Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Heb je een geestelijke mentor?

Heb je een geestelijke mentor?

Heb je een geestelijke mentor?

OP DE jonge leeftijd van zestien jaar werd Uzzia koning van het zuidelijke koninkrijk Juda. Hij regeerde meer dan vijftig jaar, van 829 tot 778 v.G.T. Van jongs af aan „bleef [hij] doen wat recht was in Jehovah’s ogen”. Wat heeft hem daartoe aangemoedigd? Het historische verslag zegt: „Hij streefde er voortdurend naar God te zoeken in de dagen van Zacharia, de onderwijzer in de vrees voor de ware God; en in de dagen dat hij Jehovah zocht, maakte de ware God hem voorspoedig.” — 2 Kronieken 26:1, 4, 5.

Afgezien van deze vermelding in de Bijbel is er niet veel bekend over Zacharia, de adviseur van de koning. Maar als „de onderwijzer in de vrees voor de ware God” heeft Zacharia een goede invloed op de jonge regeerder uitgeoefend, zodat hij ’deed wat recht was’. The Expositor’s Bible merkt op dat Zacharia kennelijk „vertrouwd was met de heilige geschriften, veel geestelijke ervaring had en in staat was zijn kennis over te dragen”. Een Bijbelgeleerde zei over Zacharia: „Hij was goed vertrouwd met de profetieën en . . . was een intelligente, godvrezende, goede man; en hij had blijkbaar veel invloed op Uzzia.”

Uzzia’s getrouwheid bracht hem veel zegeningen. Hij „spreidde in buitengewoon grote mate sterkte tentoon”, want „de ware God kwam hem voortdurend te hulp”. Zijn succes op wereldlijk gebied was dus een gevolg van zijn succes op geestelijk gebied „in de dagen van Zacharia” (2 Kronieken 26:6-8). Toen Uzzia eenmaal voorspoedig was geworden, negeerde hij het onderwijs van Zacharia, zijn mentor. „Zijn hart [werd] hoogmoedig, zelfs zozeer dat hij verderf veroorzaakte, zodat hij ontrouw handelde jegens Jehovah.” Als gevolg van een bijzonder oneerbiedige daad werd hij door een weerzinwekkende huidziekte getroffen, die hem ongeschikt maakte om nog langer al zijn plichten als koning te vervullen. — 2 Kronieken 26:16-21.

Heb jij iemand die een onderwijzer, een mentor, genoemd zou kunnen worden en die je aanmoedigt om „God te zoeken”? Dat kan, of je nu jong bent of niet meer zo jong, man of vrouw. Houd die mentor in ere, want zijn of haar aanmoediging kan je helpen te blijven doen wat goed is in Jehovah’s ogen. Luister naar die ervaren christen, en denk serieus na over de raad die hij geeft. Sla de wijze woorden van zo’n „onderwijzer in de vrees voor de ware God” nooit in de wind. — Spreuken 1:5; 12:15; 19:20.