Jehovah ’geeft heilige geest aan wie hem erom vragen’
Jehovah ’geeft heilige geest aan wie hem erom vragen’
„Als gij dus, ofschoon gij slecht zijt, goede gaven aan uw kinderen weet te geven, hoeveel te meer zal dan de Vader in de hemel heilige geest geven aan wie hem erom vragen!” — LUKAS 11:13.
1. Wanneer vooral hebben we de hulp van de heilige geest nodig?
’IK KAN het in eigen kracht niet aan. Ik kan deze beproeving alleen doorstaan met de hulp van de heilige geest!’ Heb je ooit vanuit het diepst van je hart dat soort gevoelens geuit? De meeste christenen wel. Misschien was het nadat je te horen had gekregen dat je een ernstige ziekte had. Of het was op het moment dat je, na een heel leven samen, je partner in de dood verloor. Of misschien wel toen de donkere wolken van depressiviteit het wonnen van je altijd zo zonnige natuur. Op moeilijke momenten in je leven merkte je wellicht dat je het alleen redde omdat Jehovah’s heilige geest je „de kracht [gaf] die datgene wat normaal is te boven gaat”. — 2 Korinthiërs 4:7-9; Psalm 40:1, 2.
2. (a) Met welke moeilijkheden hebben ware christenen te kampen? (b) Op welke vragen zullen we in dit artikel ingaan?
2 Ware christenen hebben te maken met toenemende druk en tegenstand van de goddeloze wereld om hen heen (1 Johannes 5:19). Bovendien worden volgelingen van Christus door Satan de Duivel zelf aangevallen, die een gemene oorlog voert tegen degenen die „de geboden van God onderhouden en het werk hebben dat bestaat in het getuigenis afleggen omtrent Jezus” (Openbaring 12:12, 17). Het hoeft ons dan ook niet te verbazen dat we nu meer dan ooit de hulp van Gods geest nodig hebben. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat we Gods heilige geest in ruime mate blijven ontvangen? En waarom kunnen we er zeker van zijn dat Jehovah ons maar al te graag de kracht geeft die we in tijden van beproeving nodig hebben? Laten we voor het antwoord op deze vragen twee van Jezus’ illustraties bekijken.
Bid voortdurend
3, 4. Welke illustratie vertelde Jezus, en hoe bracht hij die op het gebed van toepassing?
3 Een van Jezus’ discipelen vroeg eens: „Heer, leer ons bidden” (Lukas 11:1). Als antwoord vertelde Jezus zijn discipelen twee illustraties die met elkaar verband houden. De eerste gaat over een man die een gast ontving, de tweede over een vader die naar zijn zoon luistert. Laten we elk van die illustraties eens bekijken.
4 Jezus zei: „Wie van u zal een vriend hebben en zal midden in de nacht naar hem toe gaan en tot hem zeggen: ’Vriend, leen mij drie broden, want zojuist is er een vriend van mij van een reis bij mij aangekomen en ik heb niets om hem voor te zetten’? En die geeft van binnen uit ten antwoord: ’Val mij niet langer lastig. De deur is al op slot en mijn jonge kinderen zijn met mij in bed; ik kan niet opstaan om u iets te geven.’ Ik zeg u: Al zal hij niet opstaan en hem iets geven omdat hij zijn vriend is, dan zal hij stellig om zijn vrijpostig aandringen opstaan en hem geven al wat hij nodig heeft.” Vervolgens legde Jezus uit wat deze illustratie met bidden te maken heeft: „Derhalve zeg ik u: Blijft vragen, en het zal u gegeven worden; blijft zoeken, en gij zult vinden; blijft kloppen, en er zal u opengedaan worden. Want al wie vraagt, ontvangt, en al wie zoekt, Lukas 11:5-10.
vindt, en al wie klopt, hem zal opengedaan worden.” —5. Wat leert de illustratie over de man die bleef aandringen ons over de instelling waarmee we moeten bidden?
5 Deze levendige illustratie van iemand die vasthoudend is, toont met wat voor instelling we moeten bidden. Merk op dat Jezus zegt dat de man krijgt wat hij nodig heeft „om zijn vrijpostig aandringen” (Lukas 11:8). De uitdrukking „vrijpostig aandringen” komt maar één keer in de bijbel voor. Het is een vertaling van een Grieks woord dat letterlijk „schaamteloosheid” betekent. Schaamteloosheid is vaak een slechte eigenschap. Maar als iemand zich zonder schaamte, of vasthoudend, inzet voor een goede zaak, dan kan het een wenselijke eigenschap zijn. Dat geldt voor de gastheer in de illustratie. Hij schaamt zich er niet voor net zo lang te blijven vragen tot hij krijgt wat hij nodig heeft. Aangezien Jezus ons die gastheer tot voorbeeld stelt, moeten wij eveneens met vasthoudendheid bidden. Jehovah wil dat we ’blijven vragen, blijven zoeken en blijven kloppen’. Hij zal dan op zijn beurt „heilige geest geven aan wie hem erom vragen”.
6. Hoe dachten de mensen in Jezus’ tijd over het betonen van gastvrijheid?
6 Jezus laat ons niet alleen zien hoe we moeten bidden — we moeten onbeschroomd blijven vragen — maar ook waarom we dat moeten doen. Om die les echt goed te begrijpen, moeten we nagaan hoe de mensen die luisterden naar Jezus’ illustratie over de gastheer die zich niet liet afschepen, over gastvrijheid dachten. Uit tal van bijbelpassages blijkt dat de zorg voor bezoekers in bijbelse tijden ernstig werd opgevat, vooral door Gods aanbidders (Genesis 18:2-5; Hebreeën 13:2). Het was een schande als iemand geen gastvrijheid betoonde (Lukas 7:36-38, 44-46). Laten we met dat in gedachten Jezus’ verhaal nog eens bekijken.
7. Waarom schaamt de gastheer in Jezus’ illustratie zich er niet voor zijn vriend wakker te maken?
7 De gastheer in de illustratie krijgt midden in de nacht bezoek. Hij voelt zich gedrongen zijn gast wat te eten te geven, maar hij heeft „niets om hem voor te zetten”. In zijn ogen is dit een noodsituatie! Hij moet hoe dan ook aan brood zien te komen. Dus gaat hij naar een vriend toe en maakt hem ongegeneerd wakker. „Vriend, leen mij drie broden”, roept hij. Hij herhaalt zijn verzoek net zolang tot hij krijgt wat hij nodig heeft. Pas als hij de broden heeft kan hij een goede gastheer zijn.
Hoe harder we het nodig hebben, hoe harder we erom bidden
8. Wat zal ons ertoe aanzetten voortdurend om heilige geest te bidden?
8 Wat leert de illustratie ons over de reden waarom we met volharding bidden? De man bleef om brood vragen omdat hij van mening was dat hij die broden absoluut nodig had om zich van zijn plicht als gastheer te kunnen kwijten (Jesaja 58:5-7). Zonder brood zou hij tekortschieten. Zo blijven ook wij tot God bidden en om zijn geest vragen omdat we beseffen dat we Gods geest absoluut nodig hebben om onze dienst als ware christenen te kunnen volbrengen (Zacharia 4:6). Zonder die geest lukt dat ons niet (Mattheüs 26:41). Zie je welke belangrijke conclusie we uit deze illustratie kunnen trekken? Als we ervan overtuigd zijn dat we Gods geest dringend nodig hebben, is de kans groter dat we erom blijven vragen.
9, 10. (a) Illustreer waarom we God om zijn geest moeten blijven vragen. (b) Welke vraag moeten we onszelf stellen, en waarom?
9 Laten we die les nu eens doortrekken naar onze tijd. Stel dat een van je gezinsleden midden in de nacht ziek wordt. Zou je een arts uit zijn bed bellen? Niet als het om iets onbenulligs gaat. Maar gaat het om een hartinfarct, dan zou je je er niet voor schamen een dokter te bellen. Waarom niet? Omdat het een noodgeval betreft. Je weet dat er absoluut deskundige hulp nodig is. Geen hulp inroepen kan fataal zijn. Zo zien ook ware christenen zich in zekere zin voortdurend met een noodsituatie geconfronteerd. Satan gaat immers rond als „een brullende leeuw” die ons probeert te verslinden (1 Petrus 5:8). We hebben absoluut de hulp van Gods geest nodig willen we geestelijk in leven blijven. Niet Gods hulp inroepen zou fataal kunnen zijn. Vandaar dat we God onbeschroomd om zijn heilige geest blijven vragen (Efeziërs 3:14-16). Het is de enige manier om de kracht te behouden die nodig is om ’tot het einde te volharden’. — Mattheüs 10:22; 24:13.
10 Het is daarom heel belangrijk dat we er af en toe de tijd voor nemen ons eerlijk af te vragen: hoe volhardend ben ik in mijn gebeden? Bedenk dat we met meer aandrang om heilige geest zullen bidden als we echt beseffen hoe hard we Gods hulp nodig hebben.
Waarom kunnen we met vertrouwen bidden?
11. Hoe paste Jezus de illustratie van een vader en zijn zoon toe op het gebed?
11 Jezus’ illustratie van de gastheer focust op de instelling van degene die bidt, de gelovige. De volgende illustratie laat de instelling uitkomen van degene die naar gebeden luistert, Jehovah God. Jezus vroeg: „Is er ook een vader onder u die, als zijn zoon om een vis vraagt, hem soms een slang in plaats van een vis zal geven? Of als hij ook om een ei vraagt, hem een schorpioen zal geven?” Vervolgens gaf Jezus de toepassing: „Als gij dus, ofschoon gij slecht zijt, goede gaven aan uw kinderen weet te geven, hoeveel te meer zal dan de Vader in de hemel heilige geest geven aan wie hem erom vragen!” — Lukas 11:11-13.
12. Hoe laat de illustratie van de vader die het verzoek van zijn zoon inwilligt, Jehovah’s bereidheid uitkomen om op onze gebeden te reageren?
12 Door dit voorbeeld van een vader die reageert op zijn zoon liet Jezus zien hoe Jehovah denkt over personen die zich in gebed tot hem wenden (Lukas 10:22). Merk eerst eens het contrast op. In tegenstelling tot de man in de eerste illustratie die aanvankelijk geen zin had om op het verzoek om hulp in te gaan, is Jehovah als een zorgzame vader die graag een verzoek van zijn kind inwilligt (Psalm 50:15). Jezus laat Jehovah’s welwillendheid tegenover ons verder uitkomen door van klein naar groot te redeneren. Hij zegt dat als een menselijke vader, ’ofschoon hij slecht is’ vanwege overgeërfde zondigheid, zijn zoon al iets goeds geeft, we des te meer kunnen verwachten dat onze hemelse Vader, die ons goedgezind is, heilige geest zal geven aan zijn gezin van aanbidders. — Jakobus 1:17.
13. Waar kunnen we zeker van zijn als we tot Jehovah bidden?
13 Welke les kunnen we daaruit leren? We kunnen het vertrouwen hebben dat als we onze hemelse Vader om heilige geest vragen, hij ons verzoek maar al te graag inwilligt (1 Johannes 5:14). Ook al wenden we ons steeds weer in gebed tot hem, Jehovah zal nooit zoiets zeggen als: „Val mij niet langer lastig. De deur is al op slot” (Lukas 11:7). Integendeel, Jezus zei: „Blijft vragen, en het zal u gegeven worden; blijft zoeken, en gij zult vinden; blijft kloppen, en er zal u opengedaan worden” (Lukas 11:9, 10). We kunnen er honderd procent zeker van zijn dat Jehovah ’ons zal antwoorden op de dag dat wij roepen’. — Psalm 20:9; 145:18.
14. (a) Welk onjuiste idee verontrust sommigen die beproevingen verduren? (b) Waarom kunnen we met vertrouwen tot Jehovah bidden als we beproevingen ondergaan?
14 Jezus’ illustratie van de zorgzame vader laat ook uitkomen dat Jehovah’s goedheid veel groter is dan de goedheid die een menselijke ouder aan de dag legt. Niemand van ons hoeft daarom ooit het gevoel te hebben dat beproevingen die ons overkomen een bewijs zijn dat we niet meer Gods goedkeuring genieten. Het is onze aartsvijand, Satan, die wil dat we zo denken (Job 4:1, 7, 8; Johannes 8:44). Er is geen enkele bijbelse grond om zo negatief over onszelf te denken. Jehovah beproeft ons niet „met kwade dingen” (Jakobus 1:13). Hij geeft ons geen „slang” of een „schorpioen” in de zin dat hij ons op de proef stelt. Onze hemelse Vader geeft ’goede dingen aan wie hem erom vragen’ (Mattheüs 7:11; Lukas 11:13). Dus hoe meer we ons bewust zijn van Jehovah’s goedheid en zijn bereidheid om ons te helpen, hoe sterker we ertoe bewogen worden met vertrouwen te bidden. We zullen dan dezelfde gevoelens kunnen uiten als de psalmist die schreef: „Waarlijk, God heeft gehoord; hij heeft aandacht geschonken aan de stem van mijn gebed.” — Psalm 10:17; 66:19.
Hoe de heilige geest ons helpt
15. (a) Welke belofte deed Jezus inzake de heilige geest? (b) Wat is één manier waarop de heilige geest ons helpt?
15 Kort voor zijn dood herhaalde Jezus de verzekering die hij in zijn illustraties had gegeven. Sprekend over de heilige geest zei hij tegen zijn apostelen: „Ik zal de Vader een verzoek doen en hij zal u een andere helper geven om voor altijd bij u te zijn” (Johannes 14:16). Jezus beloofde dus dat de helper of heilige geest in de toekomst, tot in deze tijd, bij zijn volgelingen zou zijn. Wat is één belangrijke manier waarop we in deze tijd die steun ervaren? De heilige geest helpt ons allerlei beproevingen te doorstaan. Hoe dan wel? De apostel Paulus, die zelf beproevingen onderging, beschreef in een brief aan de christenen in Korinthe hoe Gods geest hem te hulp kwam. Laten we eens kort stilstaan bij wat hij schreef.
16. Hoe kan onze situatie overeenkomen met die van Paulus?
16 Eerst vertelde Paulus zijn medegelovigen eerlijk dat hij te kampen had met „een doorn in het vlees”, een of andere vorm van beproeving. Daarna zei hij: „Ik [heb] de Heer [Jehovah] driemaal dringend verzocht dat die van mij zou wijken” (2 Korinthiërs 12:7, 8). Maar al smeekte Paulus God om die doorn te verwijderen, het probleem bleef bestaan. Misschien verkeer je in zo’n zelfde situatie. Het kan zijn dat je net als Paulus steeds weer dringend en vol vertrouwen in gebed gevraagd hebt of Jehovah een bepaalde beproeving wilde wegnemen. Ondanks je herhaalde verzoeken bestaat het probleem nog steeds. Betekent dit dat Jehovah doof is voor je gebeden en dat zijn geest je niet helpt? Nee, beslist niet! (Psalm 10:1, 17) Let eens op wat de apostel Paulus vervolgens zei.
17. Hoe verhoorde Jehovah Paulus’ gebeden?
17 In antwoord op Paulus’ gebeden zei God tot hem: „Mijn onverdiende goedheid is voldoende voor u, want mijn kracht wordt in zwakheid tot volmaaktheid gebracht.” Vandaar dat Paulus zei: „Zeer gaarne zal ik daarom veeleer ten aanzien van mijn zwakheden roemen, opdat de kracht van de Christus gelijk een tent over mij moge blijven” (2 Korinthiërs 12:9; Psalm 147:5). Paulus ervoer dus dat Gods machtige bescherming door bemiddeling van Christus als een tent over hem heen was gespreid. In deze tijd verhoort Jehovah onze gebeden op een soortgelijke manier. Ook nu spreidt hij zijn bescherming als een tent over zijn aanbidders uit.
18. Waarom kunnen we beproevingen doorstaan?
18 Natuurlijk voorkomt een tent niet dat het regent of waait, maar hij biedt wel enige beschutting tegen de elementen. Zo voorkomt de beschutting die wordt geboden door „de kracht van de Christus” niet dat ons beproevingen overkomen of dat we moeilijkheden te verduren krijgen. Maar die kracht beschermt onze geest wel tegen de schadelijke elementen van deze wereld en de aanvallen van de heerser ervan, Satan (Openbaring 7:9, 15, 16). Als je te kampen hebt met een beproeving die niet ’van je wijkt’, kun je er daarom zeker van zijn dat Jehovah je strijd kent en dat hij op ’het geluid van je geroep’ heeft gereageerd (Jesaja 30:19; 2 Korinthiërs 1:3, 4). Paulus schreef: „God is getrouw, en hij zal niet toelaten dat gij wordt verzocht boven hetgeen gij kunt dragen, maar met de verzoeking zal hij ook voor de uitweg zorgen, opdat gij ze kunt doorstaan.” — 1 Korinthiërs 10:13; Filippenzen 4:6, 7.
19. Waartoe ben je vastbesloten, en waarom?
19 De „laatste dagen” van deze goddeloze wereld worden gekenmerkt door „kritieke tijden . . ., die moeilijk zijn door te komen” (2 Timotheüs 3:1). Maar voor christenen zijn die tijden ook weer niet onmogelijk om door te komen. Waarom niet? Omdat we de steun en bescherming ontvangen van Gods heilige geest, die Jehovah bereidwillig en in ruime mate geeft aan allen die hem er voortdurend vol vertrouwen om vragen. Laten we daarom vastbesloten zijn elke dag om heilige geest te blijven bidden. — Psalm 34:6; 1 Johannes 5:14, 15.
Overzichtsvragen
• Wat moeten we doen om Gods heilige geest te ontvangen?
• Waarom kunnen we erop vertrouwen dat Jehovah onze gebeden om heilige geest zal verhoren?
• Hoe helpt de heilige geest ons om onder beproevingen te volharden?
[Studievragen]
[Illustratie op blz. 21]
Wat kunnen we leren van Jezus’ illustratie over de man die bleef aandringen?
[Illustratie op blz. 22]
Bid jij voortdurend om Gods heilige geest?
[Illustratie op blz. 23]
Wat leert de illustratie van een zorgzame vader ons over Jehovah?