Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

’Ga en maak discipelen, hen dopende’

’Ga en maak discipelen, hen dopende’

Ga en maak discipelen, hen dopende’

„Gaat daarom en maakt discipelen van mensen uit alle natiën, hen dopende . . ., en leert hun onderhouden alles wat ik u geboden heb.” — MATTHEÜS 28:19, 20.

1. Welk besluit nam het volk Israël aan de voet van de berg Sinaï?

ZO’N 3500 jaar geleden deed een heel volk God een plechtige belofte. De Israëlieten, die bijeenwaren aan de voet van de berg Sinaï, verklaarden openlijk: „Alles wat Jehovah gesproken heeft, zijn wij bereid te doen.” Vanaf die tijd was Israël een aan God opgedragen volk, zijn „speciale bezit” (Exodus 19:5, 8; 24:3). Ze zagen er vol verwachting naar uit zijn bescherming te ontvangen en generatie na generatie in een land te leven dat ’vloeide van melk en honing’. — Leviticus 20:24.

2. In wat voor verhouding met God kunnen mensen zich in deze tijd verheugen?

2 Maar zoals de psalmist Asaf erkende, ’hielden de Israëlieten zich niet aan het verbond van God, en in zijn wet weigerden zij te wandelen’ (Psalm 78:10). Ze kwamen de belofte die hun voorvaders aan Jehovah hadden gedaan niet na. Uiteindelijk verloor het volk zijn unieke verhouding met God (Prediker 5:4; Mattheüs 23:37, 38). Daarom ’richtte God zijn aandacht op de natiën om uit hen een volk voor zijn naam te nemen’ (Handelingen 15:14). En in deze laatste dagen brengt hij ’uit alle natiën en stammen en volken en talen een grote schare mensen bijeen, die niemand tellen kan’ en die vol vreugde erkennen: „Redding hebben wij te danken aan onze God, die op de troon is gezeten, en aan het Lam.” — Openbaring 7:9, 10.

3. Welke stappen moet iemand doen om in een persoonlijke verhouding met God te komen?

3 Iemand die graag in die kostbare verhouding met God wil komen, moet zich aan Jehovah opdragen en dat in het openbaar symboliseren door de waterdoop. Op die manier wordt voldaan aan Jezus’ uitdrukkelijke gebod aan zijn discipelen: „Gaat daarom en maakt discipelen van mensen uit alle natiën, hen dopende in de naam van de Vader en van de Zoon en van de heilige geest, en leert hun onderhouden alles wat ik u geboden heb” (Mattheüs 28:19, 20). De Israëlieten luisterden aandachtig toen „het boek van het verbond” werd voorgelezen (Exodus 24:3, 7, 8). Daardoor wisten ze wat Jehovah van hen verlangde. Zo moet ook in deze tijd iemand, voordat hij zich laat dopen, een nauwkeurige kennis hebben van Gods wil, zoals die in zijn Woord, de bijbel, staat opgetekend.

4. Wat moet iemand doen om voor de doop in aanmerking te komen? (Verwerk het bovenstaande kader.)

4 Jezus wilde kennelijk dat zijn discipelen een stevig fundament voor hun geloof hadden voordat ze gedoopt werden. Hij zei zijn volgelingen niet alleen dat ze moesten gaan en discipelen moesten maken, maar ook dat ze hun ’alles moesten leren onderhouden wat hij geboden had’ (Mattheüs 7:24, 25; Efeziërs 3:17-19). Degenen die ervoor in aanmerking komen gedoopt te worden, hebben daarom gewoonlijk al enkele maanden of misschien zelfs wel een of twee jaar de bijbel bestudeerd, zodat ze een weloverwogen besluit hebben kunnen nemen. Vlak voor hun doop beantwoorden de doopkandidaten twee fundamentele vragen met ja. Aangezien Jezus beklemtoonde dat ’ons Ja gewoon Ja moet betekenen, en ons Neen, Neen’, zal het voor ieder van ons nuttig zijn de betekenis van deze twee doopvragen nog eens zorgvuldig door te nemen. — Mattheüs 5:37.

Berouw en opdracht

5. Welke twee fundamentele stappen laat de eerste doopvraag uitkomen?

5 Allereerst wordt aan de doopkandidaat gevraagd of hij berouw heeft van zijn vroegere levenswijze en of hij zijn leven aan Jehovah heeft opgedragen om zijn wil te doen. De eerste doopvraag laat dus twee belangrijke stappen uitkomen die aan de doop vooraf moeten gaan, namelijk berouw en opdracht.

6, 7. (a) Waarom moet iedere doopkandidaat berouw hebben? (b) Welke veranderingen zijn noodzakelijk nadat iemand berouw heeft?

6 Waarom moet iemand berouw hebben voordat hij zich laat dopen? De apostel Paulus geeft als reden dat „wij allen ons eens overeenkomstig de begeerten van ons vlees [hebben] gedragen” (Efeziërs 2:3). Voordat we Gods wil nauwkeurig leerden kennen, leefden we zoals de wereld leeft, volgens haar normen en waarden. In ons leven maakte de god van dit samenstel van dingen, Satan, de dienst uit (2 Korinthiërs 4:4). Maar nu we Gods wil hebben leren kennen, zijn we vastbesloten „niet meer voor de begeerten van mensen te leven, maar voor Gods wil”. — 1 Petrus 4:2.

7 Deze nieuwe levenswijze brengt veel zegeningen met zich mee. In de eerste plaats wordt daardoor de weg vrijgemaakt om in een kostbare verhouding met Jehovah te komen. Dit werd door David vergeleken met een uitnodiging om in Gods „tent” te komen en zijn „heilige berg” te betreden — beslist een groot voorrecht (Psalm 15:1). Natuurlijk nodigt Jehovah niet zomaar iedereen uit, maar alleen ’degenen die onberispelijk wandelen en rechtvaardigheid oefenen en de waarheid spreken in hun hart’ (Psalm 15:2). Afhankelijk van onze omstandigheden voordat we de waarheid leerden kennen, kan voldoen aan die vereisten betekenen dat we bepaalde veranderingen in ons gedrag en onze persoonlijkheid moeten aanbrengen (1 Korinthiërs 6:9-11; Kolossenzen 3:5-10). We moeten daartoe worden aangezet door berouw — een diepgevoelde spijt over onze vroegere levenswijze en het vaste besluit Jehovah te behagen. Dat leidt tot een volledige ommekeer — we volgen niet langer een zelfzuchtige, wereldse levenswijze, maar streven een loopbaan na die God goedkeurt. — Handelingen 3:19.

8. Hoe dragen we ons op, en hoe houdt dat verband met de doop?

8 In het tweede deel van de eerste doopvraag wordt aan de doopkandidaten gevraagd of ze zich aan Jehovah hebben opgedragen om zijn wil te doen. Opdracht is een noodzakelijke stap die aan de doop moet voorafgaan. We dragen ons op door in gebed de wens kenbaar te maken ons leven door bemiddeling van Christus aan Jehovah te wijden (Romeinen 14:7, 8; 2 Korinthiërs 5:15). Jehovah wordt dan onze Meester en Eigenaar, en net als Jezus scheppen we behagen in het doen van Gods wil (Psalm 40:8; Efeziërs 6:6). Deze plechtige belofte aan Jehovah wordt slechts eenmaal gedaan. Maar omdat we ons in een persoonlijk gebed aan God opdragen, en dus niet publiekelijk, doen we op de dag van onze doop een openbare bekendmaking om iedereen te laten weten dat we deze plechtige belofte aan onze hemelse Vader hebben gedaan. — Romeinen 10:10.

9, 10. (a) Wat houdt het in Gods wil te doen? (b) Hoe bleek dat zelfs nazifunctionarissen de betekenis van onze opdracht begrepen?

9 Wat houdt het in net als Jezus Gods wil te doen? Jezus zei tot zijn discipelen: „Wil iemand achter mij komen, dan moet hij zichzelf verloochenen en zijn martelpaal opnemen en mij voortdurend volgen” (Mattheüs 16:24). Hier noemde hij drie dingen die we moeten doen. Ten eerste moeten we ’onszelf verloochenen’. Met andere woorden, we moeten nee zeggen tegen onze zelfzuchtige, onvolmaakte neigingen en ja tegen Gods raad en leiding. Ten tweede moeten we ’onze martelpaal opnemen’. In Jezus’ tijd was een martelpaal een symbool van schande en lijden. Als christenen aanvaarden we dat we soms moeten lijden ter wille van het goede nieuws (2 Timotheüs 1:8). Maar al drijft de wereld de spot met ons of maakt ze ons te schande, wij hebben dezelfde houding als Christus: we ’verachten schande’ omdat we blij zijn te weten dat we God behagen (Hebreeën 12:2). Ten slotte moeten we Jezus „voortdurend volgen”. — Psalm 73:26; 119:44; 145:2.

10 Het is interessant dat zelfs sommige tegenstanders begrijpen dat voor Jehovah’s Getuigen de opdracht aan God neerkomt op onvoorwaardelijke dienst voor hem. In het naziconcentratiekamp Buchenwald bijvoorbeeld moesten Getuigen die weigerden hun geloof af te zweren, de volgende gedrukte verklaring ondertekenen: „Ik ben nog steeds een toegewijde Bijbelonderzoeker en ik zal de eed die ik Jehovah gezworen heb, nooit breken.” Hierdoor wordt de houding van alle opgedragen, getrouwe dienstknechten van God beslist heel goed verwoord! — Handelingen 5:32.

Geïdentificeerd als een van Jehovah’s Getuigen

11. Welk voorrecht krijgt iemand als hij gedoopt wordt?

11 Bij de tweede vraag gaat het er allereerst om of de doopkandidaat begrijpt dat hij door zijn doop als een van Jehovah’s Getuigen wordt geïdentificeerd. Nadat hij is ondergedompeld, wordt hij een geordineerde bedienaar die Jehovah’s naam draagt. Dat is zowel een groot voorrecht als een ernstige verantwoordelijkheid. Ook komt iemand door de doop in aanmerking voor eeuwige redding, als hij Jehovah tenminste trouw blijft. — Mattheüs 24:13.

12. Welke verplichting brengt de eer Jehovah’s naam te dragen met zich mee?

12 Het is beslist een unieke eer de naam van de almachtige God, Jehovah, te dragen. De profeet Micha zei: „Alle volken, van hun kant, zullen elk in de naam van hun god wandelen; maar wij, van onze kant, zullen wandelen in de naam van Jehovah, onze God, tot onbepaalde tijd, ja voor eeuwig” (Micha 4:5). Deze eer brengt echter ook een verplichting met zich mee. We moeten ons best doen de naam die we dragen, door onze levenswijze te eren. Want, zoals Paulus de christenen in Rome in herinnering bracht, als we niet doen wat we prediken, wordt Gods naam „gelasterd” of bezoedeld. — Romeinen 2:21-24.

13. Waarom hebben opgedragen dienstknechten van Jehovah de verantwoordelijkheid getuigenis over hun God af te leggen?

13 Iemand die een Getuige van Jehovah wordt, neemt ook de verantwoordelijkheid op zich om getuigenis over zijn God af te leggen. Jehovah nodigde de opgedragen natie Israël uit om zijn getuigen te zijn en getuigenis af te leggen van zijn eeuwige Godheid (Jesaja 43:10-12, 21). Maar de natie kwam die verantwoordelijkheid niet na en werd uiteindelijk door Jehovah verworpen. In deze tijd zijn ware christenen trots op het voorrecht getuigenis af te leggen van Jehovah. We doen dit omdat we van hem houden en graag willen dat zijn naam geheiligd wordt. Hoe kunnen we het stilzwijgen bewaren als we de waarheid over onze hemelse Vader en zijn voornemen kennen? We denken er net zo over als de apostel Paulus toen hij zei: „De noodzaak is mij opgelegd. Werkelijk, wee mij indien ik het goede nieuws niet zou bekendmaken!” — 1 Korinthiërs 9:16.

14, 15. (a) Welke rol speelt Jehovah’s organisatie in onze geestelijke groei? (b) Welke voorzieningen zijn er om ons in geestelijk opzicht te helpen?

14 De tweede vraag herinnert de doopkandidaat ook aan zijn verantwoordelijkheid om met Jehovah’s door de geest geleide organisatie samen te werken. We dienen God niet als eenling; we hebben de hulp, steun en aanmoediging van „de gehele gemeenschap van broeders” nodig (1 Petrus 2:17; 1 Korinthiërs 12:12, 13). Gods organisatie speelt een belangrijke rol in onze geestelijke groei. Ze voorziet in een schat aan bijbelse publicaties die ertoe bijdragen dat we toenemen in nauwkeurige kennis, verstandig handelen als we met problemen worden geconfronteerd en een sterke band met God ontwikkelen. Zoals een moeder erop toeziet dat haar kind goed gevoed en verzorgd is, zo voorziet „de getrouwe en beleidvolle slaaf” in een overvloed aan geestelijk voedsel te rechter tijd, zodat we geestelijk vorderingen kunnen maken. — Mattheüs 24:45-47; 1 Thessalonicenzen 2:7, 8.

15 Op wekelijkse vergaderingen ontvangt Jehovah’s volk de nodige opleiding en aanmoediging om getrouwe Getuigen van Jehovah te zijn (Hebreeën 10:24, 25). De theocratische bedieningsschool leert ons in het openbaar te spreken, en de dienstvergadering leidt ons op om onze boodschap doeltreffend te presenteren. Zowel op onze vergaderingen als door onze persoonlijke studie van bijbelse publicaties kunnen we zien dat Jehovah’s geest actief leiding geeft aan zijn organisatie. Door middel van deze geregelde voorzieningen maakt God ons attent op gevaren, leidt hij ons op om doeltreffende bedienaren te zijn en helpt hij ons om geestelijk waakzaam te blijven. — Psalm 19:7, 8, 11; 1 Thessalonicenzen 5:6, 11; 1 Timotheüs 4:13.

De motivatie achter de beslissing

16. Wat beweegt ons ertoe ons aan Jehovah op te dragen?

16 De twee doopvragen herinneren de doopkandidaten dus aan de betekenis en het belang van de waterdoop en aan de verantwoordelijkheden die ermee gepaard gaan. Maar wat moet de motivatie zijn achter hun beslissing om zich te laten dopen? We laten ons als discipelen niet dopen omdat iemand ons daartoe dwingt, maar omdat Jehovah ons „trekt” (Johannes 6:44). „God is liefde”, en dus oefent hij geen dwang uit maar regeert hij het universum door middel van liefde (1 Johannes 4:8). We worden tot Jehovah getrokken door zijn schitterende eigenschappen en door de manier waarop hij met ons omgaat. Jehovah heeft zijn eniggeboren Zoon voor ons gegeven en biedt ons de best mogelijke toekomst aan (Johannes 3:16). Op onze beurt voelen wij ons ertoe bewogen hem ons leven aan te bieden, ons aan hem op te dragen. — Spreuken 3:9; 2 Korinthiërs 5:14, 15.

17. Waaraan hebben we ons niet opgedragen?

17 We dragen ons niet aan een zaak of aan een werk op, maar aan Jehovah zelf. Het werk dat God voor zijn volk te doen heeft, zal veranderen, maar hun opdracht aan hem blijft hetzelfde. Wat Abraham van hem moest doen, verschilde bijvoorbeeld aanzienlijk van wat Jeremia moest doen (Genesis 13:17, 18; Jeremia 1:6, 7). Toch volbrachten beiden de specifieke taak die God hun gegeven had omdat ze God liefhadden en getrouw zijn wil wensten te doen. In deze tijd van het einde proberen alle gedoopte volgelingen van Christus zijn gebod te volbrengen om het goede nieuws van het Koninkrijk te prediken en discipelen te maken (Mattheüs 24:14; 28:19, 20). Door dat werk van ganser harte te doen, tonen we op een schitterende manier dat we van onze hemelse Vader houden en ons echt aan hem opgedragen hebben. — 1 Johannes 5:3.

18, 19. (a) Welke openbare bekendmaking doen we door middel van onze doop? (b) Wat zal in het volgende artikel worden beschouwd?

18 De doop opent beslist de weg tot vele zegeningen. Het is echter geen stap die licht opgevat mag worden (Lukas 14:26-33). We tonen door onze doop dat we aan onze opdracht meer gewicht toekennen dan aan enige andere verantwoordelijkheid (Lukas 9:62). Als we ons laten dopen, doen we in feite de openbare bekendmaking: „Deze God is onze God tot onbepaalde tijd, ja, voor eeuwig. Hijzelf zal ons leiden totdat wij sterven.” — Psalm 48:14.

19 In het volgende artikel zullen we nog meer vragen beschouwen die in verband met de waterdoop zouden kunnen rijzen. Kan iemand geldige redenen hebben om zich niet te laten dopen? Speelt leeftijd een rol? Hoe kunnen allen ertoe bijdragen de doopplechtigheid waardig te laten verlopen?

Leg dit uit

• Waarom moet elke christen berouw hebben voordat hij zich laat dopen?

• Wat houdt het in zich aan God op te dragen?

• Welke verantwoordelijkheden brengt de eer Jehovah’s naam te dragen met zich mee?

• Wat moet ons ertoe bewegen de beslissing te nemen ons te laten dopen?

[Studievragen]

[Kader/Illustratie op blz. 22]

De twee doopvragen

Heb je op grond van het slachtoffer van Jezus Christus berouw van je zonden en heb je je aan Jehovah opgedragen om zijn wil te doen?

Begrijp je dat je opdracht en doop je identificeren als een van Jehovah’s Getuigen, verbonden met Gods door de geest geleide organisatie?

[Illustratie op blz. 23]

De opdracht is een plechtige belofte die we Jehovah in gebed doen

[Illustratie op blz. 25]

Door middel van onze prediking tonen we onze toewijding aan God