Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Herders die „voorbeelden voor de kudde” zijn

Herders die „voorbeelden voor de kudde” zijn

Herders die „voorbeelden voor de kudde” zijn

’Weidt de kudde Gods die aan uw zorg is toevertrouwd gewillig, bereidwillig, door u voorbeelden voor de kudde te betonen.’ — 1 PETRUS 5:2, 3.

1, 2. (a) Welk voorrecht vertrouwde Jezus de apostel Petrus toe, en hoe weten we dat Jezus’ vertrouwen niet misplaatst was? (b) Hoe denkt Jehovah over aangestelde herders?

ENIGE tijd voor Pinksteren 33 G.T. genoten Petrus en zes andere discipelen op de oever van de Zee van Galilea van een ontbijt dat Jezus daar had klaargemaakt. Dit was niet de eerste keer dat Petrus de opgestane Jezus zag en de wetenschap dat Jezus leefde maakte hem ongetwijfeld heel blij. Maar Petrus kan ook bezorgd zijn geweest. Per slot van rekening had hij nog maar enkele dagen daarvoor in het openbaar ten stelligste beweerd dat hij Jezus niet kende (Lukas 22:55-60; 24:34; Johannes 18:25-27; 21:1-14). Gaf Jezus de berouwvolle Petrus een reprimande wegens zijn gebrek aan geloof? Nee. In plaats daarvan kreeg Petrus het voorrecht toevertrouwd Jezus’ „schaapjes” te voeden en te weiden (Johannes 21:15-17). Zoals blijkt uit het bijbelverslag over de geschiedenis van de eerste-eeuwse christelijke gemeente was Jezus’ vertrouwen in Petrus niet misplaatst. Samen met de andere apostelen en oudere mannen in Jeruzalem ging Petrus er als een goede herder mee voort de christelijke gemeente veilig door een periode van intense beproevingen en snelle groei heen te leiden. — Handelingen 1:15-26; 2:14; 15:6-9.

2 In deze tijd heeft Jehovah door bemiddeling van Jezus Christus bekwame mannen aangesteld om als geestelijke herders te dienen en Zijn schapen door de kritiekste tijd in de menselijke geschiedenis heen te leiden (Efeziërs 4:11, 12; 2 Timotheüs 3:1). Is zijn vertrouwen in die herders misplaatst geweest? De vredige christelijke broederschap die wereldwijd bestaat, bewijst het tegendeel. Natuurlijk zijn deze herders ook maar mensen, even onvolmaakt als Petrus was (Galaten 2:11-14; Jakobus 3:2). Toch vertrouwt Jehovah hun de zorg toe voor de schapen die „hij met het bloed van zijn eigen Zoon heeft gekocht” (Handelingen 20:28). Jehovah heeft diepe genegenheid voor deze mannen en acht hun „dubbele eer waardig”. — 1 Timotheüs 5:17.

3. Hoe zorgen geestelijke herders ervoor dat ze een gewillige, bereidwillige geest behouden?

3 Hoe zorgen geestelijke herders ervoor dat ze een gewillige, bereidwillige geest behouden, waardoor ze zich voorbeelden voor de kudde betonen? Net als Petrus en de andere eerste-eeuwse herders verlaten zij zich op Gods heilige geest, die hun de kracht geeft die ze nodig hebben om hun zware verantwoordelijkheid te dragen (2 Korinthiërs 4:7). De heilige geest brengt in hen ook de vrucht van de geest voort, namelijk liefde, vreugde, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, geloof, zachtaardigheid en zelfbeheersing (Galaten 5:22, 23). Laten we eens stilstaan bij enkele specifieke manieren waarop herders bij het weiden van de kudde Gods die aan hun zorg is toevertrouwd, een voorbeeld kunnen geven in het tentoonspreiden van deze vrucht.

Heb zowel de kudde als elk afzonderlijk schaap lief

4, 5. (a) Hoe tonen Jehovah en Jezus liefde voor de kudde? (b) Op wat voor manieren tonen geestelijke herders liefde voor de kudde?

4 De belangrijkste eigenschap die door Gods geest wordt voortgebracht, is liefde. Jehovah toont zijn liefde voor de kudde als geheel door die overvloedig van geestelijk voedsel te voorzien (Jesaja 65:13, 14; Mattheüs 24:45-47). Maar daar blijft het niet bij. Hij is ook sterk gehecht aan elk schaap afzonderlijk (1 Petrus 5:6, 7). Jezus houdt eveneens van de kudde. Hij heeft voor de kudde afstand gedaan van zijn ziel, en hij kent elk schaap persoonlijk, „bij de naam”. — Johannes 10:3, 14-16.

5 Geestelijke herders volgen Jehovah en Jezus na. Ze tonen liefde voor Gods kudde als geheel door ’zich toe te leggen op het onderwijzen’ van de gemeente. Hun op de bijbel gebaseerde lezingen dragen ertoe bij de kudde te voeden en te beschermen, en hun harde werk in dit opzicht is voor allen zichtbaar (1 Timotheüs 4:13, 16). Minder zichtbaar is de tijd die gaat zitten in het bijhouden van berichten, het voeren van correspondentie, het maken van schema’s en het zorgen voor tal van verdere details om de gemeentevergaderingen en andere activiteiten „betamelijk en volgens regeling” te laten geschieden (1 Korinthiërs 14:40). Een groot deel van dit werk gaat onopgemerkt aan anderen in de gemeente voorbij en oogst waarschijnlijk ook weinig erkentelijkheid. Het is echt liefdewerk. — Galaten 5:13.

6, 7. (a) Wat is één manier waarop herders de schapen beter kunnen leren kennen? (b) Waarom is het soms nuttig onze gevoelens met een ouderling te delen?

6 Liefdevolle christelijke herders proberen persoonlijke belangstelling te tonen voor elk schaap in de gemeente (Filippenzen 2:4). Eén manier waarop ze afzonderlijke schapen beter kunnen leren kennen, is door persoonlijk met hen samen te werken in de velddienst. Jezus werd in de prediking vaak vergezeld door zijn volgelingen en hij gebruikte zulke gelegenheden om hen aan te moedigen (Lukas 8:1). Een ervaren christelijke herder zegt: „Ik vind samenwerken met een broeder of zuster in de velddienst een van de beste manieren om hem of haar te leren kennen en aan te moedigen.” Als het al een tijdje geleden is dat we met een van de ouderlingen in de velddienst hebben samengewerkt, waarom zouden we dan geen afspraak maken om dat snel weer eens te doen?

7 Liefde bewoog Jezus ertoe mee te leven met zijn volgelingen. Toen bijvoorbeeld zeventig van zijn discipelen vreugdevol terugkeerden van een predikingstocht, „werd Jezus vervuld van een grote vreugde” (Lukas 10:17-21, Groot Nieuws Bijbel). Maar toen hij zag hoe Maria en haar familieleden en vrienden door Lazarus’ dood waren aangegrepen, ’liet hij zijn tranen de vrije loop’ (Johannes 11:33-35). Zorgzame herders in deze tijd zijn al evenzeer gevoelsmatig betrokken bij wat de schapen overkomt. Liefde beweegt hen ertoe ’zich te verheugen met mensen die zich verheugen’ en ’te wenen met mensen die wenen’ (Romeinen 12:15). Of we in ons leven nu iets vreugdevols of iets verdrietigs meemaken, we moeten ons altijd vrij voelen onze gevoelens met de ouderlingen te delen. Als ze horen dat we blij zijn, zal dat hen aanmoedigen (Romeinen 1:11, 12). Als ze horen dat we het moeilijk hebben, zal dat hen in staat stellen ons te sterken en te troosten. — 1 Thessalonicenzen 1:6; 3:1-3.

8, 9. (a) Hoe toonde een ouderling liefde voor zijn vrouw? (b) Hoe belangrijk is het dat een herder liefde voor zijn gezin aan de dag legt?

8 Als een herder getrouwd is, moet de liefde die hij voor de kudde heeft, zeker zichtbaar zijn in de manier waarop hij zijn gezin behandelt (1 Timotheüs 3:1, 4). Door de liefde en eer die hij zijn vrouw betoont, geeft hij andere gehuwde mannen een goed voorbeeld (Efeziërs 5:25; 1 Petrus 3:7). Luister eens wat een christelijke vrouw, Linda genaamd, hierover zegt. Haar man heeft ruim twintig jaar als opziener gediend voordat hij overleed. Ze zegt: „Mijn man was altijd heel druk in de weer voor de gemeente. Maar hij gaf me het gevoel dat we een team waren. Vaak uitte hij zijn waardering voor mijn steun, en zijn vrije tijd bracht hij met mij door. Daardoor voelde ik me geliefd en had ik er geen moeite mee dat hij zo veel tijd aan de gemeente besteedde.”

9 Als een christelijke herder kinderen heeft, verschaft hij door de manier waarop hij hen liefdevol corrigeert en geregeld prijst, andere ouders een voorbeeld ter navolging (Efeziërs 6:4). In feite wordt door de liefde die hij voor zijn gezin toont, voortdurend bewezen dat hij het vertrouwen dat hem werd geschonken toen hij door heilige geest werd aangesteld, niet beschaamt. — 1 Timotheüs 3:4, 5.

Bevorder vreugde en vrede door te communiceren

10. (a) Wat kan een nadelige uitwerking hebben op de vreugde en vrede van de gemeente? (b) Welke kwestie bedreigde de vrede van de eerste-eeuwse gemeente, en hoe werd die kwestie opgelost?

10 De heilige geest kan bewerken dat er in het hart van individuele christenen, binnen een lichaam van ouderlingen en in de gemeente als geheel vreugde en vrede heerst. Maar als er geen open communicatie is, kan dat ten koste gaan van deze vreugde en vrede. Lang geleden zei Salomo hierover: „Plannen zijn tot mislukking gedoemd waar geen vertrouwelijk gesprek is” (Spreuken 15:22). Een respectvol en openhartig gesprek daarentegen komt de vreugde en vrede ten goede. Toen bijvoorbeeld de besnijdeniskwestie de vrede van de eerste-eeuwse gemeente dreigde te verstoren, zocht het besturende lichaam in Jeruzalem de leiding van de heilige geest. Ze brachten ook hun verschillende zienswijzen over het onderwerp naar voren. Na een vrij lange, levendige bespreking kwamen ze tot een besluit. Toen ze de gemeenten lieten weten waartoe ze eensgezind besloten hadden, ’verheugden de broeders en zusters zich over de aanmoediging’ (Handelingen 15:6-23, 25, 31; 16:4, 5). Dat alles droeg tot de vreugde en vrede bij.

11. Hoe kunnen ouderlingen de vreugde en vrede in de gemeente bevorderen?

11 Zo bevorderen herders ook in deze tijd de vreugde en vrede in de gemeente door een goede communicatie. Als er kwesties zijn die de vrede van de gemeente bedreigen, komen ze bij elkaar en geven openlijk hun mening. Respectvol luisteren ze naar wat hun medeherders te zeggen hebben (Spreuken 13:10; 18:13). Nadat ze om heilige geest hebben gebeden, baseren ze hun beslissingen op bijbelse beginselen en richtlijnen van „de getrouwe en beleidvolle slaaf” (Mattheüs 24:45-47; 1 Korinthiërs 4:6). Is er eenmaal door het lichaam van ouderlingen een op de bijbel gebaseerde beslissing genomen, dan onderwerpt elke ouderling zich aan de leiding van de heilige geest door die beslissing te ondersteunen, ook als zijn persoonlijke mening niet door de meerderheid werd onderschreven. Zo’n bescheidenheid is bevorderlijk voor de vreugde en vrede en toont de schapen hoe ze met God moeten wandelen (Micha 6:8). Geven we bescheiden onze medewerking aan de op de bijbel gebaseerde beslissingen van de herders in de gemeente?

Wees lankmoedig en vriendelijk

12. Waarom had Jezus lankmoedigheid en vriendelijkheid nodig in zijn omgang met de apostelen?

12 Jezus behandelde zijn apostelen lankmoedig en vriendelijk, ondanks de tekortkomingen waarvan ze herhaaldelijk blijk gaven. Zo probeerde Jezus hen steeds weer te doordringen van de noodzaak nederig te zijn (Mattheüs 18:1-4; 20:25-27). En toch ontstond er op de laatste avond van Jezus’ leven op aarde, kort nadat hij hun een les in nederigheid had gegeven door hun voeten te wassen, „een heftig twistgesprek onder hen over de vraag wie van hen de grootste scheen te zijn” (Lukas 22:24; Johannes 13:1-5). Gaf Jezus de apostelen een uitbrander? Nee, hij redeneerde vriendelijk met hen. Hij zei: „Wie is groter, degene die aan tafel aanligt of degene die bedient? Is het niet degene die aan tafel aanligt? Ik ben echter in uw midden als degene die bedient” (Lukas 22:27). Jezus’ lankmoedigheid en vriendelijkheid, gekoppeld aan zijn goede voorbeeld, raakten uiteindelijk het hart van de apostelen.

13, 14. Wanneer in het bijzonder moeten herders vriendelijk zijn?

13 Zo moet een geestelijke herder iemand misschien ook herhaaldelijk raad geven in verband met een bepaalde tekortkoming. De herder zou zich aan de persoon kunnen gaan ergeren. Maar door bij het ’terechtwijzen van de wanordelijken’ zijn eigen tekortkomingen in gedachte te houden, kan hij zijn broeder of zuster lankmoedig en vriendelijk behandelen. Op die manier volgt hij Jezus en Jehovah na, die deze eigenschappen ten opzichte van alle christenen — met inbegrip van herders — aan de dag leggen. — 1 Thessalonicenzen 5:14; Jakobus 2:13.

14 Soms moeten herders iemand die een ernstige zonde heeft begaan, krachtige raad geven. Als de dwalende persoon geen berouw heeft, moeten de herders hem uit de gemeente verwijderen (1 Korinthiërs 5:11-13). Zelfs in dat geval blijkt uit de manier waarop ze met die persoon omgaan, dat ze niet de zondaar maar de zonde haten (Judas 23). Door vriendelijkheid maken herders het een afgedwaald schaap makkelijker uiteindelijk naar de kudde terug te keren. — Lukas 15:11-24.

Geloof zet tot goede daden aan

15. Wat is één manier waarop herders Jehovah’s goedheid navolgen, en wat motiveert hen daartoe?

15 „Jehovah is goed jegens allen”, zelfs jegens degenen die geen waardering hebben voor wat hij voor hen doet (Psalm 145:9; Mattheüs 5:45). Jehovah’s goedheid blijkt vooral uit de toewijzing die hij zijn volk heeft gegeven om het „goede nieuws van het koninkrijk” te prediken (Mattheüs 24:14). Herders weerspiegelen Gods goedheid door in dat predikingswerk de leiding te nemen. Wat motiveert hen ertoe zich onvermoeid in te spannen? Een sterk geloof in Jehovah en in zijn beloften. — Romeinen 10:10, 13, 14.

16. Hoe kunnen herders „het goede doen” jegens de schapen?

16 „Het goede doen jegens allen” door te prediken is echter niet het enige wat herders moeten doen. Op hen rust ook de verantwoordelijkheid „vooral jegens hen die aan [hen] verwant zijn in het geloof” het goede te doen (Galaten 6:10). Dat doen ze onder andere door aanmoedigende herderlijke bezoeken te brengen. „Ik vind het fijn herderlijke bezoeken te brengen”, zegt een ouderling. „Dan heb ik de gelegenheid de broeders en zusters voor hun inspanningen te prijzen en ze te helpen beseffen dat hun harde werk wordt gewaardeerd.” Soms doen herders iemand misschien wat tips aan de hand hoe hij zijn dienst voor Jehovah kan verbeteren. Daarbij volgen verstandige herders de apostel Paulus na. Sta eens stil bij de manier waarop hij een beroep deed op de broeders en zusters in Thessalonika: „Wij [hebben] vertrouwen in de Heer met betrekking tot u, dat gij doet en zult blijven doen wat wij bevelen” (2 Thessalonicenzen 3:4). Zulke uitingen van vertrouwen stimuleren het goede in de schapen en maken het hun makkelijker ’gehoorzaam te zijn aan hen die de leiding nemen’ (Hebreeën 13:17). Als er bij ons een aanmoedigend herderlijk bezoek gebracht wordt, waarom zouden we dan niet onze waardering daarvoor uiten?

Voor zachtaardigheid is zelfbeheersing nodig

17. Welke les leerde Petrus van Jezus?

17 Jezus was zachtaardig, zelfs als het hem moeilijk werd gemaakt (Mattheüs 11:29). Toen hij verraden en gearresteerd werd, legde Jezus zachtaardigheid en veel zelfbeheersing aan de dag. Petrus trok impulsief een zwaard en sloeg terug. Maar Jezus bracht hem tot rede: „Denkt gij dat ik geen beroep op mijn Vader kan doen om mij op dit ogenblik meer dan twaalf legioenen engelen ter beschikking te stellen?” (Mattheüs 26:51-53; Johannes 18:10) Petrus nam de les ter harte en bracht christenen later in herinnering: „Christus heeft voor u geleden, u een model nalatend opdat gij nauwkeurig in zijn voetstappen zoudt treden. . . . Wanneer hij werd beschimpt, ging hij niet terugschimpen. Wanneer hij leed, ging hij niet dreigen.” — 1 Petrus 2:21-23.

18, 19. (a) In het bijzonder wanneer moeten herders zachtaardigheid en zelfbeheersing aan de dag leggen? (b) Welke vragen zullen we de volgende keer bespreken?

18 Zo zijn ook doeltreffende herders zachtaardig, zelfs als ze unfair bejegend worden. Misschien reageren sommigen in de gemeente niet gunstig op de hun geboden hulp. De persoon die hulp nodig heeft, is misschien gekwetst of geestelijk ziek en kan dan als reactie op de hem gegeven raad ’onbezonnen spreken als met de steken van een zwaard’ (Spreuken 12:18). Maar in navolging van Jezus betalen herders hem niet met gelijke munt door scherpe opmerkingen te maken of op andere manieren hun gram te halen. In plaats daarvan oefenen ze zelfbeheersing en leggen ze nog steeds medegevoel aan de dag, wat voor de persoon die hulp nodig heeft een zegen kan blijken te zijn (1 Petrus 3:8, 9). Volgen we het voorbeeld van de ouderlingen na door zachtaardigheid en zelfbeheersing aan de dag te leggen als we raad krijgen?

19 Ongetwijfeld hebben Jehovah en Jezus waardering voor het harde werk van de duizenden herders die de wereldwijde kudde gewillig weiden. Jehovah en zijn Zoon hebben ook diepe genegenheid voor de duizenden dienaren in de bediening die de ouderlingen helpen ’de heiligen te dienen’ (Hebreeën 6:10). Wat kan dan toch een reden zijn dat sommige gedoopte broeders aarzelen om naar dit ’voortreffelijke werk’ te streven? (1 Timotheüs 3:1) En hoe leidt Jehovah degenen op die hij als herders aanstelt? Die vragen zullen we in het volgende artikel bespreken.

Overzichtsvragen

• Op wat voor manieren tonen herders liefde voor de kudde?

• Hoe kan iedereen in de gemeente tot de vreugde en vrede bijdragen?

• Waarom zijn herders lankmoedig en vriendelijk als ze raad geven?

• Hoe geven ouderlingen blijk van goedheid en geloof?

[Studievragen]

[Illustratie op blz. 18]

Ouderlingen dienen de gemeente uit liefde

[Illustraties op blz. 18]

Ze nemen er ook de tijd voor met hun gezin leuke dingen te doen . . .

. . . en gaan samen in de dienst

[Illustratie op blz. 20]

Een goede communicatie tussen de ouderlingen bevordert de vreugde en vrede in de gemeente