Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

’Laten we ons onder het kwade in bedwang houden’

’Laten we ons onder het kwade in bedwang houden’

’Laten we ons onder het kwade in bedwang houden’

’Een slaaf van de Heer behoeft niet te strijden, maar moet vriendelijk zijn jegens allen, iemand die zich onder het kwade in bedwang houdt.’ — 2 TIMOTHEÜS 2:24.

1. Waarom komen we bij onze christelijke activiteiten af en toe mensen tegen die nogal grof zijn in hun uitlatingen?

HOE reageren we als we met mensen te maken hebben die niet welwillend staan tegenover ons of dat wat we vertegenwoordigen? In zijn beschrijving van de laatste dagen voorzei de apostel Paulus dat mensen „lasteraars” zouden zijn, „kwaadsprekers, zonder zelfbeheersing, heftig” (2 Timotheüs 3:1-5, 12). Zulke personen kunnen we tegenkomen in de velddienst of bij andere activiteiten.

2. Welke schriftplaatsen kunnen ons helpen verstandig te reageren als mensen zich grof tegen ons uitlaten?

2 Als iemand zich grof of in scherpe bewoordingen uitlaat, wil dat lang niet altijd zeggen dat hij of zij totaal geen belangstelling heeft voor wat juist is. Grote narigheid of frustraties kunnen er de oorzaak van zijn dat mensen uithalen tegen iedereen die zich in hun buurt bevindt (Prediker 7:7). Velen gedragen zich zo doordat ze wonen en werken in een omgeving waar grove taal gebruikelijk is. Dat maakt zulke taal nog niet aanvaardbaar voor ons als christenen, maar het helpt ons wel om te begrijpen waarom andere mensen zulke taal bezigen. Hoe moeten we reageren op ruwe taal? In Spreuken 19:11 lezen we: „Het inzicht van een mens vertraagt stellig zijn toorn.” En Romeinen 12:17, 18 geeft ons de raad: „Vergeldt niemand kwaad met kwaad. . . . Zijt indien mogelijk, voor zover het van u afhangt, vredelievend jegens alle mensen.”

3. Hoe is bij de boodschap die we prediken vredelievendheid betrokken?

3 Als we echt vredelievend zijn, zal dat blijken uit onze houding. Het zal tot uiting komen in wat we zeggen en doen, misschien ook in onze gelaatsuitdrukking en de toon van onze stem (Spreuken 17:27). Toen Jezus zijn apostelen uitzond om te prediken, gaf hij hun de raad: „Wanneer gij het huis binnengaat, groet dan het huisgezin [„wens het dan vrede”, Willibrordvertaling]; en indien het huis het waard is, zo kome de vrede die gij het toewenst daarover, maar indien het huis het niet waard is, dan kere uw vrede tot u terug” (Mattheüs 10:12, 13). De boodschap die we brengen, is goed nieuws. De bijbel verwijst ernaar als „het goede nieuws van vrede”, „het goede nieuws van de onverdiende goedheid van God” en „dit goede nieuws van het koninkrijk” (Efeziërs 6:15; Handelingen 20:24; Mattheüs 24:14). Het is niet onze bedoeling om kritiek te uiten op wat de ander gelooft of met hem te redetwisten over zijn opvattingen, maar het goede nieuws uit Gods Woord met hem te delen.

4. Wat zouden we kunnen zeggen als we nog voordat we de gelegenheid hebben om de reden voor ons bezoek te noemen, te horen krijgen: „Ik heb geen belangstelling”?

4 Het komt voor dat een huisbewoner zonder echt te luisteren abrupt zegt: „Ik heb geen belangstelling.” In veel gevallen kunnen we dan zeggen: „Ik had gehoopt even deze ene korte bijbeltekst voor te kunnen lezen.” Misschien heeft hij daar geen bezwaar tegen. In andere gevallen kan het gepast zijn te zeggen: „Ik had gehoopt u te kunnen vertellen over een tijd dat er geen onrecht meer zal zijn en alle mensen zullen leren elkaar lief te hebben.” Als daar niet prompt op wordt gereageerd met een verzoek om uitleg, zouden we kunnen vervolgen: „Maar kennelijk komt het nu niet gelegen.” Maar mogen we als de reactie van de huisbewoner nu eens niet vredelievend is, concluderen dat hij „het niet waard is”? Houd ongeacht de reactie de bijbelse raad in gedachte om ’vriendelijk te zijn jegens allen en ons onder het kwade in bedwang te houden’. — 2 Timotheüs 2:24.

Onbeschaamd maar misleid

5, 6. Hoe behandelde Saulus Jezus’ volgelingen, en waarom deed hij dat?

5 In de eerste eeuw stond een zekere Saulus bekend om zijn oneerbiedige spraak; hij gedroeg zich zelfs gewelddadig. De bijbel zegt dat hij „dreiging en moord ademde tegen de discipelen van de Heer” (Handelingen 9:1, 2). Later erkende hij dat hij „een lasteraar en een vervolger en een onbeschaamd mens” was geweest (1 Timotheüs 1:13). Hoewel sommigen van zijn familieleden misschien al christenen waren geworden, zei hij over zijn eigen houding tegenover de volgelingen van Christus: „Aangezien mijn woede tegen hen geen grenzen kende, ging ik zo ver dat ik hen zelfs in steden buiten ons land vervolgde” (Handelingen 23:16; 26:11; Romeinen 16:7, 11). Niets wijst erop dat de discipelen een openbaar debat met Saulus probeerden aan te gaan terwijl hij zich zo gedroeg.

6 Waarom ging Saulus zo tekeer? Jaren later schreef hij: ’Ik was onwetend en handelde in ongeloof’ (1 Timotheüs 1:13). Hij was een Farizeeër, „onderricht volgens de striktheid van de voorvaderlijke Wet” (Handelingen 22:3). Hoewel Saulus’ leraar Gamaliël blijkbaar enigszins ruimdenkend was, bleek de hogepriester Kajafas, met wie Saulus connecties kreeg, fanatiek te zijn. Kajafas was een van de leiders geweest van het complot dat tot de terechtstelling van Jezus Christus had geleid (Mattheüs 26:3, 4, 63-66; Handelingen 5:34-39). Daarna had Kajafas ervoor gezorgd dat de apostelen van Jezus werden gegeseld en had hij hun uitdrukkelijk bevolen niet meer op basis van Jezus’ naam te prediken. Kajafas was voorzitter van het Sanhedrin tijdens de emotioneel geladen zitting waarbij Stefanus weggevoerd werd om gestenigd te worden (Handelingen 5:27, 28, 40; 7:1-60). Saulus was bij de steniging aanwezig en werd door Kajafas gemachtigd tot het ondernemen van verdere pogingen om de volgelingen van Jezus te beteugelen door hen in Damaskus te arresteren (Handelingen 8:1; 9:1, 2). Onder die invloed dacht Saulus dat zijn gedrag bewees dat hij ijver voor God bezat, maar in feite ontbrak het hem aan echt geloof (Handelingen 22:3-5). Als gevolg daarvan besefte Saulus niet dat Jezus de ware Messias was, maar hij kwam bij zinnen toen de opgestane Jezus op de weg naar Damaskus door een wonder tot hem sprak. — Handelingen 9:3-6.

7. Wat gebeurde er met Saulus als gevolg van zijn ontmoeting met Jezus op de weg naar Damaskus?

7 Kort daarna werd de discipel Ananias naar Saulus gestuurd om hem getuigenis te geven. Zouden wij gepopeld hebben om dat bezoek te brengen? Ananias was er niet gerust op, maar hij sprak Saulus vriendelijk toe. Saulus’ houding was veranderd als gevolg van zijn wonderbare ontmoeting met Jezus op de weg naar Damaskus (Handelingen 9:10-22). Hij kwam bekend te staan als de apostel Paulus, een ijverige christelijke zendeling.

Zachtaardig maar moedig

8. Hoe weerspiegelde Jezus de houding van zijn Vader tegenover mensen die slechte dingen hadden gedaan?

8 Jezus was een ijverige Koninkrijksverkondiger die in de omgang met mensen zachtaardig maar moedig was (Mattheüs 11:29). Hij weerspiegelde de geest van zijn hemelse Vader, die er bij de goddelozen op aandringt het slechte pad te verlaten (Jesaja 55:6, 7). Bij zijn contacten met zondaars nam Jezus nota van alles wat wees op een verandering ten goede, en hij moedigde zulke personen aan (Lukas 7:37-50; 19:2-10). In plaats dat Jezus anderen beoordeelde op basis van uiterlijkheden, volgde hij zijn Vaders voorbeeld van goedheid, verdraagzaamheid en lankmoedigheid in de hoop hen tot berouw te brengen (Romeinen 2:4). Het is Jehovah’s wil dat alle soorten van mensen tot berouw komen en gered worden. — 1 Timotheüs 2:3, 4.

9. Wat kunnen we leren van de manier waarop Jesaja 42:1-4 in Jezus in vervulling ging?

9 De evangelieschrijver Mattheüs geeft Jehovah’s kijk op Jezus Christus weer als hij de volgende profetische woorden citeert: „Zie! Mijn knecht, die ik gekozen heb, mijn geliefde, die mijn ziel heeft goedgekeurd! Ik zal mijn geest op hem leggen, en hij zal de natiën duidelijk maken wat gerechtigheid is. Hij zal niet twisten, noch luid roepen, noch zal iemand op de brede straten zijn stem horen. Een beschadigd riet zal hij niet verbrijzelen en een smeulende vlaspit niet uitblussen, totdat hij met succes gerechtigheid uitzendt. Voorwaar, op zijn naam zullen natiën hopen” (Mattheüs 12:17-21; Jesaja 42:1-4). In overeenstemming met die profetische woorden nam Jezus niet deel aan luidruchtige discussies. Zelfs als hij onder druk stond, sprak hij de waarheid op een manier die oprechte mensen aansprak. — Johannes 7:32, 40, 45, 46.

10, 11. (a) Waarom gaf Jezus, hoewel de Farizeeën tot zijn meest onverholen tegenstanders behoorden, aan sommigen van hen getuigenis? (b) Wat voor antwoorden gaf Jezus af en toe aan tegenstanders, maar wat deed hij niet?

10 Jezus sprak tijdens zijn bediening met heel wat Farizeeën. Hoewel sommigen van hen Jezus op zijn woorden probeerden te vangen, concludeerde hij niet dat ze allemaal slechte motieven hadden. Simon, een Farizeeër die nogal kritisch was, wilde Jezus kennelijk van wat dichterbij gadeslaan en nodigde hem uit voor een maaltijd. Jezus nam de uitnodiging aan en gaf de aanwezigen getuigenis (Lukas 7:36-50). Bij een andere gelegenheid kwam een prominente Farizeeër die Nikodemus heette, onder dekking van de nacht naar Jezus toe. Jezus maakte hem geen verwijt dat hij gewacht had tot het donker was. In plaats daarvan gaf hij Nikodemus getuigenis over de liefde die God had getoond door zijn Zoon te zenden om de weg tot redding te openen voor degenen die geloof zouden oefenen. Jezus wees ook vriendelijk op het belang van gehoorzaamheid aan Gods regeling (Johannes 3:1-21). Later verdedigde Nikodemus Jezus toen een gunstig bericht over Jezus door andere Farizeeën werd gekleineerd. — Johannes 7:46-51.

11 Jezus was niet blind voor de huichelarij van degenen die hem in de val wilden laten lopen. Hij liet zich niet door tegenstanders tot vruchteloze debatten verleiden. Maar bij passende gelegenheden gaf hij korte, krachtige antwoorden door een beginsel te noemen, een illustratie te gebruiken of een schriftplaats te citeren (Mattheüs 12:38-42; 15:1-9; 16:1-4). Het kwam ook voor dat Jezus gewoon geen antwoord gaf als dat duidelijk niets zou opleveren. — Markus 15:2-5; Lukas 22:67-70.

12. Hoe kon Jezus zelfs mensen helpen die tegen hem schreeuwden?

12 Af en toe schreeuwden mensen tegen Jezus onder invloed van onreine geesten. Als dat gebeurde, beheerste hij zich en gebruikte hij zelfs zijn van God gekregen kracht om verlichting te schenken (Markus 1:23-28; 5:2-8, 15). Wanneer mensen kwaad worden en tegen ons schreeuwen als we in de velddienst zijn, moeten we ons eveneens in bedwang houden en proberen op een vriendelijke en tactvolle manier met zo’n situatie om te gaan. — Kolossenzen 4:6.

In het gezin

13. Waarom keren mensen zich soms tegen een gezinslid dat de bijbel met Jehovah’s Getuigen begint te bestuderen?

13 De noodzaak voor Jezus’ volgelingen om zich te beheersen, treedt vaak het duidelijkst aan het licht in het gezin. Iemand wiens hart diep geraakt wordt door de bijbelse waarheid, ziet graag eenzelfde reactie bij zijn familie. Maar zoals Jezus zei, kunnen gezinsleden vijandig reageren (Mattheüs 10:32-37; Johannes 15:20, 21). Daar zijn verschillende redenen voor. Terwijl de bijbelse leer ons bijvoorbeeld kan helpen eerlijk, verstandig en respectvol te worden, leert de Schrift ook dat we in elke situatie in de eerste plaats verantwoording verschuldigd zijn aan onze Schepper (Prediker 12:1, 13; Handelingen 5:29). Een gezinslid dat voelt dat hij wat minder invloed in het gezin krijgt door onze loyaliteit aan Jehovah, kan daar aanstoot aan nemen. Wat is het belangrijk om in zo’n situatie Jezus’ voorbeeld te volgen door ons in bedwang te houden! — 1 Petrus 2:21-23; 3:1, 2.

14-16. Waardoor zijn sommigen die het hun gezinsleden eerst moeilijk maakten, veranderd?

14 Velen die nu Jehovah dienen, hebben een huwelijkspartner of andere gezinsleden die aanvankelijk bezwaar maakten tegen de veranderingen die ze aanbrachten toen ze de bijbel gingen bestuderen. Misschien hadden die gezinsleden negatieve opmerkingen over Jehovah’s Getuigen gehoord en waren ze bang voor een onwenselijke invloed op het gezin. Waardoor is hun houding veranderd? In veel gevallen was het goede voorbeeld een belangrijke factor. Omdat de gelovige trouw de raad uit de bijbel toepaste — geregeld christelijke vergaderingen bijwoonde en aan de velddienst deelnam maar zich ook van gezinsverantwoordelijkheden kweet en zich bij verbaal geweld in bedwang hield — nam de tegenstand in het gezin soms af. — 1 Petrus 2:12.

15 Het kan ook zijn dat een tegenstander uit vooroordeel of trots weigerde naar enige bijbeluitleg te luisteren. Dat was het geval met een man in de Verenigde Staten die zei dat hij erg vaderlandslievend was. Op een keer dat zijn vrouw op een congres was, pakte hij al zijn kleren en vertrok. Een andere keer verliet hij het huis met een geweer en dreigde hij zich van het leven te beroven. Hij gaf haar godsdienst de schuld van al zijn onredelijke gedrag. Maar zij deed haar best de bijbelse raad te blijven toepassen. Twintig jaar nadat ze een van Jehovah’s Getuigen was geworden, werd ook hij een Getuige. In Albanië werd een vrouw kwaad omdat haar dochter de bijbel met Jehovah’s Getuigen bestudeerde en zich vervolgens liet dopen. Twaalf keer vernielde de moeder de bijbel van haar dochter. Maar op een dag sloeg ze een nieuwe bijbel open die haar dochter op tafel had laten liggen. Toevallig viel hij open bij Mattheüs 10:36 en de moeder besefte dat wat daar gezegd werd op haar van toepassing was. Uit bezorgdheid over het welzijn van haar dochter vergezelde de moeder haar niettemin naar de boot toen ze met andere Getuigen naar een congres in Italië zou gaan. Toen de moeder de liefde, de omhelzingen en de blijdschap van de groep zag en hun gelukkige gelach hoorde, kwam er verandering in haar gevoelens. Kort daarna stemde ze toe in een bijbelstudie. Tegenwoordig probeert ze anderen te helpen die aanvankelijk tegenstanders zijn.

16 In één geval stapte een man gewapend met een mes op zijn vrouw af toen ze bij de Koninkrijkszaal kwam en uitte bittere beschuldigingen aan haar adres. Ze antwoordde vriendelijk: „Kom in de Koninkrijkszaal en kijk zelf.” Dat deed hij, en na verloop van tijd werd hij ouderling.

17. Welke schriftuurlijke raad kan helpen als er weleens spanningen ontstaan in een christelijk gezin?

17 Zelfs als alle leden van het gezin christenen zijn, kan het weleens voorkomen dat er spanningen in het gezin ontstaan en er door menselijke onvolmaaktheid harde woorden klinken. Het is opmerkelijk dat de christenen in het oude Efeze de raad kregen: „Alle kwaadaardige bitterheid en toorn en gramschap en geschreeuw en schimpend gepraat worde uit uw midden weggenomen, evenals alle slechtheid” (Efeziërs 4:31). Kennelijk waren de christenen in Efeze beïnvloed door hun omgeving, hun eigen onvolmaaktheid en, in sommige gevallen, hun vroegere manier van leven. Wat zou hen helpen te veranderen? Ze moesten ’nieuw gemaakt worden in de kracht die hun denken aandreef’ (Efeziërs 4:23). Door Gods Woord te bestuderen en erover na te denken hoe het van invloed moest zijn op hun leven, door om te gaan met medechristenen en oprecht te bidden, zou de vrucht van Gods geest vollediger tot uiting komen in hun leven. Ze zouden leren ’vriendelijk te worden jegens elkaar, teder mededogen te hebben en elkaar vrijelijk te vergeven, zoals ook God door Christus hen vrijelijk vergeven had’ (Efeziërs 4:32). Wat anderen ook doen, wij moeten ons in bedwang houden, vriendelijk, meedogend en vergevensgezind zijn. We mogen inderdaad ’niemand kwaad met kwaad vergelden’ (Romeinen 12:17, 18). In navolging van God echte liefde tonen is altijd het beste. — 1 Johannes 4:8.

Raad voor alle christenen

18. Waarom was de raad die in 2 Timotheüs 2:24 staat, passend voor een ouderling in het oude Efeze, en hoe kunnen alle christenen er hun voordeel mee doen?

18 De raad ’ons onder het kwade in bedwang te houden’, geldt voor alle christenen (2 Timotheüs 2:24). Maar die raad werd in eerste instantie aan Timotheüs gegeven, die hem nodig had toen hij als ouderling in Efeze diende. Sommigen in de gemeente daar waren zeer uitgesproken in hun opvattingen en onderwezen een verkeerde leer. Omdat ze het doel van de Mozaïsche wet niet helemaal begrepen, zagen ze het belang van geloof, liefde en een goed geweten niet in. Trots werkte tweedracht in de hand bij hun debatten over woorden, terwijl de essentie van Christus’ leringen en het belang van godvruchtige toewijding hun ontgingen. Om die situatie aan te pakken, moest Timotheüs pal staan voor de schriftuurlijke waarheid en toch zachtmoedig met zijn broeders omgaan. Net als hedendaagse ouderlingen wist hij dat de kudde niet van hem was en dat hij anderen moest behandelen op een manier die de christelijke liefde en eenheid zou bevorderen. — Efeziërs 4:1-3; 1 Timotheüs 1:3-11; 5:1, 2; 6:3-5.

19. Waarom is het voor elk van ons belangrijk ’zachtmoedigheid te zoeken’?

19 God dringt er bij zijn volk op aan ’zachtmoedigheid te zoeken’ (Zefanja 2:3). De Hebreeuwse uitdrukking voor „zachtmoedigheid” duidt op een instelling die iemand in staat stelt onrecht geduldig te verduren, zonder zich te ergeren of wraak te willen nemen. Laten we Jehovah vurig om hulp smeken zodat we ons in bedwang kunnen houden en hem op een gepaste manier kunnen vertegenwoordigen, zelfs onder moeilijke omstandigheden.

Wat hebben we geleerd?

• Welke schriftplaatsen kunnen ons helpen als mensen tegen ons uitvaren?

• Waarom gedroeg Saulus zich onbeschaamd?

• Hoe helpt Jezus’ voorbeeld ons om op een gepaste manier met allerlei mensen om te gaan?

• Wat voor voordelen kan het hebben als we thuis onze tong in bedwang houden?

[Studievragen]

[Illustratie op blz. 26]

Ondanks Saulus’ reputatie behandelde Ananias hem vriendelijk

[Illustratie op blz. 29]

Als een christen zich trouw van verantwoordelijkheden kwijt, kan de tegenstand in een gezin afnemen

[Illustratie op blz. 30]

Christenen bevorderen liefde en eenheid