„Helder licht” op de bijbel vanuit Ruslands oudste bibliotheek
„Helder licht” op de bijbel vanuit Ruslands oudste bibliotheek
TWEE geleerden zijn onafhankelijk van elkaar op zoek naar oude bijbelhandschriften. Ze reizen door woestijnen en doorzoeken grotten, kloosters en oude rotswoningen. Na jaren kruisen hun wegen elkaar in de oudste openbare bibliotheek van Rusland, waar enkele van de opwindendste ontdekkingen te zien zijn die ooit in verband met de bijbel zijn gedaan. Wie waren deze mannen? En hoe kwamen de schatten die ze ontdekten in Rusland terecht?
Oude handschriften als verdedigers van Gods Woord
Voor een van deze twee geleerden moeten we terug naar het begin van de negentiende eeuw, toen Europa zich in de greep van een intellectuele revolutie bevond. Het was een periode van wetenschappelijke vooruitgang en culturele prestaties, waarin werd aangemoedigd tot scepticisme ten opzichte van traditionele ideeën. Hogere critici probeerden de autoriteit van de bijbel te ondermijnen. Geleerden twijfelden zelfs aan de authenticiteit van de bijbeltekst zelf.
Bepaalde oprechte verdedigers van de bijbel zagen in dat de integriteit van Gods Woord zonder twijfel gestaafd zou kunnen worden door oude bijbelhandschriften, maar die zouden nog ontdekt moeten worden. Als er handschriften gevonden zouden worden die ouder waren dan de toen bekende, zouden die als stille getuigen dienen voor de zuiverheid van de bijbeltekst, al waren er herhaalde pogingen gedaan om de boodschap die erin stond te vernietigen of te verdraaien. Zulke handschriften konden ook de weinige plaatsen aan het licht brengen waar foutieve weergaven in de tekst waren geslopen.
Enkele van de meest verhitte debatten over de authenticiteit van de bijbel waren gaande in Duitsland. Een jonge hoogleraar daar verliet zijn comfortabele academische leventje om aan een reis te beginnen die een van de grootste ontdekkingen aller tijden in verband met de bijbel zou opleveren. Het was Konstantin von Tischendorf, een bijbelgeleerde die hogere kritiek afwees en opmerkelijke successen boekte in het verdedigen van de authenticiteit van de bijbeltekst. Zijn eerste reis naar de Sinaïwoestijn in 1844 was ongelofelijk succesvol. Een vluchtige blik in een papiermand in een klooster bracht een heel oud exemplaar aan het licht van de
Septuaginta, de Griekse vertaling van de Hebreeuwse Geschriften — het oudste exemplaar dat ooit was ontdekt!Tischendorf was opgetogen, en hij slaagde erin 43 vellen perkament mee te nemen. Hij was ervan overtuigd dat er meer moesten zijn, maar bij zijn terugkeer in 1853 vond hij slechts een fragment. Waar was de rest? Tischendorfs middelen waren uitgeput, dus zocht hij financiële steun bij een rijke sponsor. Daarna besloot hij zijn vaderland opnieuw te verlaten op zoek naar oude handschriften. Maar voordat hij aan die missie begon, wilde hij een beroep doen op de tsaar van Rusland.
De tsaar toont belangstelling
Tischendorf kan zich heel goed hebben afgevraagd wat voor ontvangst hij als protestants geleerde zou krijgen in Rusland, dat de Russisch-orthodoxe religie had omhelsd. Gelukkig was er in Rusland inmiddels een gunstig klimaat van verandering en hervorming aangebroken. Er was meer nadruk op onderwijs komen te liggen, wat ertoe had geleid dat keizerin Catharina II (ook bekend als Catharina de Grote) in 1795 de Keizerlijke Bibliotheek in Sint-Petersburg had gesticht, de eerste openbare bibliotheek in Rusland. Hierdoor was er voor miljoenen mensen een overvloed aan gedrukte informatie toegankelijk geworden.
De Keizerlijke Bibliotheek werd gezien als een van de beste bibliotheken van Europa, maar er was één nadeel. Vijftig jaar na de stichting van de bibliotheek bezat ze slechts zes Hebreeuwse handschriften. Ze kon niet voldoen aan de groeiende belangstelling in Rusland voor de studie van bijbeltalen en -vertalingen. Catharina II had geleerden naar Europese universiteiten gestuurd om Hebreeuws te leren. Na hun terugkeer werden er op de grote Russisch-orthodoxe seminaries Hebreeuwse leergangen opgezet, en voor het eerst begonnen Russische geleerden te werken aan een nauwkeurige vertaling van de bijbel vanuit het oude Hebreeuws in het Russisch. Ze kregen echter te maken met een gebrek aan middelen en zelfs met tegenstand van conservatieve kerkleiders. Voor degenen die op zoek waren naar bijbelkennis moest de ware verlichting nog beginnen.
De tsaar, Alexander II, zag al gauw de waarde van Tischendorfs missie in en zegde zijn steun toe. Ondanks de „jaloerse, fanatieke tegenstand” van enkelen, keerde Tischendorf van zijn missie naar de Sinaï terug met de rest van het exemplaar van de Septuaginta. * Het werd later de Codex Sinaiticus genoemd en is nog steeds een van de oudste bijbelhandschriften die er zijn. Terug in Sint-Petersburg haastte Tischendorf zich naar de residentie van de tsaar, het keizerlijke winterpaleis. Hij stelde voor dat de tsaar zijn steun zou verlenen aan „een van de grootste ondernemingen op het gebied van tekstkritische en bijbelse studie” — het publiceren van het pas gevonden handschrift, dat later een plaats kreeg in de Keizerlijke Bibliotheek. De tsaar stemde bereidwillig toe en Tischendorf schreef later opgetogen: „De Voorzienigheid heeft onze generatie . . . de Sinaïtische bijbel gegeven om een vol en helder licht te werpen op de echte tekst waarin Gods Woord is geschreven en ons te helpen de waarheid te verdedigen door de oorspronkelijke vorm ervan vast te stellen.”
Bijbelschatten van de Krim
In het begin van het artikel werd gezegd dat er nog een geleerde op zoek was naar bijbelschatten. *
Wie was dat? Enkele jaren voordat Tischendorf naar Rusland terugkeerde, kreeg de Keizerlijke Bibliotheek een aanbod dat zo ongelofelijk was dat het de belangstelling van de tsaar trok en er uit heel Europa geleerden naar Rusland kwamen. Ze konden hun ogen niet geloven. Wat ze te zien kregen was een enorme collectie handschriften en ander materiaal. De collectie bestond uit maar liefst 2412 voorwerpen, waaronder 975 handschriften en boekrollen. Hiertoe behoorden 45 bijbelhandschriften van vóór de tiende eeuw. Hoe ongelofelijk het ook lijkt, deze handschriften waren bijna allemaal verzameld door één persoon, Abraham Firkovitsj, een Karaïtische geleerde van over de zeventig! Maar wie waren de Karaïeten?Die vraag was voor de tsaar van groot belang. Rusland had de grenzen van zijn rijk uitgebreid zodat het nu ook gebieden omvatte die voorheen tot andere landen behoorden. Hierdoor waren er nieuwe etnische groepen binnen het rijk gekomen. Het schilderachtige gebied de Krim, langs de kust van de Zwarte Zee, werd bewoond door een volk dat joods leek maar dat Turkse gebruiken had en een taal sprak die verwant was aan het Tataars. Dit waren de Karaïeten. Ze beweerden af te stammen van joden die na de verwoesting van Jeruzalem in 607 voor onze jaartelling naar Babylon waren verbannen. Maar anders dan de rabbijnse joden verwierpen ze de talmoed en legden ze de nadruk op het lezen van de Schrift. De Karaïeten van de Krim wilden graag bewijzen aan de tsaar overleggen waaruit bleek dat ze verschilden van het rabbijnse jodendom, zodat ze een aparte status zouden krijgen. Door oude handschriften te tonen die ze in bezit hadden, hoopten de Karaïeten te bewijzen dat ze afstamden van joden die na de Babylonische ballingschap naar de Krim waren geëmigreerd.
Toen Firkovitsj op zoek ging naar oude verslagen en handschriften, begon hij bij de rotswoningen in Tsjoefoet-Kale, op de Krim. In deze kleine huizen, gebouwd met stenen die uit de rotsen waren gehouwen, hadden generaties lang Karaïeten gewoond en hun aanbidding beoefend. De Karaïeten vernietigden nooit versleten exemplaren van de geschriften waarin Gods naam, Jehovah, voorkwam omdat ze dat als heiligschennis zagen. De handschriften werden voorzichtig in een kleine bergruimte gelegd die een geniza werd genoemd, wat in het Hebreeuws „schuilplaats” betekent. Omdat de Karaïeten veel respect hadden voor Gods naam, bleven zulke perkamenten meestal ongestoord liggen.
Firkovitsj liet zich niet afschrikken door de dikke laag stof die zich er in de loop van de eeuwen had opgehoopt maar doorzocht de geniza’s zorgvuldig. In één ervan vond hij het beroemde handschrift uit 916 van onze jaartelling dat de Petersburger Codex van de latere profeten wordt genoemd en een van de oudste exemplaren van de Hebreeuwse Geschriften is die er bestaan.
Firkovitsj slaagde erin grote aantallen handschriften te verzamelen, en in 1859 besloot hij zijn enorme collectie aan te bieden aan de Keizerlijke Bibliotheek. In 1862 hielp Alexander II de collectie voor de bibliotheek aan te kopen voor het destijds enorme bedrag van 125.000 roebel. In die tijd was het jaarlijkse budget voor de hele bibliotheek niet meer dan 10.000 roebel! bijgaand kader.) In datzelfde jaar, 1862, werd Tischendorfs Codex Sinaiticus gepubliceerd, die wereldwijd erkenning vond.
Deze aankoop omvatte de bekende Codex Leningradensis (B 19A), die dateert uit 1008 en het oudste complete afschrift van de Hebreeuwse Geschriften ter wereld is. Een geleerde merkte op dat het „waarschijnlijk het allerbelangrijkste handschrift van de bijbel is, aangezien het de grondslag heeft gelegd voor de meeste moderne kritische tekstuitgaven van de Hebreeuwse bijbel”. (ZieGeestelijke verlichting in deze tijd
In de bibliotheek die nu bekendstaat als de Russische Nationale Bibliotheek bevindt zich een van de grootste collecties oude handschriften ter wereld. * De naam van de bibliotheek is in de loop van tweehonderd jaar zeven keer veranderd, een afspiegeling van de Russische geschiedenis. Een bekende naam is de Openbare Saltykov-Sjtsjendrinbibliotheek. De beroering in de twintigste eeuw heeft de bibliotheek niet ongemoeid gelaten, maar de handschriften hebben zowel de beide wereldoorlogen als het beleg van Leningrad ongeschonden overleefd. Wat hebben we aan deze handschriften?
Oude handschriften vormen de betrouwbare basis voor veel moderne bijbelvertalingen. Oprechte waarheidszoekers hebben daardoor een nauwkeuriger versie van de Heilige Schrift. Zowel de Codex Sinaiticus als de Codex Leningradensis hebben een waardevolle bijdrage geleverd aan de New World Translation of the Holy Scriptures, uitgegeven door Jehovah’s Getuigen en in haar volledige vorm beschikbaar sinds 1961 (in het Nederlands sinds 1969). Zo zijn de Biblia Hebraica Stuttgartensia en Kittels Biblia Hebraica, waarvan het vertaalcomité van de New World Translation gebruik heeft gemaakt, gebaseerd op de Codex Leningradensis en gebruiken ze het Tetragrammaton, oftewel de naam van God, in de oorspronkelijke tekst 6828 keer.
Betrekkelijk weinig bijbellezers zijn zich ervan bewust hoeveel ze te danken hebben aan de rustige bibliotheek in Sint-Petersburg en haar handschriften, waarvan sommige de vroegere naam van de stad, Leningrad, dragen. Maar onze grootste dank gaat uit naar de Auteur van de bijbel, Jehovah, die ons geestelijk licht geeft. Daarom deed de psalmist het verzoek: „Zend uw licht en uw waarheid uit. Mogen die mij geleiden.” — Psalm 43:3.
[Voetnoten]
^ ¶11 Hij bracht ook een compleet exemplaar van de christelijke Griekse Geschriften mee dat uit de vierde eeuw van onze jaartelling stamde.
^ ¶13 Meer informatie over de Karaïeten is te vinden in het artikel „De Karaïeten en hun speurtocht naar waarheid” in De Wachttoren van 15 juli 1995.
^ ¶19 De Codex Sinaiticus is grotendeels aan het British Museum verkocht. Er zijn in de Russische Nationale Bibliotheek slechts fragmenten achtergebleven.
[Kader op blz. 13]
BEKENDHEID EN GEBRUIK VAN GODS NAAM
In zijn wijsheid heeft Jehovah erop toegezien dat zijn Woord, de bijbel, tot in deze tijd bewaard is gebleven. Een belangrijke factor daarbij is het ijverige werk van de kopiisten geweest. De meest nauwgezette van hen waren de masoreten, Hebreeuwse beroepskopiisten die van de zesde tot de tiende eeuw van onze jaartelling werkzaam waren. Het oude Hebreeuws werd zonder klinkers geschreven. Dat maakte het gevaar groter dat de juiste uitspraak verloren zou gaan naarmate het Hebreeuws werd vervangen door het Aramees. De masoreten ontwikkelden een systeem van klinkertekens, die ze aan de bijbeltekst toevoegden om aan te geven wat de juiste uitspraak van Hebreeuwse woorden was.
Het is interessant dat volgens de masoretische klinkertekens in de Codex Leningradensis de uitspraak van het Tetragrammaton (de vier Hebreeuwse medeklinkers waaruit de naam van God bestaat) Jehwah’, Jehwih’ of Jeho·wah’ zou kunnen zijn. Tegenwoordig is „Jehovah” de meest bekende uitspraak van de naam. Voor bijbelschrijvers en anderen uit de oudheid was Gods naam een levend, bekend woord. Tegenwoordig zijn er miljoenen mensen die Gods naam kennen en gebruiken en die erkennen dat ’alleen Jehovah de Allerhoogste is over heel de aarde’. — Psalm 83:18.
[Illustratie op blz. 10]
Handschriftenzaal van de Nationale Bibliotheek
[Illustratie op blz. 11]
Keizerin Catharina II
[Illustraties op blz. 11]
Konstantin von Tischendorf (midden) en Alexander II, de Russische tsaar
[Illustratie op blz. 12]
Abraham Firkovitsj
[Illustratieverantwoording op blz. 10]
Both images: National Library of Russia, St. Petersburg
[Illustratieverantwoording op blz. 11]
Catherine II: National Library of Russia, St. Petersburg; Alexander II: From the book Spamers Illustrierte Weltgeschichte, Leipzig, 1898