Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Hoe Gods woord een licht op ons pad kan zijn

Hoe Gods woord een licht op ons pad kan zijn

Hoe Gods woord een licht op ons pad kan zijn

„Uw woord is . . . een licht op mijn pad.” — PSALM 119:105.

1, 2. Onder welke omstandigheden zal Jehovah’s woord ons pad verlichten?

JEHOVAH’S woord zal ons pad verlichten als wij toelaten dat dat gebeurt. Om ons in dat geestelijke licht te verheugen, moeten we ijverige studenten van Gods geschreven Woord zijn en de raad die erin staat opvolgen. Alleen dan kunnen we instemmen met de woorden van de psalmist: „Uw woord is een lamp voor mijn voet, en een licht op mijn pad.” — Psalm 119:105.

2 Laten we nu Psalm 119:89-176 gaan bespreken. Wat een rijkdom aan informatie staat er in die verzen, die over elf strofen verdeeld zijn! Ze kunnen ons helpen de weg naar het eeuwige leven te blijven bewandelen. — Mattheüs 7:13, 14.

Waarom moet Gods woord ons lief zijn?

3. Hoe laat Psalm 119:89, 90 zien dat we van Gods woord op aan kunnen?

3 Als Jehovah’s woord ons lief is, leidt dat tot geestelijke stabiliteit (Psalm 119:89-96). De psalmist zong: „Tot onbepaalde tijd, o Jehovah, staat uw woord vast in de hemel. . . . Gij hebt de aarde gegrond, opdat ze kan blijven staan” (Psalm 119:89, 90). Door Gods woord, zijn „inzettingen van de hemel”, beschrijven de hemellichamen onberispelijk hun baan en is de aarde voor eeuwig stevig gegrondvest (Job 38:31-33; Psalm 104:5). Van elk woord dat Jehovah’s mond verlaat, kunnen we op aan; wat God zegt, zal „stellig succes hebben” in de vervulling van zijn voornemen. — Jesaja 55:8-11.

4. Wat bewerkstelligt liefde voor Gods woord voor zijn dienstknechten die in ellende verkeren?

4 De psalmist zou ’in zijn ellende zijn vergaan als Gods wet zijn lust niet was geweest’ (Psalm 119:92). Het werd hem niet moeilijk gemaakt door vreemdelingen; het waren Israëlitische wetsovertreders die hem haatten (Leviticus 19:17). Maar wat hem staande hield, was zijn liefde voor Gods wet. In Korinthe was de apostel Paulus „in gevaren onder valse broeders”, tot wie misschien de „superfijne apostelen” behoorden die kritiek op hem hadden (2 Korinthiërs 11:5, 12-14, 26). Maar Paulus hield geestelijk stand omdat hij Gods woord liefhad. Omdat wij Jehovah’s geschreven Woord liefhebben en in praktijk brengen wat erin staat, hebben we onze broeders en zusters lief (1 Johannes 3:15). Ondanks de haat van de wereld vergeten we niet één van Gods instructies. In liefdevolle eendracht met onze broeders en zusters blijven we zijn wil doen terwijl we ernaar uitzien Jehovah in eeuwigheid met vreugde te dienen. — Psalm 119:93.

5. Hoe zocht koning Asa Jehovah?

5 Als uiting van onze toewijding aan Jehovah zouden we met de psalmist kunnen bidden: „Ik ben de uwe. O red mij, want ik heb úw bevelen gezocht” (Psalm 119:94). Koning Asa zocht God en roeide de afval in Juda uit. Op een grote bijeenkomst in het vijftiende jaar van Asa’s regering (963 v.G.T.) traden de inwoners van Juda „in een verbond dat zij Jehovah . . . zouden zoeken”. God ’liet zich door hen vinden’ en „bleef hun rondom rust schenken” (2 Kronieken 15:10-15). Dat voorbeeld moet voor personen die van de christelijke gemeente zijn afgedreven een aanmoediging zijn om God opnieuw te zoeken. Degenen die weer actieve omgang zoeken met zijn volk zal hij zegenen en beschermen.

6. Welke handelwijze zal ons beschermen tegen geestelijke schade?

6 Jehovah’s woord schenkt wijsheid die ons kan beschermen tegen geestelijke schade (Psalm 119:97-104). Gods geboden maken ons wijzer dan onze vijanden. Door acht te slaan op zijn vermaningen krijgen we inzicht, en ’door zijn bevelen op te volgen, kunnen we ons met meer verstand gedragen dan oudere mannen’ (Psalm 119:98-100). Als Jehovah’s woorden ’zachter voor ons gehemelte zijn dan honing voor onze mond’, zullen we „elk leugenpad” haten en vermijden (Psalm 119:103, 104). Dat zal ons beschermen tegen geestelijke schade als we in deze laatste dagen met hoogmoedige, heftige en goddeloze mensen te maken krijgen. — 2 Timotheüs 3:1-5.

Een lamp voor onze voet

7, 8. Wat moeten we in overeenstemming met Psalm 119:105 doen?

7 Gods woord is een bron van nimmer falend geestelijk licht (Psalm 119:105-112). Of we nu gezalfde christenen zijn of hun metgezellen, „andere schapen”, we verklaren: „Uw woord is een lamp voor mijn voet, en een licht op mijn pad” (Johannes 10:16; Psalm 119:105). Gods woord is als een lamp die ons pad verlicht om ons ervoor te behoeden in geestelijk opzicht te struikelen en te vallen (Spreuken 6:23). Wel moeten we persoonlijk Jehovah’s woord een lamp voor onze voet laten zijn.

8 We moeten even standvastig zijn als de dichter van Psalm 119. Hij was vastbesloten niet af te dwalen van Gods bevelen. „Ik heb een beëdigde verklaring afgelegd,” zei hij, „en ik wil die gestand doen, om uw [Jehovah’s] rechtvaardige rechterlijke beslissingen te onderhouden” (Psalm 119:106). Laten we nooit de waarde van geregelde bijbelstudie en deelname aan christelijke vergaderingen onderschatten.

9, 10. Hoe weten we dat personen die zich aan Jehovah hebben opgedragen, kunnen ’afdwalen van zijn bevelen’, maar hoe kunnen we dat vermijden?

9 De psalmist ’dwaalde niet af van Gods bevelen’, maar het kan iemand die zich aan Jehovah heeft opgedragen wel degelijk overkomen (Psalm 119:110). Koning Salomo dwaalde af, hoewel hij tot een natie behoorde die aan Jehovah opgedragen was en hij aanvankelijk in harmonie met van God afkomstige wijsheid had gehandeld. „Zelfs hem deden de buitenlandse vrouwen zondigen”: ze haalden hem ertoe over valse goden te aanbidden. — Nehemia 13:26; 1 Koningen 11:1-6.

10 „De vogelvanger”, Satan, plaatst heel wat klapnetten (Psalm 91:3). Zo kan het zijn dat een voormalige geloofsgenoot ons ertoe probeert over te halen van het geestelijk verlichte pad af te dwalen naar de duisternis van afval. Onder de christenen in Thyatira was er „die vrouw Izebel”, mogelijk een groep vrouwen die anderen leerden afgoderij en hoererij te beoefenen. Jezus tolereerde zulk kwaad niet, en dat moeten wij ook niet doen (Openbaring 2:18-22; Judas 3, 4). Laten we daarom bidden om Jehovah’s hulp zodat we niet afdwalen van zijn bevelen maar in het licht uit Gods woord blijven wandelen. — Psalm 119:111, 112.

Geschraagd door Gods woord

11. Hoe beziet God de goddelozen volgens Psalm 119:119?

11 Als we nooit afdwalen van Gods voorschriften, zal hij ons schragen (Psalm 119:113-120). „Halfslachtigen” vinden we verwerpelijk, net zoals Jezus hedendaagse zogenaamde christenen die lauw zijn, afkeurt (Psalm 119:113; Openbaring 3:16). Omdat we Jehovah van ganser harte dienen, is hij onze „schuilplaats” en zal hij ons schragen. ’Allen die van zijn voorschriften afdwalen’ door hun toevlucht te nemen tot bedriegerij en leugen zal hij ’terzijde werpen’ (Psalm 119:114, 117, 118; Spreuken 3:32). Hij beschouwt zulke goddelozen als „schuimslakken” — uit waardevolle metalen als zilver en goud verwijderde onzuiverheden (Psalm 119:119; Spreuken 17:3). Laten we altijd van liefde voor Gods vermaningen blijk geven, want we willen beslist niet bij de goddelozen op de slakkenberg belanden om vernietigd te worden!

12. Waarom is vrees voor Jehovah belangrijk?

12 „Uit angst voor u [Jehovah] heeft mijn vlees een huiverig gevoel gehad”, zei de psalmist (Psalm 119:120). Wil God ons als zijn dienstknechten schragen, dan is een gezonde vrees voor hem, die tot uiting komt in het vermijden van wat hij afkeurt, onontbeerlijk. Uit eerbiedige angst voor Jehovah leidde Job een rechtvaardig leven (Job 1:1; 23:15). Vrees voor God kan ons in staat stellen een door God goedgekeurde weg te blijven bewandelen, ongeacht wat we te verduren krijgen. Maar volharding vergt vurige gebeden die in geloof worden opgezonden. — Jakobus 5:15.

Bid in geloof

13-15. (a) Waarom kunnen we erop vertrouwen dat onze gebeden verhoord zullen worden? (b) Wat kan er gebeuren als we niet weten wat in gebed te zeggen? (c) Illustreer hoe Psalm 119:121-128 zou kunnen passen bij onze „onuitgesproken verzuchtingen”.

13 We kunnen bidden in het vertrouwen dat God ten behoeve van ons handelend zal optreden (Psalm 119:121-128). Net als de psalmist zijn we er zeker van dat onze gebeden verhoord zullen worden. Waarom? Omdat we Gods geboden liefhebben, „meer dan goud, ja, dan gelouterd goud”. Bovendien ’beschouwen we al Gods bevelen betreffende alle dingen als juist’. — Psalm 119:127, 128.

14 Jehovah luistert naar onze smeekbeden omdat we in geloof bidden en ons ook zorgvuldig aan zijn bevelen houden (Psalm 65:2). Maar stel nu dat we soms zulke overweldigende problemen hebben dat we niet weten wat in gebed te zeggen. Dan pleit „de geest zelf . . . voor ons met onuitgesproken verzuchtingen” (Romeinen 8:26, 27). Bij zulke gelegenheden aanvaardt God passages uit zijn Woord als gebeden die in overeenstemming zijn met onze behoeften.

15 De Schrift staat vol gebeden en gedachten die bij onze „onuitgesproken verzuchtingen” zouden passen. Neem nu bijvoorbeeld Psalm 119:121-128. De manier waarop dingen hier onder woorden gebracht worden, kan passen bij onze omstandigheden. Zijn we bijvoorbeeld bang te kort gedaan te worden, dan zouden we om Gods hulp kunnen vragen zoals de psalmist dat deed (vers 121-123). Stel dat we een heel moeilijke beslissing moeten nemen. Dan zouden we kunnen bidden of Jehovah’s geest ons wil helpen ons zijn vermaningen te binnen te brengen en ze op te volgen (vers 124, 125). Hoewel we ’elk leugenpad haten’, kan het nodig zijn dat we God vragen ons bij te staan opdat we niet bezwijken voor een of andere verleiding om zijn wet te overtreden (vers 126-128). Als we dagelijks de bijbel lezen, kunnen dergelijke nuttige passages ons te binnen schieten wanneer we ons smekend tot Jehovah wenden.

Geholpen door Jehovah’s vermaningen

16, 17. (a) Waarom hebben we Gods vermaningen nodig, en hoe moeten we ze bezien? (b) Hoe kunnen anderen over ons denken, maar wat doet er werkelijk toe?

16 Als we willen dat God naar onze gebeden luistert en we zijn gunst willen genieten, moeten we acht slaan op zijn vermaningen (Psalm 119:129-136). Omdat we niet altijd overal aan denken, hebben we Jehovah’s schitterende vermaningen nodig die ons zijn onderricht en geboden weer te binnen brengen. We waarderen uiteraard het geestelijke licht dat door elke nieuwe ontvouwing van Gods woorden verspreid wordt (Psalm 119:129, 130). We zijn ook dankbaar dat Jehovah goedkeurend ’zijn aangezicht over ons heeft doen lichten’, hoewel er ’stromen water uit onze ogen vloeien’ omdat anderen zijn wet overtreden. — Psalm 119:135, 136; Numeri 6:25.

17 We kunnen zeker zijn van Gods voortdurende gunst als we ons houden aan zijn rechtvaardige vermaningen (Psalm 119:137-144). Als Jehovah’s dienstknechten erkennen we dat hij het recht heeft zijn rechtvaardige vermaningen onder onze aandacht te brengen en ze ons op te leggen als geboden die we moeten gehoorzamen (Psalm 119:138). De psalmist gehoorzaamde Gods geboden, maar waarom zei hij dan: „Ik ben onbetekenend en verachtelijk”? (Psalm 119:141) Blijkbaar zinspeelde hij op de mening die zijn vijanden over hem hadden. Als we niet schipperen ten aanzien van onze rechtvaardigheid, kan het zijn dat anderen op ons neerkijken. Maar wat er werkelijk toe doet, is dat Jehovah ons met gunst beziet omdat we volgens zijn rechtvaardige vermaningen leven.

In zekerheid en vrede

18, 19. Wat is het resultaat als we Gods vermaningen onderhouden?

18 Door Gods vermaningen te onderhouden, blijven we dicht bij hem (Psalm 119:145-152). Omdat we aandacht schenken aan Jehovah’s vermaningen, voelen we ons vrij hem met heel ons hart aan te roepen, en we kunnen verwachten dat hij naar ons luistert. We zouden „vroeg in de morgenschemering” wakker kunnen worden en om hulp kunnen roepen. Wat een bijzonder goed tijdstip om te bidden! (Psalm 119:145-147) God is ook nabij ons omdat we losbandig gedrag vermijden en net als Jezus Zijn woord als waarheid beschouwen (Psalm 119:150, 151; Johannes 17:17). Onze band met Jehovah schraagt ons in deze wereld vol problemen en zal ons door zijn grote oorlog van Armageddon brengen. — Openbaring 7:9, 14; 16:13-16.

19 Wegens onze diepe eerbied voor Gods woord genieten we echte zekerheid (Psalm 119:153-160). In tegenstelling tot de goddelozen ’zijn we niet afgeweken van Jehovah’s vermaningen’. We hebben Gods bevelen lief en voelen ons daarom veilig in zijn liefderijke goedheid (Psalm 119:157-159). Jehovah’s vermaningen stimuleren ons geheugen zodat we ons herinneren wat hij in specifieke situaties van ons verlangt. Gods bevelen daarentegen zijn voorschriften, en we erkennen graag het recht van onze Schepper om ons voorschriften te geven. In het besef dat ’de gehele inhoud van Gods woord waarheid is’ en dat we niet onafhankelijk onze eigen schreden kunnen richten, aanvaarden we graag Gods leiding. — Psalm 119:160; Jeremia 10:23.

20. Waarom genieten we „overvloedige vrede”?

20 Onze liefde voor Jehovah’s wet brengt ons overvloedige vrede (Psalm 119:161-168). Vervolging berooft ons niet van de onvergelijkelijke „vrede van God” (Filippenzen 4:6, 7). We hebben zo veel waardering voor Jehovah’s rechterlijke beslissingen dat we hem er vaak voor loven — „zevenmaal per dag” (Psalm 119:161-164). „Overvloedige vrede behoort hun toe die uw wet liefhebben,” zong de psalmist, „en voor hen is er geen struikelblok” (Psalm 119:165). Als wij persoonlijk Jehovah’s wet liefhebben en onderhouden, zal niets of niemand ons tot struikelen brengen.

21. Uit welke schriftuurlijke voorbeelden blijkt dat we niet hoeven te struikelen als zich in de gemeente moeilijkheden voordoen?

21 Veel personen uit het bijbelverslag lieten niet toe dat iets een blijvend struikelblok voor hen vormde. De christen Gajus bijvoorbeeld liet zich niet tot struikelen brengen maar ’bleef in de waarheid wandelen’ ondanks het goddeloze gedrag van Diotrefes (3 Johannes 1-3, 9, 10). Paulus vermaande de christelijke vrouwen Euodia en Syntyche „gelijkgezind te zijn in de Heer”, waarschijnlijk omdat er moeilijkheden tussen hen waren gerezen. Kennelijk zijn ze geholpen om hun probleem op te lossen, en ze zijn Jehovah getrouw blijven dienen (Filippenzen 4:2, 3). We hoeven dus niet te struikelen als zich in de gemeente moeilijkheden voordoen. Laten we ons concentreren op het gehoorzamen van Jehovah’s bevelen en in gedachte houden dat ’al onze wegen vóór hem zijn’ (Psalm 119:168; Spreuken 15:3). Dan zal niets ons blijvend beroven van onze „overvloedige vrede”.

22. (a) Welk voorrecht kunnen we genieten als we God gehoorzamen? (b) Hoe moeten we sommigen bezien die van de christelijke gemeente zijn afgedwaald?

22 Als we Jehovah altijd gehoorzamen, zullen we het voorrecht hebben hem te blijven loven (Psalm 119:169-176). Door in harmonie met Gods voorschriften te leven, genieten we niet alleen geestelijke zekerheid maar zingen onze lippen ook voortdurend Jehovah’s lof (Psalm 119:169-171, 174). Dat is het grootste voorrecht dat we in deze laatste dagen kunnen hebben. De psalmist wilde blijven leven en Jehovah blijven loven maar had „rondgedoold als een verloren schaap”, hoewel hij daar verder niets over onthult (Psalm 119:175, 176). Sommigen die van de christelijke gemeente zijn afgedwaald, hebben God misschien nog lief en willen hem misschien wel loven. Laten we daarom alles doen wat we kunnen om hen te helpen, zodat ze weer geestelijke zekerheid vinden en opnieuw de vreugde ervaren Jehovah met zijn volk te loven. — Hebreeën 13:15; 1 Petrus 5:6, 7.

Blijvend licht op ons pad

23, 24. Wat hebben wij persoonlijk aan Psalm 119 gehad?

23 Psalm 119 kan ons op verschillende manieren tot voordeel strekken. We kunnen ons bijvoorbeeld meer op God gaan verlaten, want we lezen dat waar geluk voortspruit uit ’wandelen in de wet van Jehovah’ (Psalm 119:1). De psalmist herinnert ons eraan dat ’de gehele inhoud van Gods woord waarheid is’ (Psalm 119:160). Dat moet beslist onze waardering voor het hele geschreven Woord van God vergroten. Als we mediteren over Psalm 119 zal dat ons ertoe bewegen de Schrift ijverig te bestuderen. De psalmist smeekte God herhaaldelijk: „Leer mij uw voorschriften” (Psalm 119:12, 68, 135). Hij deed ook het dringende verzoek: „Leer mij de goedheid, de verstandigheid en de kennis zelf, want in uw geboden heb ik geloof geoefend” (Psalm 119:66). We doen er goed aan op een soortgelijke manier te bidden.

24 Jehovah’s onderwijs maakt een nauwe band met hem mogelijk. De psalmist noemt zich herhaaldelijk Gods knecht. Hij richt zich zelfs tot Jehovah met de ontroerende woorden: „Ik ben de uwe” (Psalm 119:17, 65, 94, 122, 125; Romeinen 14:8). Wat een voorrecht is het Jehovah te dienen en te loven als een van zijn Getuigen! (Psalm 119:7) Hoe staat het met ons persoonlijk: dienen we God vol vreugde als een verkondiger van het Koninkrijk? Zo ja, dan kunnen we ervan overtuigd zijn dat Jehovah ons bij die bevoorrechte activiteit zal blijven steunen en zegenen als we altijd vertrouwen op zijn woord en ons pad erdoor laten verlichten.

Overzichtsvragen

• Waarom moet Gods woord ons lief zijn?

• Hoe worden we geschraagd door Gods woord?

• Op welke manieren worden we geholpen door Jehovah’s vermaningen?

• Waarom kent Jehovah’s volk zekerheid en vrede?

[Studievragen]

[Illustratie op blz. 16]

Gods woord is een bron van geestelijk licht

[Illustratie op blz. 17]

Als we Jehovah’s vermaningen liefhebben, zal hij ons nooit als „schuimslakken” beschouwen

[Illustraties op blz. 18]

Als we dagelijks de bijbel lezen, kunnen ons bij het bidden makkelijk nuttige passages te binnen schieten