Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Jehovah leidt herders voor zijn kudde op

Jehovah leidt herders voor zijn kudde op

Jehovah leidt herders voor zijn kudde op

„Jehovah zelf geeft wijsheid; uit zijn mond zijn kennis en onderscheidingsvermogen afkomstig.” — SPREUKEN 2:6.

1, 2. Waarom streven gedoopte mannen naar meer verantwoordelijkheid in de gemeente?

„IK WAS heel blij toen ik als ouderling werd aangesteld”, zegt Nick, die al zeven jaar als opziener dient. „Dat zag ik als een gelegenheid om mijn dienst voor Jehovah uit te breiden. Ik vond dat ik hem dank verschuldigd was voor alles wat hij voor me heeft gedaan. Ook wilde ik de leden van de gemeente zo goed mogelijk helpen en net zo’n hulp voor hen zijn als andere ouderlingen voor mij waren geweest.” Toch maakte hij zich ondanks zijn blijdschap wat zorgen. „Ik was nog geen dertig toen ik werd aangesteld,” vervolgt Nick, „en daarom was ik bang dat ik niet bekwaam genoeg was om de gemeente doeltreffend te weiden, dat ik gewoon niet voldoende onderscheidingsvermogen en wijsheid had.”

2 Degenen die door Jehovah worden aangesteld om voor zijn kudde te zorgen, hebben heel wat redenen om gelukkig te zijn. De apostel Paulus herinnerde de ouderlingen uit Efeze aan één zo’n reden toen hij Jezus’ woorden aanhaalde: „Het is gelukkiger te geven dan te ontvangen” (Handelingen 20:35). Gedoopte mannen die ouderling of dienaar in de bediening zijn, hebben meer gelegenheden om iets aan Jehovah en aan de gemeente te geven. Dienaren in de bediening bijvoorbeeld helpen de ouderlingen. Deze dienaren kwijten zich ook van heel wat andere tijdrovende maar noodzakelijke taken. Zulke broeders verrichten hun waardevolle dienst uit liefde voor God en hun naaste. — Markus 12:30, 31.

3. Waarom aarzelen sommigen om naar voorrechten in de gemeente te streven?

3 Maar als een christelijke man nu aarzelt om naar het voorrecht van dienaar- en uiteindelijk ouderlingschap te streven omdat hij zich onbekwaam voelt? Misschien herkent hij de gevoelens die Nick had en zit hij er ook over in dat hij de nodige bekwaamheden mist om een doeltreffende herder te zijn. Denk jij er zo over als gedoopte broeder? Die bezorgdheid is niet ongegrond. Aangestelde herders zijn in Jehovah’s ogen verantwoordelijk voor de manier waarop ze met de kudde omgaan. Jezus zei: „Van een ieder aan wie veel werd gegeven, zal veel worden geëist; en van hem aan wie men het toezicht over veel heeft gegeven, zal men meer dan gebruikelijk is eisen.” — Lukas 12:48.

4. Hoe helpt Jehovah degenen die hij aanstelt om voor zijn schapen te zorgen?

4 Verwacht Jehovah dat degenen die hij als dienaar of ouderling aanstelt deze extra verantwoordelijkheid helemaal alleen dragen? Nee, beslist niet. Hij geeft praktische hulp waardoor ze die verantwoordelijkheid aankunnen, ja, die zelfs met vreugde kunnen behartigen. In het vorige artikel hebben we al besproken dat Jehovah hun zijn heilige geest geeft en dat de vrucht van die geest hen helpt teder voor de schapen te zorgen (Handelingen 20:28; Galaten 5:22, 23). Bovendien geeft Jehovah hun wijsheid, kennis en onderscheidingsvermogen (Spreuken 2:6). Hoe doet hij dat? Laten we eens drie manieren bespreken waarop Jehovah afzonderlijke personen die hij aanstelt om voor zijn schapen te zorgen, opleidt.

Opgeleid door ervaren herders

5. Waarom waren Petrus en Johannes doeltreffende herders?

5 Toen de apostelen Petrus en Johannes voor het Sanhedrin stonden, bezagen de wereldwijze rechters van dat hof hen als „ongeletterde en gewone mensen”. O ja, ze konden lezen en schrijven, maar ze hadden geen rabbijnse opleiding in de studie van de Schrift gehad. Toch hadden Petrus en Johannes, evenals de andere discipelen, er blijk van gegeven doeltreffende onderwijzers te zijn die velen van hun toehoorders ertoe wisten te brengen gelovigen te worden. Hoe waren deze gewone mensen zulke uitmuntende onderwijzers geworden? Nadat de rechters naar Petrus en Johannes hadden geluisterd, gingen ze de invloed herkennen van hun omgang met Jezus (Handelingen 4:1-4, 13). Goed, ze hadden heilige geest ontvangen (Handelingen 1:8). Maar het was ook duidelijk, zelfs voor die geestelijk blinde rechters, dat deze mannen door Jezus waren opgeleid. Toen Jezus nog bij de apostelen op aarde was, leerde hij hun niet alleen hoe ze met schapen te vergelijken personen moesten bijeenbrengen, maar ook hoe ze hen moesten weiden als ze eenmaal deel uitmaakten van de kudde. — Mattheüs 11:29; 20:24-28; 1 Petrus 5:4.

6. Welk voorbeeld gaven Jezus en Paulus wat het opleiden van anderen betreft?

6 Jezus ging er na zijn opstanding mee voort degenen die als herder waren aangesteld op te leiden (Openbaring 1:1; 2:1–3:22). Zo koos hij persoonlijk Paulus uit en zag hij toe op zijn opleiding (Handelingen 22:6-10). Paulus had waardering voor de opleiding die hij ontving en gaf dat wat hij had geleerd aan andere ouderlingen door (Handelingen 20:17-35). Hij stak er bijvoorbeeld veel tijd en energie in om Timotheüs op te leiden tot „een werkman” in Gods dienst „die zich nergens over behoeft te schamen” (2 Timotheüs 2:15). Er ontstond een hechte vriendschap tussen beide mannen. Al eerder schreef Paulus over Timotheüs „dat hij, gelijk een kind met een vader, met mij als een slaaf heeft gediend ter bevordering van het goede nieuws” (Filippenzen 2:22). Paulus probeerde niet van Timotheüs of van wie dan ook een discipel van zichzelf te maken. In plaats daarvan moedigde hij geloofsgenoten aan ’navolgers van hem te worden, zoals hij het was van Christus’. — 1 Korinthiërs 11:1.

7, 8. (a) Welke ervaring laat zien dat het goede resultaten heeft als ouderlingen Jezus en Paulus navolgen? (b) Wanneer moeten ouderlingen ermee beginnen toekomstige dienaren in de bediening en ouderlingen op te leiden?

7 In navolging van Jezus en Paulus nemen ervaren herders het initiatief om gedoopte broeders op te leiden, met dezelfde goede resultaten. Chads ervaring illustreert dat. Hij groeide op in een religieus verdeeld gezin, maar werd onlangs als ouderling aangesteld. Hij zegt: „Door de jaren heen hebben verschillende ervaren ouderlingen me geholpen geestelijk vorderingen te maken. Omdat mijn vader geen gelovige was, toonden die ouderlingen speciale belangstelling voor mij en werden ze als geestelijke vaders voor me. Ze namen de tijd om me in de dienst op te leiden, en later leerde vooral één ouderling me hoe ik me van de toewijzingen die ik in de gemeente kreeg, kon kwijten.”

8 Zoals uit Chads ervaring blijkt, beginnen herders met onderscheidingsvermogen lang voordat broeders voldoende vorderingen hebben gemaakt om voor het dienaar- of ouderlingschap in aanmerking te komen, er al mee hen op te leiden. Waarom? Omdat volgens de bijbel zowel dienaren in de bediening als ouderlingen al vóór hun aanstelling aan een hoge morele en geestelijke maatstaf moeten voldoen. Ze moeten dan ook „eerst op hun geschiktheid worden beproefd”. — 1 Timotheüs 3:1-10.

9. Welke verantwoordelijkheid rust op rijpe herders, en waarom?

9 Als gedoopte broeders moeten worden beproefd, is het alleen maar eerlijk dat ze eerst opgeleid worden. Ter illustratie: Als aan een leerling op school werd gevraagd een moeilijk examen te doen waarvoor hij door de leerkrachten niet specifiek was opgeleid, zou hij daar dan voor slagen? Hoogstwaarschijnlijk niet. Er is dus opleiding nodig. Maar gewetensvolle leerkrachten leiden leerlingen niet alleen op om een examen te halen; ze leren hun ook hoe ze de kennis die ze opdoen, kunnen gebruiken. Op dezelfde manier helpen ijverige ouderlingen gedoopte broeders de eigenschappen aan te kweken die voor een aanstelling nodig zijn, door hun een specifieke opleiding te geven. Dat doen ze niet alleen zodat deze broeders aangesteld kunnen worden, maar ook om hen in staat te stellen goed voor de kudde te zorgen (2 Timotheüs 2:2). Natuurlijk moeten gedoopte broeders hun deel doen en hard werken om aan de vereisten voor het dienaar- of ouderlingschap te voldoen (Titus 1:5-9). Niettemin kunnen ervaren herders degenen die naar verantwoordelijkheid in de gemeente streven helpen sneller vorderingen te maken door hen gewillig op te leiden.

10, 11. Hoe kunnen herders anderen opleiden voor verdere voorrechten?

10 Hoe in het bijzonder kunnen ervaren herders anderen opleiden om voorrechten in de gemeente te behartigen? Om te beginnen door belangstelling te hebben voor de broeders in de gemeente — door geregeld met hen samen te werken in de dienst en hen te helpen er bekwamer in te worden ’het woord der waarheid juist te hanteren’ (2 Timotheüs 2:15). Rijpe herders hebben het met die broeders over de vreugde die het geeft anderen te dienen en de voldoening die ze zelf ervaren als ze zich geestelijke doelen stellen en die dan bereiken. Ook geven ze op vriendelijke wijze specifieke suggesties hoe een broeder een beter ’voorbeeld voor de kudde’ kan zijn. — 1 Petrus 5:3, 5.

11 Verstandige herders zetten geen punt achter de opleiding van een broeder als hij dienaar in de bediening wordt. Bruce, die tientallen jaren als ouderling heeft gediend, zegt: „Ik vind het fijn om er met een pas aangestelde dienaar even voor te gaan zitten en de instructies door te nemen die de getrouwe en beleidvolle slaaf heeft gepubliceerd. We lezen ook de eventuele richtlijnen voor zijn specifieke taak door, en daarna werk ik graag met hem samen totdat hij vertrouwd is met zijn werkzaamheden.” Een wat meer ervaren dienaar kan ook opgeleid worden in het herderlijke werk. „Als ik een dienaar in de bediening meeneem op herderlijk werk,” zegt Bruce verder, „help ik hem specifieke teksten uit te zoeken die de persoon of het gezin waar we naartoe gaan zullen aanmoedigen en motiveren. Wil een dienaar een doeltreffende herder worden, dan moet hij leren de bijbel zo te gebruiken dat het hart erdoor wordt geraakt.” — Hebreeën 4:12; 5:14.

12. Hoe kunnen ervaren herders pas aangestelde ouderlingen opleiden?

12 Ook pas aangestelde herders hebben veel aan verdere opleiding. De eerder genoemde Nick zegt: „Vooral de opleiding die ik van twee oudere opzieners kreeg, was een enorme hulp. Die broeders hadden er gewoonlijk een heel duidelijk beeld van hoe bepaalde kwesties aangepakt moesten worden. Ze luisterden altijd geduldig naar me en namen mijn zienswijze serieus in overweging — zelfs als ze het er niet mee eens waren. Ik leerde veel van de nederige en respectvolle manier waarop ze met de broeders en zusters in de gemeente omgingen. Deze ouderlingen doordrongen me van de noodzaak de bijbel bekwaam te gebruiken bij het behandelen van problemen of het geven van aanmoediging.”

Opgeleid door Gods Woord

13. (a) Wat heeft een broeder nodig om als herder doeltreffend te zijn? (b) Waarom zei Jezus: „Wat ik leer, is niet van mij”?

13 Uiteraard staan de wetten, beginselen en voorbeelden die herders nodig hebben om ’volkomen bekwaam te worden, volledig toegerust voor ieder goed werk’, in Gods Woord, de bijbel (2 Timotheüs 3:16, 17). Ook al heeft een broeder misschien een goede wereldse opleiding genoten, zijn doeltreffendheid als herder wordt grotendeels bepaald door zijn kennis van de bijbel en zijn vaardigheid in het toepassen ervan. Neem bijvoorbeeld Jezus. Nooit heeft er op aarde een geestelijke herder rondgelopen die wijzer was, meer kennis had of over een groter onderscheidingsvermogen beschikte, en toch vertrouwde zelfs hij bij het onderwijzen van Jehovah’s schapen niet op zijn eigen wijsheid. Hij zei: „Wat ik leer, is niet van mij, maar behoort hem toe die mij heeft gezonden.” Waarom gaf Jezus de eer aan zijn hemelse Vader? Hij verklaarde: „Wie uit zichzelf spreekt, zoekt zijn eigen heerlijkheid.” — Johannes 7:16, 18.

14. Hoe vermijden herders het hun eigen heerlijkheid te zoeken?

14 Loyale herders zoeken niet hun eigen heerlijkheid. Ze baseren hun raad en aanmoediging niet op hun eigen wijsheid maar op Gods Woord. Ze beseffen dat een herder de schapen moet helpen „de zin van Christus” te verkrijgen, en niet die van de ouderlingen (1 Korinthiërs 2:14-16). Stel dat een ouderling die een echtpaar met huwelijksproblemen probeert te helpen, zijn raad niet baseert op beginselen uit de bijbel en inlichtingen van „de getrouwe en beleidvolle slaaf”, maar op zijn eigen ervaring (Mattheüs 24:45). Wat zou het gevolg kunnen zijn? Zijn raad zou dan te sterk beïnvloed kunnen zijn door plaatselijke gewoonten en zou tekort kunnen schieten vanwege zijn beperkte kennis. Nu is het best mogelijk dat sommige gewoonten op zich niet slecht zijn, en de ouderling kan een hoop levenservaring hebben. Maar de schapen hebben er het meeste aan als herders hen aanmoedigen naar Jezus’ stem te luisteren en naar dat wat Jehovah te zeggen heeft, in plaats van naar menselijke gedachten of naar wat plaatselijk gebruik voorschrijft. — Psalm 12:6; Spreuken 3:5, 6.

Opgeleid door „de getrouwe en beleidvolle slaaf”

15. Welke opdracht gaf Jezus aan „de getrouwe en beleidvolle slaaf”, en wat is één reden voor het succes van de slaafklasse?

15 Herders zoals de apostelen Petrus, Johannes en Paulus maakten allemaal deel uit van de klasse die door Jezus „de getrouwe en beleidvolle slaaf” werd genoemd. Die slaafklasse bestaat uit Jezus’ met de geest gezalfde broeders op aarde, die de hoop hebben met Christus in de hemel te regeren (Openbaring 5:9, 10). Hun aantal is gedurende de laatste dagen van dit samenstel natuurlijk afgenomen. Maar het werk dat Jezus hun had opgedragen — de prediking van het goede nieuws van het Koninkrijk voordat het einde komt — wordt nu op grotere schaal verricht dan ooit tevoren. Toch is de slaafklasse buitengewoon succesvol! Hoe komt dat? Voor een deel doordat ze leden van de „andere schapen” hebben opgeleid om hen bij het predikings- en onderwijzingswerk te ondersteunen (Johannes 10:16; Mattheüs 24:14; 25:40). Het leeuwendeel van het werk wordt nu door die loyale groep verricht.

16. Hoe leidt de slaafklasse aangestelde mannen op?

16 Hoe voorziet de slaafklasse in die opleiding? In de eerste eeuw waren vertegenwoordigers van de slaafklasse gemachtigd opzieners in de gemeenten op te leiden en aan te stellen, en die leidden op hun beurt de schapen op (1 Korinthiërs 4:17). Zo gaat het ook nu. Het Besturende Lichaam — de kleine groep gezalfde ouderlingen die de slaafklasse vertegenwoordigt — machtigt zijn vertegenwoordigers om in de tienduizenden gemeenten op aarde dienaren en ouderlingen op te leiden en aan te stellen. Bovendien organiseert het Besturende Lichaam scholen om bijkantoorcomitéleden, reizende opzieners, ouderlingen en dienaren in de bediening te leren hoe ze het best voor de schapen kunnen zorgen. En ze geven aanwijzingen via brieven, als onderdeel van artikelen in De Wachttoren en door middel van andere publicaties, zoals Georganiseerd om Jehovah’s wil te doen. *

17. (a) Hoe heeft Jezus zijn vertrouwen in de slaafklasse getoond? (b) Hoe kunnen geestelijke herders laten zien dat ze vertrouwen in de slaafklasse hebben?

17 Jezus had zo veel vertrouwen in de slaafklasse dat hij die heeft aangesteld over „al zijn bezittingen”, dat wil zeggen, over al zijn geestelijke belangen op aarde (Mattheüs 24:47). Aangestelde herders geven er blijk van dat ook zij vertrouwen hebben in de slaafklasse door de aanwijzingen op te volgen die ze van het Besturende Lichaam ervan ontvangen. Ja, als herders anderen opleiden, als ze zichzelf laten opleiden door Gods Woord en als ze de opleiding in praktijk brengen die ze van de slaafklasse ontvangen, dan bevorderen ze eenheid binnen de kudde. Wat kunnen we dankbaar zijn dat Jehovah mannen heeft opgeleid die heel veel om elk lid van de christelijke gemeente geven!

[Voetnoot]

^ ¶16 Uitgegeven door Jehovah’s Getuigen.

Overzichtsvragen

• Hoe leiden rijpe geestelijke herders anderen op?

• Waarom baseren herders hun onderwijs niet op hun eigen gedachten?

• Hoe en waarom geven herders blijk van vertrouwen in de slaafklasse?

[Studievragen]

[Illustraties op blz. 24, 25]

Ouderlingen leiden jongere mannen in de gemeente op

[Illustraties op blz. 26]

„De getrouwe en beleidvolle slaaf” verschaft ouderlingen ruimschoots voldoende opleiding