Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

„Uw plannen zullen stevig bevestigd worden”

„Uw plannen zullen stevig bevestigd worden”

„Uw plannen zullen stevig bevestigd worden”

IN EEN lied dat de psalmist David componeerde, bad hij: „Schep in mij zelfs een zuiver hart, o God, en leg in mij een nieuwe, standvastige geest. Schenk mij toch weer de uitbundige vreugde van de redding door u, en moogt gij mij ook met een gewillige geest steunen” (Psalm 51:10, 12). Na zijn zonde met Bathseba smeekte een berouwvolle David hier of Jehovah God zijn hart wilde reinigen en in hem de geest of mentale geneigdheid wilde leggen om het goede te doen.

Schept Jehovah echt een nieuw hart in ons en legt hij zelfs een nieuwe en gewillige geest in ons? Of is een zuiver hart iets wat wij zelf moeten trachten te verwerven en te beveiligen? „Jehovah is de onderzoeker van harten”, maar in welke mate bemoeit hij zich met wat er in ons hart omgaat? (Spreuken 17:3; Jeremia 17:10) In hoeverre oefent hij invloed uit op ons leven, onze beweegredenen en onze daden?

De eerste negen verzen van Spreuken 16, waarin Gods naam acht keer wordt gebruikt, laten ons zien hoe we ons leven onder Gods controle kunnen brengen zodat ’onze plannen stevig bevestigd zullen worden’ (Spreuken 16:3). De verzen 10 tot en met 15 gaan speciaal over de verantwoordelijkheid van een koning of regeerder.

De schikkingen van het hart” — Door wie?

De aardse mens behoren de schikkingen van het hart toe”, zegt Spreuken 16:1a. Het is duidelijk dat „de schikkingen van het hart” onze eigen verantwoordelijkheid zijn. Jehovah doet geen wonderen met ons hart en geeft ons ook geen gewillige geest. Wij moeten zelf ons best doen om nauwkeurige kennis van zijn Woord, de Bijbel, te verwerven, nadenken over wat we leren en onze gedachten in harmonie brengen met zijn gedachten. — Spreuken 2:10, 11.

Davids verzoek om „een zuiver hart” en ’een nieuwe geest’ laat echter zien dat hij erkende dat hij tot zonde geneigd was en dat hij Gods hulp nodig had om zijn hart te reinigen. Omdat we onvolmaakt zijn, kunnen we in de verleiding komen ons bezig te houden met „de werken van het vlees” (Galaten 5:19-21). Voor ’het doden van onze lichaamsleden ten aanzien van hoererij, onreinheid, seksuele begeerte, schadelijke verlangens en begerigheid’, hebben we Jehovah’s hulp nodig (Kolossenzen 3:5). Het is dus heel belangrijk dat we om zijn hulp bidden om niet te bezwijken voor verleidingen en om zondige trekken uit ons hart te verwijderen!

Kunnen we anderen helpen bij „de schikkingen” van hun hart? „Er bestaat er een die onbezonnen spreekt als met de steken van een zwaard,” zegt de Bijbel, „maar de tong van de wijzen is genezing” (Spreuken 12:18). Wanneer heeft onze tong een genezende uitwerking? Alleen als ’het antwoord van de tong van Jehovah komt’, dat wil zeggen, als we geestelijk juiste woorden van waarheid spreken. — Spreuken 16:1b.

„Het hart is verraderlijker dan iets anders en niets ontziend”, zegt de Bijbel (Jeremia 17:9). Ons figuurlijke hart is geneigd tot zelfrechtvaardiging en zelfbedrog. Koning Salomo van het oude Israël waarschuwt voor dat gevaar met de woorden: „Al de wegen van een man zijn zuiver in zijn eigen ogen, maar Jehovah toetst de geesten.” — Spreuken 16:2.

Eigenliefde kan er de oorzaak van zijn dat we onze fouten goedpraten, slechte karaktertrekken camoufleren en blind zijn voor onze eigen slechtheid. Maar Jehovah laat zich niet misleiden. Hij toetst de geesten. Iemands geest is zijn of haar overheersende mentale geneigdheid en houdt verband met het hart. De ontwikkeling ervan hangt voor een groot deel af van de activiteit van het figuurlijke hart, en daarbij zijn onder andere onze gedachten, emoties en motieven betrokken. De geest wordt door „de onderzoeker van harten” getoetst, en zijn oordelen zijn vrij van vooringenomenheid of partijdigheid. We doen er verstandig aan onze geest te beveiligen.

„Wentel uw werken op Jehóvah”

Bij het maken van plannen speelt het denkproces een rol: een activiteit van ons hart. Daden worden meestal voorafgegaan door plannen. Zullen onze inspanningen met succes bekroond worden? Salomo zegt: „Wentel uw werken op Jehóvah en uw plannen zullen stevig bevestigd worden” (Spreuken 16:3). Onze werken op Jehovah wentelen wil zeggen dat we ons vertrouwen op hem stellen, ons op hem verlaten, ons onder zijn gezag plaatsen — de last als het ware van onze schouders op de zijne wentelen. De psalmist zong: „Wentel uw weg op Jehovah, en verlaat u op hem, en hijzelf zal handelen.” — Psalm 37:5.

Maar willen onze plannen stevig bevestigd worden, dan moeten ze in harmonie zijn met Gods Woord en moeten onze drijfveren goed zijn. Bovendien moeten we tot Jehovah bidden om hulp en steun en gewetensvol ons best doen om de Bijbelse raad op te volgen. Het is vooral belangrijk dat we ’onze last op Jehovah werpen’ als we met beproevingen of moeilijkheden te kampen hebben, want ’hij zal ons schragen’. „Nooit zal hij toelaten dat de rechtvaardige wankelt.” — Psalm 55:22.

„Alles heeft Jehovah gemaakt voor zijn voornemen”

Welke verdere resultaten zal het hebben als we onze werken op Jehovah wentelen? „Alles heeft Jehovah gemaakt voor zijn voornemen”, zegt de wijze koning (Spreuken 16:4a). De Schepper van het universum is een God met een voornemen. Als we onze werken op hem wentelen, raakt ons leven gevuld met zinvolle activiteiten, vrij van nutteloosheid of ijdelheid. En Jehovah’s voornemen met de aarde en de mens erop is eeuwig (Efeziërs 3:11). Hij heeft de aarde geformeerd en haar geschapen om „bewoond te worden” (Jesaja 45:18). Bovendien wordt wat hij zich oorspronkelijk voor de mensheid op aarde heeft voorgenomen, beslist werkelijkheid (Genesis 1:28). Aan een leven dat aan de ware God gewijd is, zal geen einde komen en het zal tot in alle eeuwigheid zinvol zijn.

Jehovah heeft „zelfs de goddeloze voor de kwade dag” gemaakt (Spreuken 16:4b). Niet dat hij de goddelozen heeft geschapen, want „volmaakt is zijn activiteit” (Deuteronomium 32:4). Maar hij heeft toegelaten dat ze ontstonden en dat ze blijven leven totdat het hem goeddunkt zijn strafgericht te voltrekken. Jehovah zei bijvoorbeeld tegen Farao van Egypte: „Hiertoe juist heb ik u laten bestaan, om u mijn kracht te tonen en ten einde mijn naam over de gehele aarde te laten bekendmaken” (Exodus 9:16). De tien plagen en de vernietiging van Farao en zijn strijdkrachten in de Rode Zee waren inderdaad gedenkwaardige demonstraties van Gods ongeëvenaarde kracht.

Jehovah kan ook de omstandigheden dusdanig laten uitvallen dat de goddelozen zonder het te weten zijn doel dienen. De psalmist zei: „Zelfs de woede van de mens zal u prijzen; met het overige woeden zult gij [Jehovah] u omgorden” (Psalm 76:10). Jehovah kan toelaten dat zijn vijanden hun woede koelen op zijn dienstknechten, maar alleen in de mate die nodig is om zijn volk streng te onderrichten en hen op die manier op te leiden. Wat meer is dan dat, neemt God op zich.

Jehovah steunt zijn nederige dienstknechten, maar hoe staat het met trotse en arrogante mensen? „Iedereen die trots van hart is, is iets verfoeilijks voor Jehovah”, zegt de koning van Israël. „Al verbindt zich ook hand met hand, toch zal men niet ongestraft blijven” (Spreuken 16:5). De ’trotsen van hart’ mogen zich dan verenigen om elkaar te steunen, maar ze zullen hun straf niet ontlopen. We doen er dus verstandig aan een nederige geest te ontwikkelen, hoeveel kennis of bekwaamheid of wat voor dienstvoorrechten we ook hebben.

„In de vrees voor Jehovah”

Omdat we in zonde geboren zijn, maken we makkelijk fouten (Romeinen 3:23; 5:12). Wat zal ons ervoor behoeden plannen te maken die tot een zondige handelwijze leiden? Spreuken 16:6 zegt: „Door liefderijke goedheid en waarachtigheid wordt dwaling verzoend, en in de vrees voor Jehovah keert men zich af van het kwaad.” Hoewel Jehovah onze zonden door zijn liefderijke goedheid en waarachtigheid verzoent, is het de vrees voor Jehovah die ons ervan weerhoudt zonden te begaan. Wat is het dus belangrijk dat we behalve liefde voor God en waardering voor zijn liefderijke goedheid, de vrees ontwikkelen hem te mishagen!

De vrees voor God doet haar intrede in ons hart als we eerbied en respect ontwikkelen voor Gods ontzagwekkende macht. Bedenk eens hoe zijn macht tot uiting komt in de schepping! Toen de patriarch Job werd gewezen op de manifestatie van macht in Gods scheppingswerken, hielp dat hem zijn denkwijze te herzien (Job 42:1-6). Heeft het op ons niet dezelfde uitwerking als we in de Bijbel lezen hoe Jehovah met zijn volk handelde en over zulke verslagen nadenken? De psalmist zong: „Komt en ziet de activiteiten van God. De wijze waarop hij met de mensenzonen handelt, is vrees inboezemend” (Psalm 66:5). Van Jehovah’s liefderijke goedheid mag geen misbruik worden gemaakt. Toen de Israëlieten ’weerspannig werden en maakten dat zijn heilige geest zich gegriefd voelde, veranderde Jehovah in een vijand van hen; hijzelf streed tegen hen’ (Jesaja 63:10). Maar let wel, „wanneer Jehovah een welgevallen heeft aan de wegen van een man, maakt hij zelfs dat diens víȷ́anden vrede met hem hebben” (Spreuken 16:7). Wat een bescherming is de vrees voor Jehovah!

„Beter is een weinig met rechtvaardigheid, dan een overvloed van producten zonder gerechtigheid”, zegt de wijze koning (Spreuken 16:8). En in Spreuken 15:16 staat: „Beter is een weinig in de vrees voor Jehovah, dan een overvloedige voorraad en verwarring daarbij.” Een eerbiedig ontzag voor God is beslist onmisbaar om rechtvaardig te blijven.

’Het hart van de aardse mens mag zijn weg uitdenken’

De mens werd geschapen met een vrije wil, in staat om te kiezen tussen goed en kwaad (Deuteronomium 30:19, 20). Ons figuurlijke hart heeft het vermogen verschillende opties te beschouwen en zich op één of meer daarvan te concentreren. Salomo geeft te kennen dat we de verantwoordelijkheid hebben keuzes te maken als hij zegt: ’Het hart van de aardse mens mag zijn weg uitdenken.’ Als dat eenmaal gebeurd is, ’leidt Jehovah zelf zijn schreden’ (Spreuken 16:9). Omdat Jehovah onze schreden kan leiden, doen we er verstandig aan hem om hulp te vragen bij ’het stevig bevestigen van onze plannen’.

Zoals reeds opgemerkt, is het hart verraderlijk en in staat een valse redenatie te volgen. Het kan bijvoorbeeld zijn dat iemand een zonde begaat en dat zijn hart zijn toevlucht neemt tot zelfrechtvaardiging. In plaats van zijn zondige handelwijze te laten varen, kan hij of zij redeneren dat God liefdevol, goed, barmhartig en vergevensgezind is. Zo iemand heeft in zijn hart gezegd: „God is het vergeten. Hij heeft zijn aangezicht verborgen. Hij zal het stellig nooit zien” (Psalm 10:11). Maar het is onjuist en gevaarlijk om misbruik te maken van Gods barmhartigheid.

De juiste wijzer en weegschaal behoren Jehovah toe”

Salomo verlegt de aandacht nu van het hart en de daden van de aardse mens naar die van een koning als hij zegt: „Geïnspireerde beslissing dient op de lippen van een koning te zijn; in het gericht mag zijn mond niet ontrouw blijken te zijn” (Spreuken 16:10). Dat zal stellig opgaan voor de op de troon geplaatste Koning Jezus Christus. Zijn heerschappij over de aarde zal in harmonie zijn met Gods wil.

Ter identificatie van de bron van gerechtigheid en rechtvaardigheid zegt de wijze koning: De juiste wijzer en weegschaal behoren Jehovah toe; alle weegstenen van de buidel zijn zijn werk” (Spreuken 16:11). Jehovah zorgt voor juiste wijzers en weegschalen. Het zijn maatstaven die een koning niet naar eigen goeddunken mag bepalen. Toen Jezus op aarde was, zei hij: „Ik kan niets uit mijzelf doen; gelijk ik hoor, oordeel ik; en het oordeel dat ik vel, is rechtvaardig, want ik zoek niet mijn eigen wil, maar de wil van hem die mij heeft gezonden.” We kunnen volmaakte gerechtigheid verwachten van de Zoon, aan wie de Vader ’het gehele oordeel heeft toevertrouwd’. — Johannes 5:22, 30.

Wat kunnen we nog meer verwachten van een koning die Jehovah vertegenwoordigt? „Het bedrijven van goddeloosheid is iets verfoeilijks voor koningen,” zegt de koning van Israël, „want door rechtvaardigheid wordt de troon stevig bevestigd” (Spreuken 16:12). Het Messiaanse koninkrijk wordt geregeerd volgens Gods rechtvaardige beginselen. Het heeft niets te maken met „de troon die onheilen veroorzaakt”. — Psalm 94:20; Johannes 18:36; 1 Johannes 5:19.

Hoe de goede wil van een koning te verwerven

Hoe moeten de onderdanen van een majestueuze koning reageren? Salomo zegt: De lippen van rechtvaardigheid zijn een groot koning welgevallig; en wie oprechte dingen spreekt, heeft hij lief. De woede van een koning betekent boodschappers van de dood; maar de wijze man, die wendt haar af” (Spreuken 16:13, 14). Jehovah’s hedendaagse aanbidders nemen die woorden ter harte en zijn actief bezig met de Koninkrijksprediking en het maken van discipelen (Mattheüs 24:14; 28:19, 20). Ze weten dat als ze hun lippen op die manier gebruiken, dat de Messiaanse Koning, Jezus Christus, welgevallig is. Het ongenoegen van een machtige menselijke koning afwenden en zijn gunst zoeken, was beslist wijs. Het is nog veel wijzer om de goedkeuring van de Messiaanse Koning te zoeken!

„In het licht van het aangezicht van de koning is leven,” vervolgt Salomo, „en zijn goede wil is als de wolk van lenteregen” (Spreuken 16:15). „Het licht van het aangezicht van de koning” betekent zijn gunst, net zoals ’het licht van Jehovah’s aangezicht’ op Gods gunst duidt (Psalm 44:3; 89:15). Zoals men bij regenwolken zeker kan zijn van water, waardoor de gewassen rijpen, is de goede wil van een koning een teken van toekomstige goede dingen. Onder de regering van de Messiaanse Koning zal het leven vol zegeningen en voorspoed zijn, net zoals dat onder de regering van koning Salomo op kleine schaal het geval was. — Psalm 72:1-17.

Laten we in afwachting van de tijd dat Gods koninkrijk de controle over elke aangelegenheid onder de zon overneemt, Gods hulp zoeken bij het reinigen van ons hart. Laten we ook ons vertrouwen op Jehovah stellen en vrees voor God ontwikkelen. Dan kunnen we er zeker van zijn dat ’onze plannen stevig bevestigd zullen worden’. — Spreuken 16:3.

[Illustratie op blz. 18]

In welke zin heeft Jehovah „de goddeloze voor de kwade dag” gemaakt?