Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

„Vergeldt niemand kwaad met kwaad”

„Vergeldt niemand kwaad met kwaad”

„Vergeldt niemand kwaad met kwaad”

„Vergeldt niemand kwaad met kwaad. Verschaft voortreffelijke dingen voor het oog van alle mensen.” — ROMEINEN 12:17.

1. Welk soort gedrag komt vaak voor?

ALS een kind een duw krijgt van een broertje of zusje, is zijn eerste reactie meestal een duw teruggeven. Helaas vertonen niet alleen kinderen zulk gedrag. Veel volwassenen doen precies hetzelfde. Als ze door iemand beledigd worden, willen ze hem dat betaald zetten. Nu zullen de meesten natuurlijk geen letterlijke duw geven, maar velen zullen op subtiele manieren revanche nemen. Misschien verspreiden ze roddels over degene die hen heeft beledigd, of ze zoeken naar manieren om hem dwars te zitten. Hoe ze ook te werk gaan, de bedoeling is hetzelfde: ze willen het betaald zetten.

2. (a) Waarom weerstaan christenen de drang tot vergelding? (b) Welke vragen en welk Bijbelhoofdstuk gaan we bespreken?

2 Hoewel de drang tot vergelding diepgeworteld is, weerstaan ware christenen de neiging om eraan toe te geven. In plaats daarvan doen ze hun best om de aansporing van de apostel Paulus op te volgen: „Vergeldt niemand kwaad met kwaad” (Romeinen 12:17). Wat zal ons ertoe bewegen naar die hoge maatstaf te leven? Tegenover wie in het bijzonder mogen we geen kwaad met kwaad vergelden? Welke voordelen heeft het om niet met gelijke munt te betalen? Laten we om die vragen te beantwoorden de context van Paulus’ woorden bestuderen en zien hoe Romeinen 12 duidelijk maakt dat het juist, liefdevol en bescheiden is om geen wraak te nemen. We zullen deze drie aspecten een voor een bekijken.

„Dientengevolge verzoek ik u”

3, 4. (a) Wat bespreekt Paulus vanaf Romeinen 12, en wat wil hij met het woord „dientengevolge” zeggen? (b) Welke uitwerking moest Gods mededogen op de christenen in Rome hebben?

3 Te beginnen met hoofdstuk 12 bespreekt Paulus vier verwante onderwerpen die van invloed zijn op het leven van een christen. Hij beschrijft onze relatie met Jehovah, met geloofsgenoten, met ongelovigen en met regeringsautoriteiten. Paulus geeft aan dat er een fundamentele reden is om verkeerde neigingen, zoals de drang tot vergelding, te weerstaan. Hij zegt: „Dientengevolge verzoek ik u dringend, broeders, op grond van Gods mededogen” (Romeinen 12:1). Let op het woord „dientengevolge”, dat „met het oog op het voorgaande” betekent. Paulus zegt eigenlijk: ’Met het oog op wat ik jullie zojuist heb uitgelegd, verzoek ik jullie dringend te doen wat ik nu ga zeggen.’ Wat had Paulus aan die christenen in Rome uitgelegd?

4 In de eerste elf hoofdstukken van zijn brief spreekt Paulus over de schitterende gelegenheid die zowel voor Joden als voor niet-Joden openstaat om met Christus in Gods koninkrijk te regeren, een hoop die het natuurlijke Israël niet heeft aanvaard (Romeinen 11:13-36). Dat kostbare voorrecht is alleen mogelijk geworden „op grond van Gods mededogen”. Hoe moeten christenen op deze grote onverdiende goedheid van God reageren? Hun hart moet met zo’n diepe dankbaarheid vervuld worden dat ze ertoe worden bewogen te doen wat Paulus vervolgens zegt: „Uw lichaam aan te bieden als een slachtoffer dat levend, heilig en God welgevallig is, een heilige dienst met uw denkvermogen” (Romeinen 12:1). Maar hoe konden die christenen zich eigenlijk „als een slachtoffer” aan God aanbieden?

5. (a) Hoe kan iemand zich „als een slachtoffer” aan God aanbieden? (b) Welk beginsel moet van invloed zijn op het gedrag van een christen?

5 Paulus vervolgt: „Wordt niet langer naar dit samenstel van dingen gevormd, maar wordt veranderd door uw geest te hervormen, opdat gij u ervan kunt vergewissen wat de goede en welgevallige en volmaakte wil van God is” (Romeinen 12:2). In plaats van hun denken te laten vormen door de wereld, moesten ze hun geest hervormen en zich naar Christus’ denkwijze richten (1 Korinthiërs 2:16; Filippenzen 2:5). Dat beginsel moet van invloed zijn op het dagelijks gedrag van alle ware christenen, ook van ons in deze tijd.

6. Wat beweegt ons er volgens Paulus’ redenatie in Romeinen 12:1, 2 toe geen wraak te nemen?

6 Hoe helpt Paulus’ redenatie in Romeinen 12:1, 2 ons? Net als die met de geest gezalfde christenen in Rome zijn we intens dankbaar voor de vele, voortdurende blijken van mededogen die God ons heeft gegeven en ons elke dag van ons leven blijft geven. Dientengevolge worden we er door een hart dat vervuld is van dankbaarheid toe bewogen God met al onze kracht, middelen en bekwaamheden te dienen. Dat oprechte verlangen beweegt ons er ook toe ons best te doen om niet net als de wereld te denken maar net als Christus. En als we Christus’ denkwijze hebben, is dat van invloed op de manier waarop we anderen behandelen — zowel geloofsgenoten als ongelovigen (Galaten 5:25). Dan worden we er dus ook toe bewogen weerstand te bieden aan de drang tot vergelding. — 1 Petrus 2:21-23.

„Uw liefde zij zonder huichelarij”

7. Welke soort liefde wordt in Romeinen 12 besproken?

7 Niet alleen omdat het juist is vergelden we geen kwaad met kwaad maar ook omdat het liefdevol is. Let eens op hoe Paulus nu de beweegreden liefde bespreekt. In het boek Romeinen gebruikt hij het woord „liefde” (Grieks: aʹgape) verschillende keren als hij het over Gods liefde en die van Christus heeft (Romeinen 5:5, 8; 8:35, 39). Maar in hoofdstuk 12 gebruikt hij aʹgape op een andere manier: hij spreekt over liefde die aan medemensen betoond wordt. Na te hebben opgemerkt dat er verschillende geestelijke gaven bestaan en dat die onder sommige gelovigen aanwezig zijn, noemt hij een eigenschap die alle christenen moeten ontwikkelen. Hij zegt: „Uw liefde zij zonder huichelarij” (Romeinen 12:4-9). Anderen liefde betonen is een fundamenteel kenmerk van ware christenen (Markus 12:28-31). Paulus moedigt ons aan ervoor te zorgen dat de liefde die we als christenen tonen, oprecht is.

8. Hoe kunnen we ongehuichelde liefde tonen?

8 Bovendien maakt Paulus duidelijk hoe we ongehuichelde liefde kunnen tonen. Hij zegt: „Hebt een afschuw van wat goddeloos is, hangt het goede aan” (Romeinen 12:9). ’Een afschuw hebben’ en ’aanhangen’ zijn krachtige uitdrukkingen. ’Een afschuw hebben’ kan uitgelegd worden als ’intens haten’. We moeten niet alleen de gevolgen van het kwade haten, maar ook het kwade zelf (Psalm 97:10). De term ’aanhangen’ is de vertaling van een Grieks werkwoord dat letterlijk „lijmen” betekent. Een christen die oprechte liefde heeft, is zo stevig vastgelijmd of gehecht aan het goede dat het een onafscheidelijk deel van zijn persoonlijkheid wordt.

9. Welke aansporing geeft Paulus telkens weer?

9 Er is één speciale uiting van liefde die Paulus telkens weer noemt. Hij zegt: „Blijft zegenen die u vervolgen; zegent en vervloekt niet.” „Vergeldt niemand kwaad met kwaad.” „Wreekt uzelf niet, geliefden.” „Laat u niet overwinnen door het kwade, maar blijf het kwade overwinnen met het goede” (Romeinen 12:14, 17-19, 21). Paulus’ woorden laten er geen twijfel over bestaan hoe we ongelovigen, zelfs degenen die ons tegenstand bieden, moeten behandelen.

„Blijft zegenen die u vervolgen”

10. Hoe kunnen we onze vervolgers zegenen?

10 Hoe kunnen we gehoor geven aan Paulus’ aansporing: „Blijft zegenen die u vervolgen”? (Romeinen 12:14) Jezus zei tegen zijn volgelingen: „Blijft uw vijanden liefhebben en blijft bidden voor hen die u vervolgen” (Mattheüs 5:44; Lukas 6:27, 28). Eén manier waarop we vervolgers kunnen zegenen is dus door voor hen te bidden. We kunnen aan Jehovah vragen of hij, als er onder hen personen zijn die ons uit onwetendheid tegenstand bieden, hun ogen voor de waarheid wil openen (2 Korinthiërs 4:4). Het lijkt misschien vreemd om aan God te vragen of hij een vervolger wil zegenen. Maar hoe meer onze denkwijze op die van Christus lijkt, hoe beter we in staat zullen zijn onze vijanden lief te hebben (Lukas 23:34). Wat kan het resultaat zijn als we zo’n liefde tonen?

11. (a) Wat kunnen we van het voorbeeld van Stefanus leren? (b) Welke verandering kan zich in sommige vervolgers voltrekken, zoals door Paulus’ leven wordt geïllustreerd?

11 Stefanus was iemand die voor zijn vervolgers bad, en zijn gebed was niet tevergeefs. Niet lang na Pinksteren 33 G.T. werd hij door tegenstanders van de christelijke gemeente gearresteerd, Jeruzalem uitgesleept en gestenigd. Voordat hij stierf, riep hij: „Jehovah, reken hun deze zonde niet aan” (Handelingen 7:58–8:1). Een van de mannen voor wie Stefanus die dag bad was Saulus, die getuige was van de moord op Stefanus en er zijn goedkeuring aan hechtte. Later verscheen de opgestane Jezus aan Saulus. Die voormalige vervolger werd een volgeling van Christus en werd later de apostel Paulus, de schrijver van de brief aan de Romeinen (Handelingen 26:12-18). In overeenstemming met Stefanus’ gebed heeft Jehovah Paulus de zonde dat hij een vervolger was, blijkbaar vergeven (1 Timotheüs 1:12-16). Geen wonder dat Paulus christenen aanspoorde: „Blijft zegenen die u vervolgen”! Hij wist uit ervaring dat sommige vervolgers uiteindelijk dienstknechten van God kunnen worden. Ook in onze tijd zijn sommige vervolgers gelovigen geworden door het vreedzame gedrag van Jehovah’s dienstknechten.

’Zijt vredelievend jegens alle mensen’

12. Hoe staan de aansporingen in Romeinen 12:9, 17 met elkaar in verband?

12 De volgende aansporing van Paulus over de manier waarop we gelovigen en ongelovigen moeten behandelen is: „Vergeldt niemand kwaad met kwaad.” Die uitspraak is een logisch gevolg van wat hij eerder heeft gezegd, namelijk: „Hebt een afschuw van wat goddeloos is.” Hoe zou iemand immers kunnen zeggen dat hij echt een afschuw heeft van wat goddeloos is, of van het kwade, als hij het kwade gebruikt om anderen iets betaald te zetten? Dat zou het tegenovergestelde zijn van liefde „zonder huichelarij”. Vervolgens zegt Paulus: „Verschaft voortreffelijke dingen voor het oog van alle mensen” (Romeinen 12:9, 17). Hoe kunnen we die woorden toepassen?

13. In welk opzicht bevinden we ons „voor het oog van alle mensen”?

13 Eerder, in zijn brief aan de Korinthiërs, schreef Paulus over de vervolging waarmee de apostelen te kampen hadden. Hij zei: „Wij zijn een theaterschouwspel geworden voor de wereld en voor engelen en voor mensen. . . . Worden wij beschimpt, wij zegenen; worden wij vervolgd, wij houden stand; worden wij gelasterd, wij smeken” (1 Korinthiërs 4:9-13). Ook in deze tijd worden ware christenen gadegeslagen door de mensen in de wereld. Als de mensen om ons heen zien dat we goede dingen doen ook al worden we onrechtvaardig behandeld, zijn ze misschien geneigd een positievere kijk op onze christelijke boodschap te hebben. — 1 Petrus 2:12.

14. Hoe ver moeten we gaan om vrede te sluiten?

14 Maar hoe ver moeten we gaan om de vrede te bevorderen? Zo ver mogelijk. Paulus zegt tegen zijn broeders: „Zijt indien mogelijk, voor zover het van u afhangt, vredelievend jegens alle mensen” (Romeinen 12:18). „Indien mogelijk” en „voor zover het van u afhangt” zijn bepalende uitdrukkingen die erop wijzen dat het misschien niet altijd mogelijk is vrede te sluiten met anderen. We zullen bijvoorbeeld niet ongehoorzaam zijn aan een gebod van God alleen om de vrede met mensen te bewaren (Mattheüs 10:34-36; Hebreeën 12:14). Toch doen we alles wat we redelijkerwijs kunnen — zonder rechtvaardige beginselen naast ons neer te leggen — om vrede te sluiten met „alle mensen”.

„Wreekt uzelf niet”

15. Welke reden om geen wraak te nemen vinden we in Romeinen 12:19?

15 Paulus noemt nog een dwingende reden waarom we geen wraak mogen nemen: het getuigt van bescheidenheid. Hij zegt: „Wreekt uzelf niet, geliefden, maar geeft plaats aan de gramschap; want er staat geschreven: ’Aan mij is de wraak; ik wil vergelden, zegt Jehovah’” (Romeinen 12:19). Een christen die probeert wraak te nemen is aanmatigend en overmoedig. Hij eist voor zichzelf een rol op die God toebehoort (Mattheüs 7:1). Bovendien toont hij door het recht in eigen handen te nemen gebrek aan geloof in Jehovah’s verzekering: „Ik wil vergelden.” Ware christenen daarentegen vertrouwen erop dat Jehovah „recht [zal] doen wedervaren aan zijn uitverkorenen” (Lukas 18:7, 8; 2 Thessalonicenzen 1:6-8). Ze laten het wreken van kwaad bescheiden aan God over. — Jeremia 30:23, 24; Romeinen 1:18.

16, 17. (a) Wat betekent het ’vurige kolen op iemands hoofd te stapelen’? (b) Heb je zelf meegemaakt dat een ongelovige milder gestemd werd door vriendelijkheid? Zo ja, geef dan een voorbeeld.

16 Als we wraak nemen op een vijand zal dat zijn houding waarschijnlijk verharden, maar een vriendelijke behandeling kan hem milder stemmen. Waarom? Kijk eens wat Paulus tegen de christenen in Rome zegt: „Indien uw vijand honger heeft, geef hem te eten; indien hij dorst heeft, geef hem iets te drinken; want door dit te doen, zult gij vurige kolen op zijn hoofd stapelen” (Romeinen 12:20; Spreuken 25:21, 22). Wat betekent dat?

17 „Vurige kolen op zijn hoofd stapelen” is een stijlfiguur die ontleend is aan de methode die in Bijbelse tijden werd gebruikt om metalen te smelten. Het erts werd in een oven gedaan en er werd niet alleen een laag kolen onder het erts gelegd maar ook erbovenop. De vurige kolen erbovenop verhoogden de temperatuur, zodat het harde metaal smolt en van de onzuiverheden in het erts werd gescheiden. Zo kunnen we misschien ook door een tegenstander vriendelijk te behandelen, zijn harde houding laten ’smelten’ en zijn betere eigenschappen naar boven brengen (2 Koningen 6:14-23). Het is zelfs zo dat velen die nu tot de christelijke gemeente behoren, zich in eerste instantie tot de ware aanbidding aangetrokken voelden door de vriendelijkheid die Jehovah’s dienstknechten hun betoonden.

Waarom we geen kwaad met kwaad vergelden

18. Waarom is het juist, liefdevol en bescheiden om geen wraak te nemen?

18 In deze korte bespreking van Romeinen 12 hebben we verschillende belangrijke redenen gezien waarom we ’niemand kwaad met kwaad vergelden’. Ten eerste is het juist om geen wraak te nemen. Aangezien God ons mededogen betoont, is het juist en redelijk dat we ons aan Jehovah aanbieden en bereidwillig zijn geboden gehoorzamen — ook het gebod om onze vijanden lief te hebben. Ten tweede is het liefdevol om te weigeren kwaad met kwaad te vergelden. Door ons niet te wreken maar de vrede te bevorderen, hopen we van harte zelfs enkele felle tegenstanders te kunnen helpen aanbidders van Jehovah te worden. Ten derde is het bescheiden om geen kwaad met kwaad te vergelden. Het zou aanmatigend en overmoedig zijn onszelf te wreken, want Jehovah zegt: „Aan mij is de wraak.” Gods Woord waarschuwt ook: „Is overmoed gekomen? Dan zal oneer komen; maar wijsheid is bij de bescheidenen” (Spreuken 11:2). We geven blijk van bescheidenheid als we het wreken van kwaad wijselijk aan God overlaten.

19. Wat gaan we in het volgende artikel bespreken?

19 Paulus vat zijn bespreking van de manier waarop we anderen moeten behandelen, samen door christenen aan te sporen: „Laat u niet overwinnen door het kwade, maar blijf het kwade overwinnen met het goede” (Romeinen 12:21). Met wat voor kwade of boze krachten hebben we in deze tijd te maken? Hoe kunnen we die overwinnen? De antwoorden op deze en aanverwante vragen worden in het volgende artikel besproken.

Overzichtsvragen

• Welke aansporing komen we in Romeinen 12 telkens weer tegen?

• Wat zal ons ertoe bewegen geen wraak te nemen?

• Welke voordelen heeft het voor onszelf en anderen als we geen ’kwaad met kwaad vergelden’?

[Studievragen]

[Kader op blz. 22]

Romeinen 12 gaat over de relatie van een christen met

• Jehovah

• geloofsgenoten

• ongelovigen

[Illustratie op blz. 23]

Paulus’ brief aan de Romeinen geeft christenen praktische raad

[Illustratie op blz. 25]

Wat kunnen we van het voorbeeld van Stefanus leren?