Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Verenigd bouwen tot eer van God

Verenigd bouwen tot eer van God

Verenigd bouwen tot eer van God

HET viel de mensen op een van de Solomoneilanden op dat Jehovah’s Getuigen een nieuwe Koninkrijkszaal hadden. Een vrouw zei: „We hebben heel wat geldinzamelingsacties in onze kerk. We vragen onze leden om geld, maar we hebben nog steeds niet genoeg om een nieuwe kerk te bouwen. Ik vraag me af waar jullie als Getuigen het geld vandaan halen.” De Getuige met wie ze sprak antwoordde: „Wij aanbidden Jehovah als een wereldwijde familie. Onze gemeente en onze broeders en zusters over de hele wereld hebben het benodigde geld voor de nieuwe Koninkrijkszaal geschonken. Jehovah heeft ons geleerd in alle dingen verenigd te zijn.”

Jehovah’s Getuigen zijn verenigd in alles wat ze doen, met inbegrip van de bouw van duizenden Koninkrijkszalen. Die eenheid bij het uitvoeren van zulke projecten is niet nieuw. Ze bestaat al duizenden jaren onder Gods volk. Hoe weten we dat?

De bouw van de tabernakel en de tempel

Met de natie Israël in gedachten zei Jehovah ruim 3500 jaar geleden tot Mozes: „Zij moeten voor mij een heiligdom maken” (Exodus 25:8). Over het ontwerp van dit bouwproject zei Jehovah verder: „Overeenkomstig alles wat ik u [enkelvoud, verwijzend naar Mozes] toon als het model van de tabernakel en het model van al zijn toebehoren, zo dient gij [meervoud, verwijzend naar de hele natie] het te maken” (Exodus 25:9). Daarna gaf Jehovah Mozes uitvoerige plannen voor de bouw van het heiligdom zelf en voor de aankleding en het toebehoren ervan (Exodus 25:10–27:19). Deze „tabernakel” of tent zou het centrum van ware aanbidding worden voor heel Israël.

We weten niet hoeveel mensen er aan het project meewerkten, maar alle Israëlieten werden uitgenodigd het werk te ondersteunen. Mozes zei tot hen: „Zamelt uit uw midden een bijdrage voor Jehovah in. Iedereen met een gewillig hart brenge haar als een bijdrage voor Jehovah” (Exodus 35:4-9). Hoe reageerden de Israëlieten? Exodus 36:3 zegt: „Zij [namen] van vóór Mozes de gehele bijdrage mee die de zonen van Israël hadden gebracht voor het werk van de heilige dienst, om dit te verrichten, en wat de laatstgenoemden betreft, zij brachten hem nog steeds elke morgen een vrijwillige gave.”

Al snel hoopten de geschonken goederen zich op, en het volk bracht alsmaar meer. Ten slotte zeiden de handwerkslieden die het werk uitvoerden tegen Mozes: „Het volk brengt veel meer dan nodig is ten dienste van het werk dat Jehovah geboden heeft te doen.” Mozes gaf daarom bevel: „Mannen en vrouwen, vervaardigt geen materiaal meer voor de heilige bijdrage.” Wat was het uiteindelijke resultaat? „Het materiaal bleek genoeg te zijn voor al het werk dat gedaan moest worden, ja, meer dan genoeg.” — Exodus 36:4-7.

Dankzij de vrijgevigheid van de Israëlieten werd de tabernakel binnen een jaar voltooid (Exodus 19:1; 40:1, 2). Door de ware aanbidding te ondersteunen eerde Gods volk Jehovah (Spreuken 3:9). Na verloop van tijd zouden ze een veel groter bouwproject op zich nemen. En opnieuw konden allen die dat wilden een aandeel hebben, of ze nu bouwervaring hadden of niet.

Bijna vijf eeuwen na de bouw van de tabernakel begon Israël met de bouw van de tempel in Jeruzalem (1 Koningen 6:1). Het zou een schitterend, permanent bouwwerk zijn van steen en hout (1 Koningen 5:17, 18). Jehovah gaf de bouwplannen voor de tempel „door inspiratie” aan David (1 Kronieken 28:11-19). Maar hij koos Davids zoon Salomo uit om de bouwwerkzaamheden te leiden (1 Kronieken 22:6-10). David zette zich met hart en ziel in voor het project. Hij zorgde voor stenen, balken en andere materialen en gaf grote hoeveelheden van zijn eigen goud en zilver als bijdrage. Hij moedigde ook zijn mede-Israëlieten aan vrijgevig te zijn en vroeg hun: „Wie biedt zich vrijwillig aan om vandaag zijn hand te vullen met een geschenk voor Jehovah?” Hoe reageerde het volk? — 1 Kronieken 29:1-5.

Tegen de tijd dat Salomo met de bouw van de tempel begon, beschikte hij over duizenden tonnen goud en zilver. Er was zo veel koper en ijzer dat het niet meer te wegen viel (1 Kronieken 22:14-16). Met Jehovah’s hulp en de ondersteuning van heel Israël werd het project in slechts zeven en een half jaar voltooid. — 1 Koningen 6:1, 37, 38.

„Het huis van de ware God”

Zowel de tabernakel als de tempel werden „het huis van de ware God” genoemd (Rechters 18:31; 2 Kronieken 24:7). Jehovah zelf heeft nooit de beschutting van een huis nodig gehad (Jesaja 66:1). Hij liet die bouwwerken oprichten tot nut van de mens. Bij de inwijding van de tempel vroeg Salomo dan ook: „Zal God waarlijk op aarde wonen? Zie! De hemel, ja, zelfs de hemel der hemelen, kan u niet bevatten; hoeveel minder dan dit huis dat ik gebouwd heb!” — 1 Koningen 8:27.

Jehovah zei via zijn profeet Jesaja: „Míȷ́n huis zal zelfs een huis van gebed worden genoemd voor alle volken” (Jesaja 56:7). Door de offers die in de tempel werden gebracht, de gebeden die er werden opgezonden en de ceremoniën die er plaatsvonden, konden godvrezende mensen — joden en niet-joden — tot de ware God naderen. Door in Jehovah’s huis te aanbidden, verkregen ze zijn vriendschap en bescherming. Het gebed dat Salomo opzond bij de inwijding van de tempel laat dat duidelijk uitkomen. Zijn hartverwarmende uitingen tegenover God kunnen we vinden in 1 Koningen 8:22-53 en 2 Kronieken 6:12-42.

Dat „huis van de ware God” uit de oudheid bestaat al lang niet meer, maar Gods Woord wees vooruit naar een tijd waarin mensen van alle naties bijeengebracht zouden worden om Jehovah in een veel grotere, geestelijke tempel te aanbidden (Jesaja 2:2). Door het ene volmaakte offer van Gods eniggeboren Zoon, dat werd afgeschaduwd door de dierlijke offers die in de tempel werden gebracht, konden mensen tot Jehovah naderen (Johannes 14:6; Hebreeën 7:27; 9:12). Jehovah’s Getuigen aanbidden God nu op die verheven manier, en ze helpen vele anderen dat eveneens te doen.

Bouwprojecten in deze tijd

Over de hele wereld dienen Jehovah’s Getuigen de ware God. Ze vormen een „machtige natie” met een steeds groeiende bevolking (Jesaja 60:22). De belangrijkste vergaderplaats van Jehovah’s Getuigen is de Koninkrijkszaal *. Er zijn al duizenden Koninkrijkszalen, maar er zijn er nog eens duizenden nodig.

Jehovah’s Getuigen ’bieden zich gewillig aan’ om de benodigde Koninkrijkszalen te bouwen (Psalm 110:3). Maar vaak ontbreekt het plaatselijke Getuigen aan de nodige vakkennis, en in sommige gebieden met een grote toename heerst bittere armoede. Om die obstakels te helpen overwinnen, riep het Besturende Lichaam van Jehovah’s Getuigen in 1999 een programma voor de bouw van Koninkrijkszalen in het leven. Via dit programma zijn Getuigen met bouwervaring naar verre plaatsen gereisd om hun broeders en zusters voor de bouw van Koninkrijkszalen op te leiden. De werkers die op die manier werden opgeleid, hebben de bouwwerkzaamheden in hun gebied voortgezet. Wat is het resultaat van dat unieke programma?

In februari 2006 waren er in landen die over beperkte middelen beschikken al meer dan 13.000 nieuwe Koninkrijkszalen gebouwd. Hier volgen enkele opmerkingen van personen die gebruik maken van de nieuwe Koninkrijkszalen.

„Het gemiddelde bezoekersaantal van de gemeente was 160. Op de eerste vergadering nadat de nieuwe Koninkrijkszaal klaar was, steeg dat aantal tot 200. Nu, een half jaar later, zijn er gemiddeld 230 aanwezigen. Jehovah’s zegen op de bouw van deze bescheiden maar functionele gebouwen is duidelijk zichtbaar.” — Een kringopziener in Ecuador.

„Mensen vroegen ons jarenlang: ’Wanneer krijgen jullie nu eens zo’n Koninkrijkszaal als in jullie lectuur staat?’ We zijn Jehovah dankbaar dat we eindelijk een fatsoenlijke plaats van aanbidding hebben. We hielden de vergaderingen altijd in de winkel van een broeder, en er waren gemiddeld 30 aanwezigen. Op de eerste vergadering in de nieuwe Koninkrijkszaal waren we met 110.” — Een gemeente in Oeganda.

„Twee gewone pioniersters berichten dat het veel leuker is het gebied te bewerken sinds de Koninkrijkszaal er is. Als ze nu van huis tot huis gaan of informeel getuigenis geven, zijn mensen eerder geneigd te luisteren. De zusters leiden inmiddels zeventien bijbelstudies, en veel van die studies bezoeken de vergaderingen.” — Het bijkantoor op de Solomoneilanden.

„Een predikant die vlak bij de nieuwe Koninkrijkszaal woont, zegt dat de zaal de hele wijk meer aanzien verleent en dat de buurtbewoners er trots op zijn. Voorbijgangers merken vaak op dat ze de zaal mooi vinden. Dat biedt de broeders en zusters een goede gelegenheid om getuigenis te geven. Steeds meer mensen zijn geïnteresseerd in onze wereldomvattende broederschap. Velen die al jaren geen vergadering meer hadden bezocht, voelen zich nu gemotiveerd om weer geregeld te komen.” — Het bijkantoor van Myanmar.

„Een zuster nodigde een geïnteresseerde man uit om eens een kijkje te nemen op het bouwterrein bij hem in de buurt. De man zei naderhand: ’Ik dacht dat de werkers me niet op het terrein zouden toelaten. Tot mijn verbazing begroetten de Getuigen me vriendelijk. Mannen en vrouwen werkten hard, zonder hun tijd te verdoen. Iedereen werkte eensgezind samen en de sfeer was goed.’ De man aanvaardde een bijbelstudie en begon de vergaderingen te bezoeken. Hij zei later: ’Ik heb een heel andere kijk op dingen gekregen. Nu ik Jehovah eenmaal gevonden heb, verlaat ik hem nooit meer.’” — Het Colombiaanse bijkantoor.

Onze ondersteuning is belangrijk

Het bouwen van Koninkrijkszalen vormt een belangrijk onderdeel van onze heilige dienst. De wijze waarop Jehovah’s Getuigen over de hele wereld dat werk ondersteunen — financieel en anderszins — is echt prijzenswaardig. Maar we moeten niet vergeten dat ook andere aspecten van onze heilige dienst noodzakelijk zijn. Van tijd tot tijd worden christenen het slachtoffer van natuurrampen en hebben ze hulp nodig. De productie van bijbelse lectuur speelt een sleutelrol bij onze heilige dienst. Velen van ons hebben gezien welke kracht een op de bijbel gebaseerd tijdschrift of boek kan hebben als het in handen komt van iemand met de juiste instelling. Ook is het heel belangrijk dat zendelingen en anderen in de speciale volletijddienst worden ondersteund. Zulke zelfopofferende christenen dragen in belangrijke mate bij tot de uitbreiding van het predikingswerk in deze laatste dagen.

Degenen die hielpen met de tempelbouw putten daar heel veel vreugde uit (1 Kronieken 29:9). Ook in deze tijd maakt het ons gelukkig de ware aanbidding met onze bijdragen te ondersteunen (Handelingen 20:35). We ervaren dat geluk of we onze bijdragen nu in de bus doen die voor het Koninkrijkszalenfonds bestemd is of dat we geld geven voor het wereldomvattende werk, waarmee we andere projecten ondersteunen die met de prediking van het goede nieuws van het Koninkrijk verband houden. Jehovah’s Getuigen in deze tijd zijn op een schitterende manier verenigd in de ware aanbidding. Mogen we allemaal het geluk ervaren dat voortspruit uit het ondersteunen van die aanbidding.

[Voetnoot]

^ ¶16 Zie voor de oorsprong van de term „Koninkrijkszaal” Jehovah’s Getuigen — Verkondigers van Gods koninkrijk, blz. 319, uitgegeven door Jehovah’s Getuigen.

[Kader op blz. 20, 21]

MANIEREN WAAROP SOMMIGEN HET WERK WILLEN ONDERSTEUNEN

BIJDRAGEN VOOR HET WERELDOMVATTENDE WERK

Velen zetten een bedrag opzij dat ze deponeren in de bijdragenbussen met het opschrift: „Bijdragen voor het wereldomvattende werk — Mattheüs 24:14”.

Elke maand maken de gemeenten deze bijdragen over naar het plaatselijke bijkantoor. Vrijwillige bijdragen kunnen ook overgemaakt worden naar het bijkantoor dat het opzicht over uw land heeft. Kijk voor het adres op bladzijde 2 van dit tijdschrift.

LENING ONDER SPECIALE VOORWAARDEN

Geld kan in bewaring worden gegeven met de bepaling dat het aan de gever kan worden geretourneerd als hij erom vraagt.

OVERIGE MANIEREN VAN GEVEN

Hiertoe behoren:

Verzekering: Het Wachttorengenootschap kan worden genoemd als begunstigde van een levensverzekeringspolis of van een pensioenregeling.

Aandelen en obligaties: Aandelen en obligaties kunnen als gift aan het Wachttorengenootschap worden overgedragen.

Testamenten: Bezittingen en geldmiddelen kunnen aan het Wachttorengenootschap worden vermaakt door middel van een rechtsgeldig testament.

Periodieke giften met een notariële akte: Voor deze giften gelden geen beperkingen aan het via de belastingaangifte in aftrek te brengen bedrag, zoals wel het geval is bij de andere giften. De schenker heeft het voordeel dat hij minder belasting moet betalen.

Schrijf voor nadere inlichtingen betreffende deze kwesties naar het plaatselijke bijkantoor van Jehovah’s Getuigen.

[Illustratie op blz. 18]

Dankzij onze verenigde inspanningen kunnen er over de hele wereld prachtige Koninkrijkszalen worden gebouwd

[Illustratie op blz. 18]

Nieuwe Koninkrijkszaal in Ghana