Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Ik vond mijn geluk in het wereldwijde bijbelse onderwijzingswerk

Ik vond mijn geluk in het wereldwijde bijbelse onderwijzingswerk

Levensgeschiedenis

Ik vond mijn geluk in het wereldwijde bijbelse onderwijzingswerk

VERTELD DOOR ANNA MATHEAKIS

De veerboot stond in lichterlaaie. Als hij zou zinken, zou dit 171 meter lange gevaarte me meesleuren in een zeemansgraf. Ik zwom als een gek tegen de woeste golven in om me in veiligheid te brengen. De enige manier om boven water te blijven, was me goed vasthouden aan een zwemvest dat een andere vrouw aanhad. Ik bad tot God om kracht en moed. Dat was alles wat ik kon doen.

HET was 1971, en ik was op de terugweg naar Italië, mijn derde zendingstoewijzing. Tijdens die schipbreuk verloor ik bijna alles wat ik bezat. Maar dat gold niet voor de allerbelangrijkste dingen: mijn leven, de liefdevolle christelijke broederschap en het voorrecht Jehovah te dienen. Ik had al op drie continenten gediend, en de schipbreuk was slechts een van de vele dingen die ik in mijn leven heb meegemaakt.

Ik ben geboren in 1922. Ons gezin woonde in Rām Allāh, zo’n zestien kilometer ten noorden van Jeruzalem. Mijn ouders waren allebei afkomstig van het eiland Kreta, maar mijn vader was in Nazareth opgegroeid. We waren met drie jongens en twee meisjes, en ik was de jongste. Het was voor ons gezin een zware schok toen mijn op één na oudste broer tijdens een schoolreis in de Jordaan verdronk. Na dat tragische voorval wilde mijn moeder niet meer in Rām Allāh wonen, en we verhuisden naar Athene (Griekenland); ik was toen drie jaar.

Ons gezin komt in contact met de bijbelse waarheid

Kort nadat we in Griekenland waren gaan wonen, kwam mijn oudste broer, Nikos, die toen 22 was, in contact met de Bijbelonderzoekers, zoals Jehovah’s Getuigen toen werden genoemd. Het opdoen van bijbelkennis gaf hem veel vreugde en hij ontwikkelde daardoor een vurige ijver voor de christelijke bediening. Dat maakte mijn vader woedend, en hij zette Nikos het huis uit. Maar telkens als mijn vader naar Palestina reisde, gingen mijn moeder, mijn zus en ik met Nikos mee naar christelijke vergaderingen. Ik weet nog goed dat mijn moeder altijd enthousiast sprak over de dingen die ze op die vergaderingen hoorde. Kort daarna kreeg ze echter kanker, en ze stierf op de leeftijd van 42 jaar. In die moeilijke tijd was Ariadne, mijn zus, zo lief om voor ons gezin te zorgen. Hoewel ze nog jong was, is ze vele jaren als een moeder voor me geweest.

Als mijn vader in Athene was, nam hij me altijd mee naar de Orthodoxe Kerk. Nadat hij gestorven was, bleef ik naar die kerk gaan, maar niet meer zo vaak. Omdat ik zag dat de mensen die naar de kerk gingen, niet leefden zoals God dat wilde, ging ik uiteindelijk helemaal niet meer.

Na de dood van mijn vader kreeg ik een vaste baan bij het ministerie van Financiën. Mijn broer daarentegen wijdde zijn leven aan de Koninkrijksprediking en diende vele jaren in Griekenland. In 1934 verhuisde hij naar Cyprus. In die tijd waren er geen gedoopte Getuigen van Jehovah op dat eiland, dus had hij het voorrecht om de prediking daar een flinke impuls te geven. Hij trouwde met Galatia, en ook zij diende na hun huwelijk vele jaren als volletijddienaar. * Nikos stuurde ons regelmatig boeken en tijdschriften over de bijbel, maar we bekeken ze bijna nooit. Hij is tot zijn dood op Cyprus gebleven.

Overtuigd van de bijbelse waarheid

In 1940 kwam George Douras, een ijverige Getuige uit Athene en een vriend van Nikos, bij ons langs en nodigde ons uit mee te doen met een groepje dat bij hem thuis de bijbel bestudeerde. We gingen graag op de uitnodiging in. Al snel begonnen we anderen te vertellen wat we leerden. De kennis van de bijbel bewoog mijn zus en mij ertoe ons leven aan Jehovah op te dragen. Ariadne werd in 1942 gedoopt en ik in 1943.

Toen de Tweede Wereldoorlog voorbij was, nodigde Nikos ons uit naar Cyprus te komen. Dus verhuisden we in 1945 naar Nicosia. Anders dan in Griekenland was op Cyprus de prediking niet verboden. We gingen er niet alleen van deur tot deur, maar gaven ook getuigenis op straat.

Twee jaar later moest Ariadne terug naar Griekenland. Daar ontmoette ze haar toekomstige man, eveneens een aanbidder van Jehovah, dus bleef ze in Athene. Korte tijd later moedigden mijn zwager en zus me aan om naar Griekenland terug te komen en in de hoofdstad te gaan pionieren. Omdat de volletijddienst altijd al mijn doel was geweest, ging ik terug naar Athene, waar de behoefte aan predikers groter was.

Er doen zich nieuwe mogelijkheden voor

Op 1 november 1947 begon ik met pionieren, wat betekende dat ik elke maand 150 uur aan de prediking besteedde. Het gebied van onze gemeente was heel uitgestrekt en ik moest grote afstanden te voet afleggen. Toch genoot ik veel zegeningen. De politie arresteerde vaak Getuigen die ze betrapten op prediken of het bezoeken van christelijke vergaderingen, dus duurde het niet lang eer ik gearresteerd werd.

Ik werd beschuldigd van proselitisme — in die tijd een ernstig misdrijf. Ik werd veroordeeld tot twee maanden gevangenisstraf in de vrouwengevangenis Averof in Athene. Er zat daar al een zuster, en hoewel we gevangenzaten, genoten we van de aangename en opbouwende omgang met elkaar. Na mijn straf te hebben uitgezeten, was ik blij dat ik mijn pioniersdienst kon voortzetten. Velen van degenen met wie ik in die tijd de bijbel heb bestudeerd, zijn nog steeds trouwe dienstknechten van Jehovah, en dat geeft me veel vreugde.

In 1949 ontving ik een uitnodiging voor de zestiende klas van de Wachttoren-Bijbelschool Gilead in de Verenigde Staten, waar volletijddienaren voor het zendingswerk worden opgeleid. Mijn familie en ik waren heel enthousiast. Ik maakte plannen om in de zomer van 1950 een internationaal congres in New York bij te wonen en daarna de Gileadopleiding te volgen.

Eenmaal in de Verenigde Staten had ik het voorrecht enkele maanden op het internationale hoofdbureau van Jehovah’s Getuigen (New York) in de huishouding te werken. Het was een schone, aangename en opbouwende omgeving, en ik werd omringd door gelukkige broeders en zusters. Ik zal altijd met veel plezier terugdenken aan de zes maanden die ik daar heb doorgebracht. Toen was het tijd om de Gileadschool bij te wonen. De vijf maanden van intensieve studie en opleiding vlogen voorbij. Alle studenten gingen beseffen hoe kostbaar en mooi bijbelkennis is, en dat vergrootte onze vreugde en ons verlangen om de levengevende kennis van de waarheid met anderen te delen.

Mijn eerste zendingstoewijzing

Op de Gileadschool mochten we onze toekomstige partner uitkiezen voordat we onze zendingstoewijzing kregen. Ruth Hemmig (nu Bosshard), een voorbeeldige zuster, werd mijn partner. Ruth en ik waren heel blij toen we werden toegewezen aan Istanbul (Turkije) — een plek waar Azië en Europa elkaar ontmoeten! We wisten dat de prediking in Turkije nog niet erkend was, maar we twijfelden er niet aan dat Jehovah ons zou helpen.

Istanbul is een prachtige kosmopolitische stad. Je vindt er overvolle bazaars, een mix van de lekkerste keukens van over de hele wereld, interessante museums, bekoorlijke buurten en een altijd fascinerende waterkant. Maar wat belangrijker was, we vonden er oprechte mensen die meer over God wilden weten. De kleine groep Getuigen in Istanbul bestond vooral uit Armeniërs, Grieken en Joden. Maar er waren nog veel meer nationaliteiten, en het was nuttig om je in meerdere talen, waaronder het Turks, te kunnen behelpen. We genoten er enorm van om mensen van verschillende nationaliteiten te ontmoeten die dorstten naar de waarheid. Velen van hen dienen Jehovah nog steeds trouw.

Jammer genoeg kon Ruth haar verblijfsvergunning niet verlengen en moest ze het land verlaten. Ze woont nu in Zwitserland en is altijd in de volletijddienst gebleven. Na al die jaren mis ik nog steeds haar aangename, opbouwende gezelschap.

Naar de andere kant van de aardbol

In 1963 werd mijn verblijfsvergunning in Turkije niet meer verlengd. Het was moeilijk medechristenen achter te laten die ik geestelijke vorderingen had zien maken terwijl ze veel moeilijkheden probeerden te overwinnen. Om me een beetje op te vrolijken, was mijn familie zo lief een ticket naar New York voor me te kopen zodat ik daar een congres kon bijwonen. Ik had nog geen volgende toewijzing gekregen.

Na het congres werd ik toegewezen aan Lima (Peru). Ik ging samen met een jonge zuster, die mijn partner zou worden, rechtstreeks van New York naar mijn nieuwe toewijzing. Ik leerde Spaans en woonde in het zendelingenhuis dat zich op de bovenste verdieping van het bijkantoor van Jehovah’s Getuigen bevond. Het was heel leuk om daar te prediken en de plaatselijke broeders en zusters te leren kennen.

Weer een nieuwe toewijzing en een nieuwe taal

Na verloop van tijd kreeg mijn familie in Griekenland te kampen met de gevolgen van ouderdom en een verslechterende gezondheid. Ze hebben me nooit gevraagd om met de volletijddienst te stoppen en weer een zogenaamd normaal leven te gaan leiden om hen te kunnen helpen. Maar na er goed over nagedacht en veel over gebeden te hebben, besefte ik dat het beter zou zijn om dichter bij mijn familie te gaan dienen. De verantwoordelijke broeders gingen hier liefdevol mee akkoord en wezen me toe aan Italië, en mijn familie bood aan de onkosten van de overplaatsing te betalen. Uiteindelijk bleek dat er in Italië grote behoefte was aan evangeliepredikers.

Opnieuw moest ik een nieuwe taal leren: Italiaans. Mijn eerste toewijzing was de stad Foggia. Later werd ik overgeplaatst naar Napels, waar de behoefte groter was. Mijn toegewezen gebied was Posilipo, een van de mooiste delen van Napels. Het was een groot gebied, en er was maar één Koninkrijksverkondiger. Ik genoot enorm van het werk, en met Jehovah’s hulp richtte ik veel bijbelstudies op. Na verloop van tijd ontstond er een grote gemeente in dat gebied.

Enkelen van de eerste Napolitanen met wie ik de bijbel bestudeerde, waren een moeder en haar vier kinderen. Zij en haar twee dochters zijn nog steeds Getuigen van Jehovah. Ik studeerde ook met een echtpaar dat een klein meisje had. Het hele gezin maakte vorderingen in de waarheid en symboliseerde hun opdracht door de waterdoop. Nu is de dochter getrouwd met een trouwe aanbidder van Jehovah, en samen dienen ze God ijverig. Terwijl ik de bijbel bestudeerde met een groot gezin, raakte ik onder de indruk van de kracht van Gods Woord. Toen we namelijk een aantal bijbelteksten lazen die duidelijk maakten dat God aanbidding via beelden niet goedkeurt, wachtte de moeder niet eens tot de studie klaar was. Onmiddellijk gooide ze al hun beelden weg!

In gevaren op zee

Ik ging altijd per schip op en neer tussen Italië en Griekenland. De reis was gewoonlijk heel aangenaam. Maar één tocht, in de zomer van 1971, was anders. Ik was op de terugreis naar Italië met de veerboot Heleanna. Op 28 augustus brak er vroeg in de ochtend brand uit in de keuken. De brand breidde zich uit, en dat gold ook voor de paniek onder de passagiers. Vrouwen vielen flauw, kinderen huilden en mannen beklaagden zich en riepen dreigementen. Mensen renden naar de reddingsboten aan weerskanten van het dek. Maar er waren te weinig zwemvesten, en het mechanisme om de reddingsboten in zee neer te laten, werkte niet goed. Ik had geen zwemvest, maar omdat de vlammen steeds hoger werden, was in zee springen het enige verstandige dat ik kon doen.

Zodra ik in het water was, zag ik vlak bij me een vrouw drijven met een zwemvest aan. Het leek of ze niet kon zwemmen, dus greep ik haar bij de arm om haar van het zinkende schip weg te trekken. De zee werd steeds ruiger, en ik raakte heel vermoeid van het gevecht om boven water te blijven. De situatie leek hopeloos, maar ik bleef Jehovah smeken om moed, en dat gaf me kracht. Ongewild moest ik denken aan de schipbreuk die de apostel Paulus geleden had. — Handelingen hfst. 27.

Vier uur lang vocht ik tegen de golven terwijl ik de vrouw vasthield. Ik zwom als ik er de kracht voor had en bad tot Jehovah om hulp. Uiteindelijk zag ik een kleine boot dichterbij komen. Ik werd gered, maar de vrouw was al gestorven. Toen we in Bari (Italië) aankwamen, werd ik naar een ziekenhuis gebracht, waar ik eerste hulp ontving. Ik moest enkele dagen in het ziekenhuis blijven en kreeg veel bezoek van Getuigen, die zo vriendelijk waren om voor alles te zorgen wat ik nodig had. De christelijke liefde die ze toonden, maakte diepe indruk op anderen in de ziekenzaal. *

Toen ik volledig hersteld was, werd ik toegewezen aan Rome. Mij werd gevraagd of ik het zakengebied in het centrum van de stad wilde bewerken, wat ik met Jehovah’s hulp vijf jaar heb gedaan. Ik heb in totaal twintig jaar met plezier in Italië gediend en ben van de Italianen gaan houden.

Terug naar waar ik begonnen was

Na verloop van tijd verslechterde de gezondheid van Ariadne en haar man behoorlijk. Ik besefte dat als ik dichter bij hen zou wonen, ik iets zou kunnen terugdoen voor alles wat zij heel liefdevol voor mij hadden gedaan. Ik moet toegeven dat het me echt aan het hart ging om Italië te verlaten. Maar de verantwoordelijke broeders gaven hun toestemming, en sinds de zomer van 1985 pionier ik weer in Athene, waar ik in 1947 met de volletijddienst begonnen ben.

Ik predikte in het toegewezen gebied van mijn gemeente, en ik vroeg de broeders van het bijkantoor of ik ook het zakengebied in het centrum van de stad mocht bewerken. Dat deed ik drie jaar samen met een pionierspartner. We konden een grondig getuigenis geven aan mensen die zelden thuis getroffen worden.

Hoewel mijn verlangen om te dienen met het verstrijken van de tijd steeds sterker wordt, neemt mijn lichamelijke kracht steeds meer af. Nu is mijn zwager overleden. Ariadne, die als een moeder voor me is geweest, heeft haar gezichtsvermogen verloren. Wat mij betreft, mijn gezondheid was goed in de jaren dat ik in de volletijddienst was. Maar een tijdje geleden viel ik van een marmeren trap en brak ik mijn rechterarm. Daarna viel ik weer en brak ik mijn bekken. Ik moest geopereerd worden en was lange tijd aan bed gebonden. Nu ben ik niet meer zo goed ter been. Ik loop met een stok en kan alleen naar buiten als iemand met me meegaat. Niettemin doe ik mijn best, in de hoop dat mijn lichamelijke toestand zal verbeteren. Deelnemen aan het bijbelse onderwijzingswerk, zelfs in beperkte mate, blijft nog altijd mijn voornaamste bron van geluk en voldoening.

Als ik terugdenk aan de gelukkige jaren die ik in de volletijddienst heb doorgebracht, vloeit mijn hart over van dankbaarheid jegens Jehovah. Hij en het aardse deel van zijn organisatie hebben constant voorzien in betrouwbare leiding en waardevolle hulp, waardoor ik hem mijn hele leven heb kunnen dienen en daarbij alles heb kunnen doen wat in mijn vermogen lag. Het is mijn oprechte verlangen dat Jehovah me de kracht geeft om dienst voor hem te blijven verrichten. Ik ben blij dat ik een klein aandeel heb gehad aan het wereldwijde bijbelse onderwijzingswerk dat hij leidt. — Maleachi 3:10.

[Voetnoten]

^ ¶10 Zie blz. 73-90 van het Jaarboek van Jehovah’s Getuigen 1995, uitgegeven door Jehovah’s Getuigen.

^ ¶34 Zie voor meer details de Ontwaakt! van 8 juni 1972, blz. 12-16.

[Illustratie op blz. 9]

Met Ariadne, mijn zus, en Michalis, haar man, toen ik naar Gilead vertrok

[Illustratie op blz. 10]

Ruth Hemmig en ik werden aan Istanbul (Turkije) toegewezen

[Illustratie op blz. 11]

In Italië in het begin van de jaren zeventig

[Illustratie op blz. 12]

Ariadne, mijn zus, en ik nu