Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Jehovah is onze Herder

Jehovah is onze Herder

Jehovah is onze Herder

„Jehovah is mijn Herder. Mij zal niets ontbreken.” — Psalm 23:1.

1-3. Waarom is het niet verwonderlijk dat David Jehovah met een herder vergeleek?

ALS we zouden moeten beschrijven hoe Jehovah voor zijn volk zorgt, wat zouden we dan zeggen? Waarmee zouden we de tedere zorg die hij zijn getrouwe dienstknechten betoont, vergelijken? Ruim drieduizend jaar geleden tekende koning David een psalm op waarin hij een prachtige beschrijving van Jehovah gaf en gebruik maakte van een vergelijking die hij ontleende aan het beroep dat hij vroeger had gehad.

2 In zijn jonge jaren was David herder geweest. Hij wist dus hoe schapen verzorgd moesten worden. Hij besefte heel goed dat schapen die aan zichzelf zijn overgelaten, gemakkelijk verdwalen en ten prooi vallen aan dieven of wilde dieren (1 Samuël 17:34-36). Zonder een herder die voor ze zorgt, vinden ze misschien hun weidegrond niet. In zijn latere jaren dacht David ongetwijfeld graag terug aan de vele uren dat hij met het leiden, beschermen en voeden van de schapen bezig was geweest.

3 Het is niet verwonderlijk dat David aan het werk van een herder moest denken toen hij onder inspiratie de zorg van Jehovah voor zijn volk beschreef. Psalm 23, die door David werd opgetekend, begint met de woorden: „Jehovah is mijn Herder. Mij zal niets ontbreken.” Laten we eens kijken waarom dat een passende verklaring is. Daarna zullen we aan de hand van Psalm 23 zien op welke manieren Jehovah voor zijn aanbidders zorgt zoals een herder voor zijn schapen zorgt. — 1 Petrus 2:25.

Een passende vergelijking

4, 5. Welke beschrijving geeft de bijbel van de karaktertrekken van schapen?

4 Jehovah draagt in de bijbel vele titels, maar de aanduiding „Herder” is een van de tederste (Psalm 80:1). Om beter te begrijpen waarom het passend is dat Jehovah een Herder wordt genoemd, is het nuttig twee dingen te weten: ten eerste hoe schapen qua aard zijn en ten tweede welke plichten en kwaliteiten een goede herder heeft.

5 De bijbel zinspeelt vaak op de karaktertrekken van schapen. Zo worden ze beschreven als niet-agressieve, weerloze dieren die snel op de liefde van een herder reageren (2 Samuël 12:3; Jesaja 53:7; Micha 5:8). Een schrijver die een aantal jaren schapen gefokt heeft, merkte op: „Het is niet zo dat schapen ’gewoon voor zichzelf zorgen’, zoals sommigen misschien zouden denken. Meer dan enig ander soort vee kunnen ze niet zonder voortdurende aandacht en een nauwgezette verzorging.” Om te overleven hebben deze weerloze schepselen dus een zorgzame herder nodig. — Ezechiël 34:5.

6. Hoe zag een normale dag uit het leven van een herder in de oudheid er volgens een bijbels woordenboek uit?

6 Hoe verliep een normale dag uit het leven van een herder in de oudheid? Een bijbels woordenboek licht toe: „’s Morgens vroeg leidde hij de kudde schapen uit de schaapskooi en ging hij ze voor naar hun weidegrond. Daar hield hij ze de hele dag in het oog zodat geen van de schapen verdwaalde, en als er al één even aan zijn aandacht mocht ontsnappen en van de rest afdwaalde, dan zocht hij ijverig totdat hij het gevonden en teruggebracht had. . . . ’s Avonds bracht hij de kudde terug naar de kooi, waar hij ze telde terwijl ze bij de deur onder de staf door liepen, zodat hij er zeker van was dat er niet één ontbrak. . . . Vaak moest hij de schapen ’s nachts tegen aanvallen van wilde dieren of tegen sluwe, rondsluipende dieven beschermen.” *

7. Waarom moest een herder soms extra geduldig en teder zijn?

7 Soms hadden schapen, en dan vooral de drachtige ooien en jonge dieren, extra geduld en tederheid nodig (Genesis 33:13). Een bijbels naslagwerk zegt: „In een kudde vindt het werpen van lammeren vaak ver weg op de berghelling plaats. Vol zorg waakt de herder over de moeder tijdens haar hulpeloze ogenblikken; vervolgens neemt hij het lam op en draagt het naar de schaapskooi. Soms draagt hij het enkele dagen, totdat het kan lopen, in zijn armen of in de losse plooien van zijn mantel” (Jesaja 40:10, 11). Het is duidelijk dat een goede herder zowel sterk als teder moest zijn.

8. Welke redenen noemt David voor zijn vertrouwen in Jehovah?

8 „Jehovah is mijn Herder.” Is dat geen prachtige omschrijving van onze hemelse Vader? Als we Psalm 23 beschouwen, zullen we zien hoe God voor ons zorgt met de kracht en tederheid van een herder. In vers 1 uit David zijn vertrouwen dat God voor Zijn schapen alle voorzieningen zal treffen die nodig zijn om het hun aan niets te laten ontbreken. In de volgende verzen noemt David drie redenen voor zijn vertrouwen: Jehovah leidt Zijn schapen, Hij beschermt ze en Hij voedt ze. Laten we ze eens een voor een bespreken.

„Hij leidt mij”

9. Welk vredige tafereel schetst David, en wat moet er gebeuren om dat voor schapen mogelijk te maken?

9 Ten eerste leidt Jehovah zijn volk. David schrijft: „In grazige weiden doet hij mij neerliggen; aan waterrijke rustplaatsen voert hij mij. Mijn ziel verkwikt hij. Hij leidt mij in de sporen van rechtvaardigheid om zijns naams wil” (Psalm 23:2, 3). Een kudde die te midden van overvloed vredig neerligt — David schetst hier een tafereel dat tevredenheid, verkwikking en zekerheid uitstraalt. Het Hebreeuwse woord dat met „weiden” is vertaald, kan „een plaats waar het prettig toeven is” betekenen. Waarschijnlijk zouden de schapen zelf geen verkwikkende plek vinden waar ze in vrede zouden kunnen neerliggen. Ze moeten door hun herder naar zo’n prettige plaats worden geleid.

10. Hoe toont God zijn vertrouwen in ons?

10 Hoe leidt Jehovah ons nu? Onder andere door zijn voorbeeld. Zijn Woord spoort ons aan ’navolgers van God te worden’ (Efeziërs 5:1). In de context van die woorden wordt gesproken over mededogen, vergeving en liefde (Efeziërs 4:32; 5:2). Jehovah geeft stellig het beste voorbeeld wat zulke hartverwarmende eigenschappen betreft. Is het onrealistisch van hem om ons te vragen hem na te volgen? Nee. Die geïnspireerde raad is in werkelijkheid een schitterende uiting van zijn vertrouwen in ons. Hoe dat zo? We zijn naar Gods beeld gemaakt, wat betekent dat we begiftigd zijn met morele eigenschappen en het vermogen om geestelijke dingen te vatten (Genesis 1:26). Jehovah weet dus dat het ondanks onze onvolmaaktheden binnen ons vermogen ligt de eigenschappen aan te kweken waarin hij voor ons een voorbeeld is. Sta hier eens bij stil: onze liefdevolle God is ervan overtuigd dat we als hij kunnen zijn! Als we zijn voorbeeld volgen, zal hij ons als het ware naar een prettige ’rustplaats’ voeren. Te midden van deze gewelddadige wereld zullen we „in zekerheid wonen” en de vrede ervaren die voortspruit uit het besef dat we Gods goedkeuring hebben. — Psalm 4:8; 29:11.

11. Waar houdt Jehovah bij het leiden van zijn schapen rekening mee, en hoe blijkt dit uit wat hij van ons vraagt?

11 Jehovah is teder en geduldig wanneer hij ons leidt. Een herder houdt rekening met de beperkingen van zijn schapen en daarom leidt hij ze „naar het tempo van het vee” (Genesis 33:14). Zo leidt ook Jehovah zijn schapen ’naar hun tempo’. Hij neemt onze mogelijkheden en omstandigheden in aanmerking. In feite past hij het tempo aan door nooit meer te vragen dan we kunnen geven. Wat hij wel vraagt, is dat we hem met onze hele ziel dienen (Kolossenzen 3:23). Maar als we nu op leeftijd zijn en niet meer zo veel kunnen doen als vroeger? Of als we een ernstige ziekte hebben die ons beperkt? Dat maakt het vereiste dat we Jehovah met onze hele ziel moeten dienen nu juist zo mooi. Geen twee zielen zijn precies gelijk. Met onze hele ziel dienen betekent dat we ons voor zover onze kracht en energie dat toelaten, zo volledig mogelijk inzetten in Gods dienst. Ondanks de zwakheden die ons tempo misschien nadelig beïnvloeden, hecht Jehovah veel waarde aan onze van harte geschonken aanbidding. — Markus 12:29, 30.

12. Welk voorbeeld uit de Mozaïsche wet illustreert dat Jehovah zijn schapen ’naar hun tempo’ leidt?

12 Laten we, om te illustreren dat Jehovah zijn schapen ’naar hun tempo’ leidt, eens beschouwen wat er in de Mozaïsche wet over bepaalde schuldoffers stond. Jehovah verlangde goede offers die uit een hart vol dankbaarheid voortsproten. Tegelijkertijd werd de grootte van het vereiste offer bepaald door de draagkracht van de offeraar. De Wet zei: ’Kan hij niet genoeg opbrengen voor een schaap, dan moet hij twee tortelduiven of twee jonge duiven offeren.’ En als hij zich zelfs geen twee duiven kon veroorloven? Dan kon hij wat „meelbloem” als offer brengen (Leviticus 5:7, 11). Hieruit blijkt dat God niet iets verlangde wat buiten het bereik van de offeraar lag. Omdat God niet verandert, kunnen we troost putten uit de wetenschap dat hij nooit meer vraagt dan we kunnen geven; integendeel, hij is blij met datgene wat binnen onze mogelijkheden ligt (Maleachi 3:6). Wat is het heerlijk door een Herder met zo veel begrip geleid te worden!

„Ik vrees niets kwaads, want gij zijt met mij”

13. In welk opzicht zijn Davids woorden in Psalm 23:4 vertrouwelijker, en waarom is dat niet verwonderlijk?

13 De tweede reden die David voor zijn vertrouwen geeft, is dat Jehovah zijn schapen beschermt. We lezen: „Al wandel ik ook in het dal van diepe schaduw, ik vrees niets kwaads, want gij zijt met mij; uw stok en uw staf, die vertroosten mij” (Psalm 23:4). Davids woorden worden nu vertrouwelijker doordat hij Jehovah met het voornaamwoord „gij” aanspreekt. Dat is niet verwonderlijk, want David bespreekt hoe God hem geholpen heeft tegenslagen te verduren. David was door heel wat donkere dalen gegaan — soms was zelfs zijn leven in gevaar geweest. Maar hij liet zich niet door vrees beheersen, want hij was zich ervan bewust dat God met hem was — gereed om dadelijk met Zijn „stok” en „staf” in actie te komen. Het besef dat hij zo beschermd werd, vertroostte David en versterkte ongetwijfeld zijn band met Jehovah. *

14. Welke verzekering geeft de bijbel ons betreffende Jehovah’s bescherming, maar wat betekent dat niet?

14 Hoe beschermt Jehovah zijn schapen in deze tijd? De bijbel verzekert ons dat geen enkele tegenstander, of het nu een demon is of een mens, er ooit in zal slagen zijn schapen van de aarde weg te vagen. Jehovah zou dat nooit toelaten (Jesaja 54:17; 2 Petrus 2:9). Maar dat betekent niet dat onze Herder ons voor alle rampspoed zal behoeden. We hebben te maken met de beproevingen die alle mensen ondergaan en krijgen te kampen met de tegenstand die alle ware christenen ondervinden (2 Timotheüs 3:12; Jakobus 1:2). Er kunnen tijden zijn dat we zogezegd ’in het dal van diepe schaduw wandelen’. Zo kan het zijn dat we door vervolging of een of andere gezondheidscrisis voor ons leven vrezen. Of misschien heeft iemand van wie we houden de dood in de ogen gezien of is hij zelfs overleden. Op zulke momenten, waarin we in de diepste duisternis gehuld lijken, is onze Herder met ons, en hij zal ons beschermen. Hoe?

15, 16. (a) Op welke manieren helpt Jehovah ons de obstakels die we op ons pad tegenkomen te overwinnen? (b) Vertel een ervaring waaruit blijkt hoe Jehovah ons in tijden van beproeving helpt.

15 Jehovah belooft niet door een wonder in te grijpen. * Maar we kunnen er wel zeker van zijn dat hij ons zal helpen elk obstakel dat we op ons pad tegenkomen te overwinnen. Hij kan ons de wijsheid geven om „velerlei beproevingen” te doorstaan (Jakobus 1:2-5). Een herder gebruikt zijn stok of staf niet alleen om roofdieren af te weren maar ook om zijn schapen een duwtje in de goede richting te geven. Jehovah kan ons bijvoorbeeld door middel van een medeaanbidder zo’n duwtje geven en ons ertoe aanzetten bijbelse raad toe te passen, wat een keer in onze situatie kan brengen. Bovendien kan Jehovah ons de kracht geven om te volharden (Filippenzen 4:13). Door middel van zijn heilige geest kan hij ons voorzien van „kracht die datgene wat normaal is te boven gaat” (2 Korinthiërs 4:7). Gods geest kan ons in staat stellen elke beproeving die Satan over ons zou kunnen brengen, te doorstaan (1 Korinthiërs 10:13). Is het niet bemoedigend te weten dat Jehovah altijd klaarstaat om ons te helpen?

16 Ja, in wat voor donker dal we ons ook bevinden, we hoeven er niet alléén doorheen te lopen. Onze Herder is met ons en helpt ons, al is ons misschien niet direct helemaal duidelijk hoe. Neem bijvoorbeeld de ervaring van een ouderling die te horen kreeg dat hij een kwaadaardige hersentumor had. „Ik moet toegeven dat ik me aanvankelijk afvroeg of Jehovah boos op me was, en zelfs of hij wel van me hield. Maar ik was vastbesloten me niet van Jehovah af te keren. In plaats daarvan maakte ik hem mijn zorgen kenbaar. En Jehovah heeft me geholpen, vaak door me via mijn broeders en zusters te troosten. Velen van hen waren, toen ze zelf met ernstige ziekte moesten leren leven, tot nuttige inzichten gekomen en deelden die met me. Hun evenwichtige opmerkingen herinnerden me eraan dat er niets ongewoons was aan wat ik doormaakte. De praktische hulp en ook enkele vriendelijke, ontroerende aanbiedingen om me te helpen, verzekerden me ervan dat Jehovah niet boos op me was. Natuurlijk kamp ik nog steeds met mijn ziekte, en ik weet niet wat de afloop zal zijn. Maar ik ben ervan overtuigd dat Jehovah met me is en dat hij me zal blijven helpen deze beproeving te doorstaan.”

„Gij maakt voor mijn aangezicht een tafel in orde”

17. Hoe beschrijft David Jehovah in Psalm 23:5, en waarom sluit dat goed aan bij de illustratie van een herder?

17 David noemt nu een derde reden waarom hij op zijn Herder vertrouwt: Jehovah voedt zijn schapen, en hij doet dat in overvloedige mate. David schrijft: „Gij maakt voor mijn aangezicht een tafel in orde ten aanschouwen van hen die blijk geven van vijandschap jegens mij. Met olie hebt gij mijn hoofd ingewreven; mijn beker is welgevuld” (Psalm 23:5). In dit vers beschrijft David zijn Herder als een gulle gastheer die in een overvloed aan eten en drinken voorziet. De twee illustraties — die van een zorgzame herder en die van een gulle gastheer — sluiten goed bij elkaar aan. Een goede herder moet immers weten waar hij rijke weidegronden en voldoende drinkwater kan vinden zodat het zijn kudde ’aan niets zal ontbreken’. — Psalm 23:1, 2.

18. Waaruit blijkt dat Jehovah een gulle gastheer is?

18 Is onze Herder ook een gulle gastheer? Daar kan geen twijfel over bestaan! Denk alleen al eens aan de kwaliteit, de hoeveelheid en de variatie van het geestelijke voedsel waarvan we nu genieten. Via de getrouwe en beleidvolle slaafklasse heeft Jehovah ons zowel nuttige publicaties gegeven als leerzaam onderwijs op onze verschillende vergaderingen en congressen — en dat alles voorziet in onze geestelijke behoeften (Mattheüs 24:45-47). Er is beslist geen gebrek aan geestelijk voedsel. „De getrouwe en beleidvolle slaaf” heeft miljoenen bijbels en bijbelstudiehulpmiddelen geproduceerd, en zulke publicaties zijn nu in 413 talen beschikbaar. Jehovah verschaft ons een grote verscheidenheid van geestelijk voedsel — van „melk”, fundamentele bijbelse leringen, tot „vast voedsel”, diepere geestelijke informatie (Hebreeën 5:11-14). Daardoor kunnen we, als we met problemen geconfronteerd worden of beslissingen moeten nemen, gewoonlijk precies vinden wat we nodig hebben. Waar zouden we zonder zulk geestelijk voedsel zijn? Onze Herder is echt een heel gulle gever! — Jesaja 25:6; 65:13.

„Ik zal stellig in het huis van Jehovah wonen”

19, 20. (a) Welk vertrouwen brengt David in Psalm 23:6 tot uiting, en hoe kunnen ook wij dat vertrouwen hebben? (b) Wat zal in het volgende artikel besproken worden?

19 Nadat David zijn gedachten heeft laten gaan over de wegen van zijn Herder en Verzorger, besluit hij: „Waarlijk, louter goedheid en liefderijke goedgunstigheid zullen mij volgen al de dagen van mijn leven; en ik zal stellig in het huis van Jehovah wonen tot in lengte van dagen” (Psalm 23:6). David spreekt vanuit een hart vol dankbaarheid en geloof — dankbaarheid als hij terugdenkt aan het verleden en geloof als hij vooruitkijkt naar de toekomst. Deze voormalige herder is onbevreesd omdat hij weet dat hij altijd het voorwerp van Jehovah’s liefdevolle zorg zal zijn, zolang hij dicht bij zijn hemelse Herder blijft — als het ware in Zijn huis woont.

20 Wat zijn we dankbaar voor de prachtige woorden in Psalm 23! David had beslist geen passender manier kunnen vinden om te beschrijven hoe Jehovah Zijn schapen leidt, beschermt en voedt. Davids innige bewoordingen zijn bewaard gebleven om ons het vertrouwen te geven dat ook wij naar Jehovah als onze Herder kunnen opzien. Zolang we dicht bij Jehovah blijven, zal hij als een liefdevolle Herder voor ons zorgen, „tot in lengte van dagen”, ja, tot in alle eeuwigheid. Op ons als zijn schapen rust echter de verantwoordelijkheid met onze grote Herder, Jehovah, te wandelen. Wat daarbij betrokken is zal in het volgende artikel besproken worden.

[Voetnoten]

^ ¶13 David componeerde een aantal psalmen waarin hij Jehovah loofde omdat Hij hem uit gevaar had bevrijd. — Zie bijvoorbeeld de opschriften boven Psalm 18, 34, 56, 57, 59 en 63.

Wat is ons bijgebleven?

• Waarom is het passend dat David Jehovah met een herder vergeleek?

• Hoe leidt Jehovah ons met begrip?

• Hoe helpt Jehovah ons beproevingen te doorstaan?

• Waaruit blijkt dat Jehovah een gulle gastheer is?

[Studievragen]

[Illustratie op blz. 18]

Net als een herder in Israël leidt Jehovah Zijn schapen