jozef in dat opzicht gegeven?

5 Meer dan twintig jaar had Jozef geen contact met zijn bejaarde vader, de patriarch Jakob. Maar Jozefs liefde voor Jakob had daar blijkbaar niet onder geleden, want toen Jozef zijn ware identiteit aan zijn broers onthulde, vroeg hij: „Leeft mijn vader nog?” (Genesis 43:7, 27; 45:3) In die tijd heerste er hongersnood in het land Kanaän. Daarom stuurde Jozef zijn vader het bericht: „Kom naar mij toe. Draal niet. En gij moet wonen in het land Gosen, en gij moet dicht bij mij blijven . . . En ik zal u daar stellig van voedsel voorzien” (Genesis 45:9-11; 47:12). Het eren van bejaarde ouders houdt ook in dat we hen beschermen en in materieel opzicht voor hen zorgen als ze niet in staat zijn voor zichzelf te zorgen (1 Samuël 22:1-4; Johannes 19:25-27). Jozef nam die verantwoordelijkheid graag op zich.

6. Hoe gaf Jozef van echte liefde voor zijn vader blijk, en hoe kunnen we zijn voorbeeld volgen?

6 Dankzij Jehovah was Jozef een van de rijkste en machtigste mannen van Egypte geworden (Genesis 41:40). Maar hij vond zichzelf niet te belangrijk of te druk bezet om zijn 130 jaar oude vader te eren. Toen Jozef hoorde dat Jakob (of Israël) naderde, liet hij „zijn wagen gereedmaken en trok op om zijn vader Israël in Gosen te ontmoeten. Toen hij voor hem verscheen, viel hij hem dadelijk om de hals en barstte aan zijn hals in tranen uit, telkens en telkens weer” (Genesis 46:28, 29). Dat welkom was veel meer dan een formeel blijk van respect. Jozef hield zielsveel van zijn bejaarde vader en schaamde zich niet zijn liefde te tonen. Zijn wij als we ouders op leeftijd hebben, ook zo royaal met uitingen van genegenheid voor hen?

7. Waarom wilde Jakob in Kanaän begraven worden?

7 Jakob bleef tot het eind van zijn leven aan Jehovah verknocht (Hebreeën 11:21). Wegens zijn geloof in Gods beloften deed Jakob het verzoek zijn stoffelijk overschot in Kanaän te begraven. Jozef eerde zijn vader door aan zijn verzoek te voldoen, ondanks de hoge kosten en alle moeite waarmee dat gepaard ging. — Genesis 47:29-31; 50:7-14.

8. (a) Wat is ons voornaamste motief om voor bejaarde ouders te zorgen? (b) Wat deed een volletijddienaar om voor zijn bejaarde ouders te kunnen zorgen? (Zie het kader op blz. 17.)

8 Wat bewoog Jozef ertoe voor zijn vader te zorgen? Hoewel liefde en het gevoel veel verschuldigd te zijn aan degene die hem het leven had geschonken en hem had grootgebracht een rol speelden, wilde Jozef ongetwijfeld ook graag Jehovah behagen. Dat moet ook voor ons gelden. Paulus schreef: „Indien een weduwe kinderen of kleinkinderen heeft, laten die dan eerst leren in hun eigen huisgezin godvruchtige toewijding te beoefenen en een passende vergoeding aan hun ouders en grootouders te blijven betalen, want dit is aangenaam in Gods ogen” (1 Timotheüs 5:4). Liefde voor Jehovah en eerbiedige vrees voor hem zullen ons er beslist toe bewegen voor onze bejaarde ouders te zorgen, ongeacht de moeilijkheden die dat met zich mee kan brengen. *

Hoe ouderlingen van zorg blijk geven

9. Wie zijn door Jehovah aangesteld om de kudde, oudere christenen inbegrepen, te weiden?

9 Tegen het einde van zijn lange leven noemde Jakob Jehovah „de ware God, die mij mijn leven lang tot op deze dag heeft geweid” (Genesis 48:15). In deze tijd weidt Jehovah zijn aardse dienstknechten via christelijke opzieners of ouderlingen, onder leiding van zijn Zoon, Jezus Christus, „de opperherder” (1 Petrus 5:2-4). Hoe kunnen opzieners het voorbeeld van Jehovah volgen bij hun zorg voor de oudere leden van de kudde?

10. Wat is er vroeger en nu gedaan om oudere christenen materiële hulp te bieden? (Zie het kader op blz. 19.)

10 Kort na de oprichting van de christelijke gemeente stelden de apostelen „zeven goed bekendstaande mannen . . . vol van geest en wijsheid” aan om toe te zien op „de dagelijkse voedselverdeling” onder behoeftige christelijke weduwen (Handelingen 6:1-6). Later gaf Paulus de opziener Timotheüs opdracht voorbeeldige bejaarde weduwen op de lijst te zetten van personen die recht hadden op materiële hulp (1 Timotheüs 5:3, 9, 10). Zo coördineren gemeenteopzieners ook tegenwoordig bereidwillig praktische hulp voor oudere christenen als de noodzaak daartoe zich voordoet. Er is echter meer betrokken bij de zorg voor getrouwe ouderen.

11. Wat zei Jezus over de behoeftige weduwe die een kleine bijdrage schonk?

11 Tegen het einde van zijn aardse bediening ging Jezus in de tempel zitten om toe te kijken „hoe de schare geld in de schatkisten wierp”. Toen trok iemand zijn aandacht. Het verslag zegt: „Er [kwam] een arme weduwe, die er twee kleine geldstukken in wierp, welke zeer weinig waarde hebben.” Jezus riep zijn discipelen bij zich en zei: „Voorwaar, ik zeg u dat deze arme weduwe er meer in heeft geworpen dan allen die geld in de schatkisten hebben geworpen; want zij hebben er allen van wat zij over hadden, in geworpen, maar zij heeft er van haar gebrek alles in geworpen wat zij had, haar hele levensonderhoud” (Markus 12:41-44). In geld uitgedrukt was de bijdrage van de weduwe gering, maar Jezus wist hoeveel waarde zijn hemelse Vader aan zulke oprechte uitingen van toewijding hecht. Jezus negeerde niet wat de arme weduwe deed, wat haar leeftijd ook geweest mag zijn.

12. Hoe kunnen ouderlingen hun waardering tonen voor de bijdrage die oudere christenen leveren?

12 Net als Jezus negeren opzieners niet wat de ouderen doen ter bevordering van de ware aanbidding. Ouderlingen hebben reden om ouderen te prijzen voor hun aandeel aan de bediening, voor hun deelname aan vergaderingen, voor hun positieve invloed in de gemeente en voor hun volharding. Een oprecht woord van aanmoediging kan de ouderen helpen een „reden tot opgetogenheid” te vinden in hun heilige dienst en zo ontmoedigende vergelijkingen te vermijden met wat andere christenen kunnen doen of met hun eigen vroegere prestaties. — Galaten 6:4.

13. Op welke manieren kunnen ouderlingen gebruik maken van de talenten en ervaring van ouderen?

13 Ouderlingen kunnen tonen dat ze de waardevolle bijdrage die oudere christenen leveren erkennen door gebruik te maken van hun ervaring en talenten. Voorbeeldige ouderen kunnen af en toe in demonstraties of interviews worden gebruikt. „De aanwezigen zijn echt een en al oor als ik een oudere broeder of zuster interview die kinderen in de waarheid heeft grootgebracht”, vertelt een ouderling. Ouderlingen in een andere gemeente berichten dat een 71-jarige pionierster Koninkrijksverkondigers met succes heeft geholpen om geregeld te worden in de velddienst. Ze moedigt hen ook aan de „basisdingen” te doen, zoals de bijbel en de dagtekst lezen en dan mediteren over wat ze lezen.

14. Hoe toonde een lichaam van ouderlingen waardering voor een oudere medeopziener?

14 Ouderlingen hechten ook waarde aan de bijdrage van oudere medeopzieners. José, die in de zeventig is en al tientallen jaren als ouderling dient, moest onlangs een zware operatie ondergaan. Met het oog op de lange herstelperiode overwoog hij zijn voorrecht om als presiderend opziener te dienen op te geven. „De reactie van de andere ouderlingen verraste me”, zegt José. „In plaats van op mijn voorstel in te gaan, vroegen ze welke praktische hulp ik nodig had om mijn verantwoordelijkheden te kunnen blijven behartigen.” Met de assistentie van een jongere ouderling kon José met plezier als presiderend opziener blijven dienen, en dat is een zegen voor de gemeente geweest. Een medeouderling legt uit: „De broeders en zusters stellen Josés werk als ouderling zeer op prijs. Ze houden van hem en respecteren hem wegens zijn ervaring en voorbeeld van geloof. Hij verrijkt onze gemeente.”

De zorg voor elkaar

15. Waarom moeten alle christenen geïnteresseerd zijn in het welzijn van de ouderen onder hen?

15 Niet alleen aangestelde dienaren en kinderen met bejaarde ouders moeten zich om de ouderen bekommeren. Paulus vergeleek de christelijke gemeente met het menselijk lichaam toen hij schreef: „God heeft . . . het lichaam zo samengesteld dat hij overvloediger eer gaf aan het deel dat te kort kwam, opdat er geen verdeeldheid in het lichaam zou zijn, maar de leden ervan dezelfde zorg voor elkaar zouden hebben” (1 Korinthiërs 12:24, 25). Een andere vertaling luidt: „Alle delen [van het lichaam moeten] eendrachtig voor elkaar zorgen” (Het Nieuwe Testament in de taal van onze tijd). Wil de christelijke gemeente harmonieus functioneren, dan moet elk lid zich bekommeren om het welzijn van zijn geloofsgenoten, de ouderen inbegrepen. — Galaten 6:2.

16. Hoe kunnen we op christelijke vergaderingen belangstelling voor de ouderen tonen?

16 Christelijke vergaderingen bieden een schitterende gelegenheid om onze belangstelling voor de ouderen te tonen (Filippenzen 2:4; Hebreeën 10:24, 25). Nemen we de tijd om bij zulke gelegenheden met ouderen te praten? Zouden we, hoewel het gepast kan zijn naar hun gezondheid te informeren, hun „enige geestelijke gave” kunnen geven, misschien door een opbouwende ervaring of een schriftuurlijke gedachte met hen te delen? Omdat sommige ouderen niet meer zo mobiel zijn, zou het vriendelijk zijn naar hen toe te gaan in plaats van te verwachten dat zij naar ons toe komen. Als hun gehoor te wensen overlaat, moeten we misschien langzaam spreken en duidelijk articuleren. En wil er echt een „uitwisseling van aanmoediging” zijn, dan moeten we aandachtig luisteren naar wat de oudere zegt. — Romeinen 1:11, 12.

17. Hoe kunnen we tonen dat we ons bekommeren om oudere christenen die aan huis gebonden zijn?

17 En stel nu dat bepaalde ouderen geen christelijke vergaderingen kunnen bijwonen, wat dan? Jakobus 1:27 laat zien dat het onze plicht is „voor wezen en weduwen [te] zorgen in hun verdrukking”. Eén betekenis van het Griekse werkwoord dat met „zorgen voor” is vertaald, is „bezoeken” (Handelingen 15:36). En wat zijn de ouderen blij met onze bezoekjes! Toen de ’bejaarde man’ Paulus omstreeks 65 G.T. in Rome gevangenzat, was hij praktisch alleen. Hij verlangde ernaar zijn medewerker Timotheüs te zien en schreef: „Doe uw uiterste best om binnenkort naar mij toe te komen” (Filemon 9; 2 Timotheüs 1:3, 4; 4:9). Hoewel ze niet letterlijk in de gevangenis zitten, zijn sommige ouderen aan huis gebonden door gezondheidsproblemen. Misschien zeggen ze in feite: ’Doe alsjeblieft je best om me gauw op te zoeken.’ Geven wij gehoor aan zulke dringende verzoeken?

18. Welke goede uitwerking kan het bezoeken van de ouderen hebben?

18 Onderschat nooit de heilzame uitwerking die het bezoeken van een oudere broeder of zuster heeft. Toen een zekere Onesiforus, een christen, in Rome was, deed hij veel moeite om Paulus te vinden, waarna hij ’hem dikwijls verkwikking verschafte’ (2 Timotheüs 1:16, 17). „Ik breng graag tijd met jongeren door”, zegt een oudere zuster. „Wat ik het fijnst vind, is dat ze me als een gezinslid behandelen. Dat doet me goed.” Een andere oudere christen vertelt: „Ik stel het echt op prijs als iemand me een kaartje stuurt, me even belt of me een bezoekje brengt. Het werkt zo verfrissend.”

Jehovah beloont degenen die zich om anderen bekommeren

19. Welke zegeningen vloeien voort uit de zorg voor de ouderen?

19 De zorg voor ouderen leidt tot veel zegeningen. De omgang met ouderen en de mogelijkheid gebruik te maken van hun kennis en ervaring zijn een voorrecht op zich. Degenen die voor hen zorgen, ervaren het grotere geluk dat voortspruit uit geven, maar ook het gevoel iets bereikt te hebben, en innerlijke vrede doordat ze zich van hun schriftuurlijke verantwoordelijkheid hebben gekweten (Handelingen 20:35). Bovendien hoeven zij die zich om de ouderen bekommeren niet bang te zijn dat zijzelf in hun latere leven aan hun lot overgelaten worden. Gods Woord verzekert ons: „De edelmoedige ziel zal zelf vet gemaakt worden, en wie anderen rijkelijk laaft, zal ook zelf rijkelijk gelaafd worden.” — Spreuken 11:25.

20, 21. Hoe beziet Jehovah degenen die voor de ouderen zorgen, en wat moet ons vaste besluit zijn?

20 Jehovah beloont godvrezende kinderen, opzieners en andere zorgzame christenen die onzelfzuchtig in de behoeften van oudere geloofsgenoten voorzien. Zo’n geest is in harmonie met de spreuk: „Hij die gunst betoont aan de geringe, leent aan Jehovah, en zijn bejegening zal Hij hem vergelden” (Spreuken 19:17). Als liefde ons ertoe aanzet de geringen en de armen gunst te betonen, beziet God dat als een lening die hij met zegeningen vergeldt, waar hij zegeningen tegenoverstelt. Hij vergeldt ons ook onze liefdevolle zorg voor onze oudere medeaanbidders, van wie er velen ’arm zijn ten aanzien van de wereld maar rijk in het geloof’. — Jakobus 2:5.

21 Wat vergeldt God edelmoedig! Hij doet dat onder meer met eeuwig leven. Voor verreweg de meeste dienstknechten van Jehovah zal dat eeuwig leven in een aards paradijs zijn, waar de gevolgen van de erfzonde weggenomen zullen zijn en getrouwe ouderen het herstel van hun jeugdige vitaliteit zullen meemaken (Openbaring 21:3-5). Laten we ons in afwachting van die gezegende tijd blijven kwijten van onze christelijke verantwoordelijkheid om voor de ouderen te zorgen.

[Voetnoot]

^ ¶8 Zie voor praktische suggesties in verband met de verzorging van bejaarde ouders de Ontwaakt! van 8 februari 1994, blz. 3-10.

Bij wijze van overzicht

• Hoe kunnen kinderen bejaarde ouders eren?

• Hoe tonen ouderlingen waardering voor oudere leden van de kudde?

• Wat kunnen individuele christenen doen om hun oprechte belangstelling voor de ouderen te tonen?

• Hoe wordt de zorg voor oudere christenen gezegend?

[Studievragen]

[Kader op blz. 17]

Toen zijn ouders hulp nodig hadden

Philip diende in 1999 in de vrijwilligersbouwploeg in Liberia toen hij bericht kreeg dat zijn vader zeer ernstig ziek was. Omdat hij ervan overtuigd was dat zijn moeder het niet alleen aan zou kunnen, besloot hij naar huis terug te gaan om medische verzorging voor zijn vader te regelen.

„Het was niet makkelijk om terug te gaan,” vertelt Philip, „maar ik vond dat de zorg voor mijn ouders prioriteit had.” In de loop van de volgende drie jaar verhuisde hij zijn ouders naar een geschiktere woning, die hij met de hulp van plaatselijke geloofsgenoten aan de specifieke behoeften van zijn vader aanpaste.

Philips moeder is nu beter in staat om met de ernstige gezondheidsproblemen van zijn vader om te gaan. Onlangs kon Philip een uitnodiging aanvaarden om als vrijwilliger op het bijkantoor van Jehovah’s Getuigen in Macedonië te werken.

[Kader op blz. 19]

Ze zijn niet blind geweest voor haar behoeften

Toen Ada, een 85-jarige Getuige van Jehovah in Australië, wegens haar slechte gezondheid aan huis gebonden raakte, regelden gemeenteouderlingen hulp voor haar. Ze organiseerden een groepje geloofsgenoten die haar konden helpen. Die broeders en zusters ontfermden zich met plezier over taken als het huis schoonhouden, wassen, koken en boodschappen doen.

Met die hulp werd bijna tien jaar geleden begonnen. Tot dusver hebben ruim dertig Getuigen geholpen bij de verzorging van Ada. Ze bezoeken haar trouw om haar voor te lezen uit bijbelse publicaties, haar op de hoogte te houden van de geestelijke vorderingen van de gemeenteleden en geregeld met haar te bidden.

Een plaatselijke ouderling merkte op: „Degenen die Ada verzorgen, vinden het een voorrecht haar te helpen. Velen zijn aangemoedigd door haar jarenlange trouwe dienst en het is voor hen gewoon ondenkbaar dat ze niet in haar behoeften zouden voorzien.”

[Illustratie op blz. 16]

Zijn we royaal met uitingen van genegenheid voor bejaarde ouders?

[Illustraties op blz. 18]

Iedereen in de gemeente kan zijn liefde voor oudere geloofsgenoten tonen