Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Vragen van lezers

Vragen van lezers

Vragen van lezers

Hoeveel reine dieren nam Noach mee de ark in — zeven stuks of zeven paar van elk rein dier?

Nadat Noach klaar was met de bouw van de ark zei Jehovah tegen hem: „Ga in de ark, gij en uw gehele huisgezin, want gíȷ́ zijt, naar ik heb gezien, rechtvaardig voor mijn aangezicht te midden van dit geslacht. Van al het rein gedierte moet gij er telkens zeven tot u nemen, het mannetje en zijn wijfje; en van al het gedierte dat niet rein is, slechts twee, het mannetje en zijn wijfje” (Genesis 7:1, 2). Sommige vertalingen, zoals de NBG-vertaling 1951, de Groot Nieuws Bijbel en de Willibrordvertaling, geven het oorspronkelijke Hebreeuws met „zeven paar” weer.

In de oorspronkelijke taal staat letterlijk „zeven zeven” (Genesis 7:2, vtn.). Maar in het Hebreeuws betekent de herhaling van een getal niet per se dat de getallen bij elkaar opgeteld moeten worden. Zo wordt in 2 Samuël 21:20 van „een man van ongewone afmetingen” gezegd dat hij „zes vingers aan elk van zijn handen en zes tenen aan elk van zijn voeten” had. In het Hebreeuws wordt het getal „zes” herhaald. Dat wil echter niet zeggen dat de reus zes paar (of twaalf) vingers aan elke hand en zes paar tenen aan elke voet had. De herhaling heeft slechts betrekking op de verdeling van de vingers over de handen en van de tenen over de voeten.

Wat zeggen de regels van de Hebreeuwse grammatica over de herhaling van getallen? Bij de bespreking van Genesis 7:2, 9 in de Introductory Hebrew Method and Manual van William R. Harper wordt gezegd: „Woorden worden vaak herhaald om het distributieve verband uit te drukken.” Gesenius’ Hebrew Grammar (tweede Engelse editie) zegt: „Distributieven worden omschreven . . . door het hoofdtelwoord te herhalen.” Als voorbeelden worden Genesis 7:9, 15 en 2 Samuël 21:20 genoemd, waar de herhaalde telwoorden respectievelijk „twee” en „zes” zijn.

„Zeven zeven” in Genesis 7:2 betekent dus niet zeven paar of veertien, net zomin als de herhaling van „twee” in Genesis 7:9, 15 twee paar of vier betekent. De herhaling van een getal in elk van de verzen heeft slechts een distributieve functie, en duidt niet op een optelling van de getallen. Terwijl er dus van de reine dieren „telkens zeven” in de ark werden gebracht, werden er van de onreine „slechts twee” genomen.

Maar hoe staat het dan met de uitdrukking „het mannetje en zijn wijfje” na het woord „zeven” in Genesis 7:2? Dat heeft sommigen op het idee gebracht dat Noach opdracht kreeg om zeven paar van alle soorten reine dieren mee te nemen. De reine dieren werden echter niet alleen uit het oogpunt van voortplanting in leven gehouden. Genesis 8:20 vertelt ons dat Noach, nadat hij de ark had verlaten, ’een altaar voor Jehovah bouwde en enkele van alle reine dieren en van alle reine vliegende schepselen nam en brandoffers op het altaar bracht’. Met het zevende dier van elke reine soort had Noach een dier voorhanden om te offeren en waren er nog drie paartjes over om hun soort op aarde voort te planten.