Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

„Laten uw handen sterk zijn”

„Laten uw handen sterk zijn”

„Laten uw handen sterk zijn”

„Laten uw handen sterk zijn, gij die in deze dagen deze woorden uit de mond van de profeten hoort.” — ZACHARIA 8:9.

1, 2. Waarom verdienen de boeken Haggaï en Zacharia onze aandacht?

DE PROFETIEËN van Haggaï en Zacharia werden zo’n 2500 jaar geleden opgetekend. Toch zijn ze heel belangrijk voor ons leven. De bijbelse verslagen in deze twee boeken zijn meer dan slechts geschiedenis. Ze maken deel uit van ’alle dingen die eertijds werden geschreven tot ons onderricht’ (Romeinen 15:4). Veel van wat we erin lezen, doet ons denken aan werkelijke situaties die zich hebben voorgedaan sinds het Koninkrijk in 1914 in de hemel werd opgericht.

2 De apostel Paulus zei over gebeurtenissen en omstandigheden die Gods volk lang geleden had meegemaakt: „Deze dingen nu bleven hun overkomen als voorbeelden en ze werden opgeschreven tot een waarschuwing voor ons, tot wie de einden van de samenstelsels van dingen gekomen zijn” (1 Korinthiërs 10:11). We kunnen ons dus terecht afvragen: welke waarde hebben de boeken Haggaï en Zacharia in onze tijd?

3. Waarop concentreerden Haggaï en Zacharia zich?

3 Zoals in het vorige artikel werd opgemerkt, hadden de profetieën van Haggaï en Zacharia betrekking op de tijd waarin de joden, nadat ze uit gevangenschap in Babylon waren bevrijd, naar hun door God geschonken land waren teruggekeerd. De twee profeten concentreerden zich op de herbouw van de tempel. De joden legden in 536 v.G.T. het fundament ervan. Hoewel sommige oudere joden vooral aan het verleden dachten, brak er onder het volk als geheel een „vreugdevol gejuich” uit. In onze tijd heeft zich echter in werkelijkheid iets veel belangrijkers voorgedaan. Wat dan wel? — Ezra 3:3-13.

4. Wat gebeurde er kort na de Eerste Wereldoorlog?

4 Kort na de Eerste Wereldoorlog werden Jehovah’s gezalfden uit gevangenschap aan Babylon de Grote bevrijd. Dat vormde een belangrijke aanwijzing van Jehovah’s steun. Voordien leek het of religieuze leiders en hun politieke bondgenoten een eind hadden gemaakt aan het openbare predikings- en onderwijzingswerk van de Bijbelonderzoekers (Ezra 4:8, 13, 21-24). Maar Jehovah God verwijderde obstakels die de prediking en het maken van discipelen in de weg stonden. In de decennia sinds 1919 is het Koninkrijkswerk tot bloei gekomen, en niets heeft de voortgang ervan kunnen stuiten.

5, 6. Naar welke grootse vervulling wijst Zacharia 4:7 vooruit?

5 We kunnen er zeker van zijn dat het predikings- en onderwijzingswerk van Jehovah’s gehoorzame dienstknechten in deze tijd met zijn steun voortgang zal blijven vinden. In Zacharia 4:7 lezen we: „Hij zal stellig de hoofdsteen te voorschijn brengen. Juichkreten zullen ervoor opgaan: ’Hoe bekoorlijk! Hoe bekoorlijk!’” Naar welke grootse vervulling in onze tijd wijst dat vooruit?

6 Zacharia 4:7 wijst vooruit naar de tijd dat de ware aanbidding van de Soevereine Heer haar volmaakte staat zal bereiken, en wel in de aardse voorhoven van zijn geestelijke tempel. Die tempel is Jehovah’s regeling waardoor mensen hem, op basis van het zoenoffer van Christus Jezus, in aanbidding kunnen naderen. Zeker, de grote geestelijke tempel bestaat al sinds de eerste eeuw G.T. Toch moet de ware aanbidding in het aardse voorhof van die tempel nog tot volmaaktheid gebracht worden. Miljoenen aanbidders dienen nu in het aardse voorhof van de geestelijke tempel. Zij en grote aantallen personen die een opstanding krijgen, zullen tijdens de duizendjarige regering van Jezus Christus tot volmaaktheid worden gebracht. Aan het eind van de duizend jaar zullen er alleen nog maar ware aanbidders van God op de gereinigde aarde over zijn.

7. Welke rol vervult Jezus als het erom gaat de ware aanbidding in onze tijd tot haar volmaakte staat te brengen, en waarom is dat aanmoedigend?

7 De stadhouder Zerubbabel en de hogepriester Jozua waren in 515 v.G.T. getuige van de voltooiing van de tempel. In Zacharia 6:12, 13 werd voorzegd dat Jezus een soortgelijke rol zou vervullen als het erom ging de ware aanbidding tot haar volmaakte staat te brengen: „Dit heeft Jehovah der legerscharen gezegd: ’Hier is de man wiens naam Spruit is. En vanuit zijn eigen plaats zal hij ontspruiten, en hij zal stellig de tempel van Jehovah bouwen. En . . . wat hem aangaat, hij zal de waardigheid dragen; en hij moet neerzitten en heersen op zijn troon, en hij moet priester worden op zijn troon.’” Jezus, die zich in de hemel bevindt en de Davidische lijn van koningen doet uitspruiten, ondersteunt dus het Koninkrijkswerk in de geestelijke tempel. Zou dan iemand de voortgang ervan kunnen belemmeren? Natuurlijk niet! Dient dit ons niet aan te moedigen om voorwaarts te gaan in onze prediking en ons niet door de dagelijkse beslommeringen op een zijspoor te laten brengen?

Prioriteiten

8. Waarom moeten we het werk in de geestelijke tempel op de eerste plaats in ons leven stellen?

8 Willen we Jehovah’s steun en zegen genieten, dan moeten we het werk in de geestelijke tempel op de eerste plaats in ons leven stellen. Anders dan de joden die zeiden: „De tijd is niet gekomen”, moeten we in gedachte houden dat we in „de laatste dagen” leven (Haggaï 1:2; 2 Timotheüs 3:1). Jezus voorzei dat zijn loyale volgelingen het goede nieuws van het Koninkrijk zouden prediken en discipelen zouden maken. We moeten oppassen dat we ons voorrecht van dienst niet verwaarlozen. Het predikings- en onderwijzingswerk dat tijdelijk door tegenstand van de wereld tot stilstand was gebracht, werd in 1919 hervat, maar het is nog niet voltooid. Dat het voltooid zal worden, staat echter als een paal boven water!

9, 10. Wat moeten we doen om Jehovah’s zegen te ontvangen, en wat betekent dat voor ons?

9 In de mate dat we ijverig blijven werken, zullen we gezegend worden — als volk en individueel. Die verzekering kunnen we ontlenen aan de belofte die Jehovah deed. Hij zei de joden namelijk dat ’vanaf de dag’ dat ze hem weer van ganser harte zouden aanbidden en het werk aan het fundament van de tempel serieus zouden hervatten, hij ’hun zijn zegen zou schenken’ (Haggaï 2:19). Ze zouden volledig in zijn gunst hersteld worden. Beschouw nu eens welke zegeningen God belooft: „Het zaad van vrede zal er zijn; de wijnstok zelf zal zijn vrucht geven, en de aarde zelf zal haar opbrengst geven, en de hemel zelf zal zijn dauw geven; en ik zal stellig de overgeblevenen van dit volk al deze dingen doen beërven.” — Zacharia 8:9-13.

10 Net zoals Jehovah die joden in geestelijk en in materieel opzicht zegende, zal hij ook ons zegenen als we ijverig en met een blij hart het werk doen dat hij ons heeft opgedragen. Zo schenkt hij bijvoorbeeld zekerheid, voorspoed, onderlinge vrede en geestelijke groei. Maar we kunnen echt alleen op Gods voortdurende zegen rekenen als we het werk in de geestelijke tempel doen op de manier waarop Jehovah het wil.

11. Hoe zouden we onszelf kunnen onderzoeken?

11 Nu is het de tijd om ’ons hart op onze wegen te zetten’ (Haggaï 1:5, 7). We moeten wat tijd inruimen om onze prioriteiten in het leven onder de loep te nemen. Jehovah’s zegen op ons in deze tijd hangt af van de mate waarin we zijn naam verheerlijken en voortgaan met ons werk in zijn geestelijke tempel. We moeten ons afvragen: Zijn mijn prioriteiten veranderd? Hoe laat de ijver die ik nu voor Jehovah, zijn waarheid en zijn werk heb, zich vergelijken met de ijver die ik had toen ik gedoopt werd? Hecht ik veel waarde aan een comfortabel leven en gaat dat ten koste van de aandacht die ik aan Jehovah en zijn koninkrijk besteed? Word ik in zekere mate belemmerd door mensenvrees, de angst wat anderen wel niet van me zullen denken? — Openbaring 2:2-4.

12. Welke situatie onder de joden wordt in Haggaï 1:6, 9 belicht?

12 We willen niet dat God ons zijn rijke zegen onthoudt omdat we verzuimen zijn naam te verheerlijken. Bedenk dat de teruggekeerde joden weliswaar goed van start waren gegaan, maar later volgens Haggaï 1:9 ’druk in de weer waren, ieder ten behoeve van zijn eigen huis’. Ze lieten zich helemaal in beslag nemen door hun eigen dagelijkse behoeften en levensstijl. Bijgevolg werd er „weinig binnengehaald” en was er gebrek aan goed eten en drinken en warme kleding (Haggaï 1:6). Jehovah trok zijn zegen terug. Ligt daarin een les voor ons opgesloten?

13, 14. Hoe kunnen we de les toepassen die we uit Haggaï 1:6, 9 kunnen leren, en waarom is dat belangrijk?

13 Is het niet zo dat we alleen Jehovah’s zegen kunnen blijven genieten als we de drang weerstaan om ten koste van Jehovah’s aanbidding onze eigen belangen na te streven? Daarbij maakt het niet uit of onze aandacht wordt afgeleid door het najagen van rijkdom, projecten om snel rijk te worden, ambitieuze plannen voor een hogere opleiding om in dit samenstel een aantrekkelijke carrière op te bouwen, of programma’s voor zelfontplooiing.

14 Zulke dingen zijn op zich misschien niet verkeerd. Maar is het niet duidelijk dat ze in het licht van eeuwig leven eigenlijk „dode werken” zijn? (Hebreeën 9:14) In welke zin? Ze zijn geestelijk dood, ijdel en vruchteloos. Voor iemand die erin volhardt, zouden zulke werken tot een geestelijke dood kunnen leiden. Dat overkwam gezalfde christenen in de tijd van de apostelen (Filippenzen 3:17-19). En het is sommigen in onze tijd overkomen. Misschien kennen we wel personen die zich erdoor lieten afleiden en als gevolg daarvan geleidelijk minder voor Jehovah gingen doen, steeds vaker uit de gemeente wegbleven en er nu geen zin meer in hebben Jehovah’s dienst opnieuw ter hand te nemen. We hopen van harte dat zulke personen tot Jehovah zullen terugkeren, maar het valt niet te ontkennen dat het najagen van „dode werken” tot het verlies van Jehovah’s gunst en zegen kan leiden. Wat zou dat een droevig resultaat zijn. Het zou neerkomen op het verlies van de vreugde en vrede die door Gods geest worden voortgebracht. En wat een gemis zou het zijn geen omgang meer te hebben met de hartelijke christelijke broederschap! — Galaten 1:6; 5:7, 13, 22-24.

15. Hoe blijkt uit Haggaï 2:14 dat we onze aanbidding ernstig moeten opvatten?

15 Dit is een heel ernstige kwestie. Merk in Haggaï 2:14 eens op hoe Jehovah de joden bezag die zijn huis van aanbidding verwaarloosden ten gunste van het betimmeren van hun eigen huizen, hetzij letterlijk of figuurlijk. „’Zo is dit volk, en zo is deze natie voor mijn aangezicht’, is de uitspraak van Jehovah, ’en zo is al het werk van hun handen, en wat zij daar ook aanbieden. Het is onrein.’” Welke symbolische offers de halfslachtige joden ook op het tijdelijke altaar in Jeruzalem brachten, die offers waren onaanvaardbaar zolang ze de ware aanbidding verwaarloosden. — Ezra 3:3.

Gewaarborgde steun

16. Waar konden de joden op grond van Zacharia’s visioenen zeker van zijn?

16 Door een reeks van acht visioenen aan Zacharia gaf God te kennen dat gehoorzame joden die aan de herbouw van de tempel werkten op Zijn steun konden rekenen. Het eerste visioen verschafte de waarborg dat de tempel voltooid zou worden en dat Jeruzalem en Juda voorspoed zouden genieten zolang de joden gehoorzaam het werk volbrachten dat gedaan moest worden (Zacharia 1:8-17). Het tweede visioen hield de belofte in dat er afgerekend zou worden met alle regeringen die de ware aanbidding tegenstonden (Zacharia 1:18-21). Andere visioenen garandeerden goddelijke bescherming van de bouwwerkzaamheden; een toevloed van mensen uit vele naties naar Jehovah’s voltooide huis van aanbidding; ware vrede en zekerheid; het uit de weg ruimen van ogenschijnlijk onoverkomelijke obstakels voor het door God toegewezen werk; de verwijdering van goddeloosheid; en toezicht en bescherming door engelen (Zacharia 2:5, 11; 3:10; 4:7; 5:6-11; 6:1-8). Het is begrijpelijk waarom gehoorzame personen, met zulke waarborgen van Gods steun, hun levensstijl aanpasten en hun aandacht richtten op het werk waarvoor God hen had bevrijd.

17. Wat moeten we ons gezien de waarborg die we hebben, afvragen?

17 Evenzo dient de waarborg die we hebben dat de ware aanbidding zal zegevieren, ons tot activiteit aan te sporen en ons te motiveren serieus over Jehovah’s huis van aanbidding na te denken. Sta eens stil bij de volgende vragen: Als ik geloof dat het nu de tijd is om het goede nieuws van het Koninkrijk te prediken en discipelen te maken, stemmen mijn doelen en levensstijl dan met mijn overtuiging overeen? Besteed ik voldoende tijd aan het bestuderen van Gods profetische Woord, houd ik me er intens mee bezig en spreek ik erover met geloofsgenoten en met anderen die ik ontmoet?

18. Wat ligt er volgens Zacharia 14 nog in het verschiet?

18 Zacharia wees ook vooruit naar de vernietiging van Babylon de Grote, gevolgd door de oorlog van Armageddon. We lezen: „Het moet één dag worden waarvan bekend is dat hij Jehovah toebehoort. Het zal geen dag zijn, noch zal het nacht zijn; en het moet geschieden dat het in de avondtijd licht zal worden.” Ja, Jehovah’s dag zal voor zijn vijanden op aarde beslist een donkere, koude dag zijn! Maar Jehovah’s getrouwe aanbidders zullen zich die dag voortdurend in zijn licht en gunst verheugen. Zacharia beschrijft ook hoe alles in de nieuwe wereld Jehovah’s heiligheid zal verkondigen. De ware aanbidding in Gods grote geestelijke tempel zal de enige vorm van aanbidding op aarde zijn (Zacharia 14:7, 16-19). Wat een waarborg! We zullen de vervulling ervaren van wat er voorzegd was en de rechtvaardiging van Jehovah’s soevereiniteit zien. De dag die Jehovah toebehoort zal echt uniek zijn!

Blijvende zegeningen

19, 20. Waarom is Zacharia 14:8, 9 aanmoedigend?

19 Na die ontzag inboezemende daad zullen Satan en zijn demonen opgesloten worden in een afgrond van inactiviteit (Openbaring 20:1-3, 7). Vervolgens zullen er tijdens Christus’ duizendjarige regering zegeningen naar de mensheid stromen. Zacharia 14:8, 9 zegt: „Het moet geschieden op die dag dat levende wateren uit Jeruzalem zullen uitgaan, de helft ervan naar de oostelijke zee en de helft ervan naar de westelijke zee. In de zomer en in de winter zal het geschieden. En Jehovah moet koning worden over de gehele aarde. Op die dag zal Jehovah één blijken te zijn, en zijn naam één.”

20 Vanuit de zetel van het Messiaanse koninkrijk zullen er onafgebroken „levende wateren” stromen, ook „een rivier van water des levens” genoemd, een afbeelding van Jehovah’s voorzieningen voor leven (Openbaring 22:1, 2). Een grote schare aanbidders van Jehovah, die Armageddon hebben overleefd, zullen voordeel trekken van die „levende wateren” doordat ze verlost worden van het Adamitische doodsoordeel. Zelfs degenen die reeds dood zijn zullen er voordeel van trekken door middel van een opstanding. Zo zal er dan een nieuwe fase in Jehovah’s heerschappij over de aarde aanbreken. Wereldwijd zal Jehovah worden erkend als de Universele Soeverein, de enige die aanbeden dient te worden.

21. Wat moet ons vaste besluit zijn?

21 Gezien alles wat Haggaï en Zacharia hebben voorzegd en alles wat in vervulling is gegaan, hebben we deugdelijke redenen om voort te gaan met het werk dat God ons in de aardse voorhoven van zijn geestelijke tempel te doen heeft gegeven. Mogen wij er tot de ware aanbidding haar volmaakte staat heeft bereikt, allemaal naar streven de Koninkrijksbelangen op de eerste plaats te blijven stellen. Zacharia 8:9 geeft ons de aansporing: „Laten uw handen sterk zijn, gij die in deze dagen deze woorden uit de mond van de profeten hoort.”

Overzichtsvragen

• Welke historische parallel maakt de boeken Haggaï en Zacharia belangrijk voor onze tijd?

• Welke les over prioriteiten leren we uit de boeken Haggaï en Zacharia?

• Waarom geven de boeken Haggaï en Zacharia ons vertrouwen in de toekomst?

[Studievragen]

[Illustratie op blz. 26]

Haggaï en Zacharia moedigden de joden aan hun werk van ganser harte te doen en aldus een zegen te ontvangen

[Illustraties op blz. 27]

Zijn wij ’druk in de weer, ieder ten behoeve van ons eigen huis’?

[Illustratie op blz. 28]

Jehovah beloofde een zegen, en hij heeft die ook gegeven