Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

„De geest en de bruid blijven zeggen: ’Kom!’”

„De geest en de bruid blijven zeggen: ’Kom!’”

De geest en de bruid blijven zeggen: ’Kom!’”

„De geest en de bruid blijven zeggen: ’Kom!’ (...) Een ieder die dorst heeft, kome; een ieder die wil, neme het water des levens om niet.” — OPENBARING 22:17.

1, 2. Welke plaats moeten de Koninkrijksbelangen in ons leven innemen, en waarom?

WELKE plaats moeten de Koninkrijksbelangen in ons leven innemen? Jezus drong er bij zijn volgelingen op aan ’eerst het koninkrijk te blijven zoeken’ en verzekerde hun dat als ze dat deden, God zou voorzien in wat ze nodig hadden (Matth. 6:25-33). Hij vergeleek het koninkrijk Gods met een parel die zo waardevol was, dat een reizende koopman die ze gevonden had ’alles verkocht wat hij had en ze kocht’ (Matth. 13:45, 46). Moeten we niet het grootste belang hechten aan de Koninkrijksprediking en het maken van discipelen?

2 Zoals we in de twee voorgaande artikelen hebben gezien, tonen we door onze vrijmoedigheid van spreken en het bekwame gebruik van het Woord van God in de velddienst, dat we ons door Gods geest laten leiden. Die geest speelt ook een belangrijke rol bij het hebben van een geregeld aandeel aan de Koninkrijksprediking. Laten we eens kijken waarom dat zo is.

Een open uitnodiging!

3. Wat voor water wordt alle mensen aangeboden?

3 Door middel van de heilige geest hebben mensen een open uitnodiging ontvangen. (Lees Openbaring 22:17.) Ze worden uitgenodigd om hun dorst te komen lessen met een heel bijzonder soort water. Het is geen gewoon, uit twee delen waterstof en één deel zuurstof bestaand water. Hoewel letterlijk water onmisbaar is voor de instandhouding van het leven op aarde, doelde Jezus op een ander soort water toen hij tegen een Samaritaanse vrouw bij een bron zei: „Al wie van het water drinkt dat ik hem zal geven, zal nimmermeer dorst krijgen, maar het water dat ik hem zal geven, zal in hem een bron van water worden dat opborrelt om eeuwig leven te schenken” (Joh. 4:14). Het bijzondere water dat mensen wordt aangeboden, schenkt eeuwig leven.

4. Waardoor is de behoefte aan het water des levens ontstaan, en wat wordt door dat water afgebeeld?

4 De behoefte aan zulk levenswater ontstond toen de eerste mens, Adam, zich bij zijn vrouw, Eva, aansloot in haar ongehoorzaamheid aan hun Schepper, Jehovah God (Gen. 2:16, 17; 3:1-6). Het eerste mensenpaar werd uit hun paradijselijke woongebied verdreven ’opdat Adam niet zijn hand zou uitsteken en werkelijk ook van de vrucht van de boom des levens zou nemen en eten en tot onbepaalde tijd zou leven’ (Gen. 3:22). Als stamvader van de mensheid heeft Adam vervolgens de dood in het hele mensdom geïntroduceerd (Rom. 5:12). Het water des levens vertegenwoordigt al Gods voorzieningen om gehoorzame mensen van zonde en dood te verlossen en hun eindeloos volmaakt leven in een aards paradijs te geven. Die voorzieningen zijn mogelijk gemaakt door het loskoopoffer van Jezus Christus (Matth. 20:28; Joh. 3:16; 1 Joh. 4:9, 10).

5. Van wie gaat de uitnodiging uit om te komen en ’het water des levens om niet te nemen’? Leg dat uit.

5 Van wie gaat de uitnodiging om te komen en ’het water des levens om niet te nemen’ uit? Wanneer alle voorzieningen voor leven door bemiddeling van Jezus tijdens zijn duizendjarige regering ten volle beschikbaar komen voor de mensheid, worden ze afgebeeld als „een rivier van water des levens, helder als kristal”. Die rivier blijkt „vanuit de troon van God en van het Lam” te stromen (Openb. 22:1). Jehovah, de Levengever, is daarom de Bron van het water dat levengevende componenten bevat (Ps. 36:9). Hij is het die dat water beschikbaar stelt via „het Lam”, Jezus Christus (Joh. 1:29). Die symbolische rivier is Jehovah’s middel om al het kwaad dat door Adams ongehoorzaamheid over de mensheid is gebracht, ongedaan te maken. De uitnodiging om te ’komen’ gaat dus van Jehovah God uit.

6. Wanneer begint de „rivier van water des levens” te stromen?

6 Hoewel de „rivier van water des levens” tijdens Christus’ duizendjarige regering in de meest volledige zin zal stromen, begint ze al te stromen in „de dag des Heren”, die aanbrak toen „het Lam” in 1914 in de hemel op zijn troon plaatsnam (Openb. 1:10). Vandaar dat bepaalde voorzieningen voor leven daarna beschikbaar zijn gekomen. Ze houden verband met Gods Woord, de Bijbel, want de boodschap die erin staat, wordt als ’water’ aangeduid (Ef. 5:26). De uitnodiging om ’het water des levens te nemen’ door te luisteren naar het goede nieuws van het Koninkrijk en er positief op te reageren, geldt voor iedereen. Maar wie laat die uitnodiging eigenlijk horen in de dag des Heren?

De bruid” zegt: „Kom!”

7. Wie waren in „de dag des Heren” de eersten die de uitnodiging om te ’komen’ lieten horen, en wie nodigden ze uit?

7 De leden van de bruidklasse, de met de geest gezalfde christenen, zijn de eersten die de uitnodiging om te ’komen’ laten horen. Wie nodigen ze uit? De bruid zegt niet „Kom!” tegen zichzelf. Haar woorden zijn gericht tot degenen die hopen eeuwig leven op aarde te verwerven nadat „de oorlog van de grote dag van God de Almachtige” gestreden is. (Lees Openbaring 16:14, 16.)

8. Waaruit blijkt dat gezalfde christenen Jehovah’s uitnodiging al sinds 1918 laten horen?

8 De gezalfde volgelingen van Christus laten de uitnodiging al sinds 1918 horen. In dat jaar bood de openbare lezing getiteld „Miljoenen nu levende mensen zullen nimmer sterven” de hoop dat velen na de oorlog van Armageddon leven in een aards paradijs zullen krijgen. In een lezing op het congres van Bijbelonderzoekers in Cedar Point (Ohio, VS) in 1922 werden de toehoorders aangespoord ’de Koning en zijn koninkrijk te verkondigen’. Die oproep hielp het overblijfsel van de bruidklasse om meer mensen met de uitnodiging te bereiken. De Wachttoren van mei 1929 bevatte het artikel „Een genadige Uitnoodiging”, met Openbaring 22:17 als thematekst. In dat artikel werd onder meer gezegd: „Het getrouwe overblijfsel sluit zich bij [de Allerhoogste in] deze genadige uitnoodiging aan en zegt eveneens: ’Kom’. Deze boodschap moet verkondigd worden aan degenen, die een verlangen naar gerechtigheid en waarheid hebben. Het moet thans gedaan worden.” Tot op de huidige dag laat de bruidklasse die uitnodiging horen.

„Laat een ieder die het hoort, zeggen: ’Kom!’”

9, 10. Hoe zijn degenen die de uitnodiging hoorden, op hun beurt uitgenodigd om „Kom!” te zeggen?

9 Hoe staat het met degenen die de uitnodiging horen? Zij worden uitgenodigd om op hun beurt „Kom!” te zeggen. In De Wachttoren van oktober 1932 bijvoorbeeld werd op bladzijde 152 gezegd: „Laat de gezalfden allen aanmoedigen die deel willen nemen in het verkondigen van het goede nieuws van het koninkrijk. Zij behoeven van den Heer niet gezalfd te zijn om de boodschap van den Heer te verkondigen. Het is een groote troost voor Jehova’s getuigen dat zij nu weten dat hun veroorloofd is de wateren des levens uit te dragen aan een klasse van menschen die door Armageddon heengebracht zullen worden, en aan wie eeuwigdurend leven op aarde gegeven zal worden.”

10 De Wachttoren van oktober 1934 wees op bladzijde 159 als volgt op de verantwoordelijkheid van de hoorder om „Kom!” te zeggen: „Dezulken van de Jonadabklasse moeten omgaan met diegenen die tot de tegenbeeldige Jehugroep behooren, dat wil zeggen, de gezalfden, en de boodschap van het koninkrijk bekendmaken, zelfs ofschoon zij niet de gezalfde getuigen van Jehova zijn.” In 1935 werd de identiteit van de in Openbaring 7:9-17 genoemde „grote schare” duidelijk gemaakt. Dat gaf een geweldige stimulans aan het laten horen van Gods uitnodiging. Sindsdien heeft een groeiend aantal ware aanbidders die tot de grote schare behoren — nu ruim zeven miljoen — die uitnodiging aanvaard. Na de boodschap dankbaar te hebben aangehoord, hebben ze zich aan God opgedragen, de waterdoop ondergaan en zich bij de bruidklasse aangesloten in het actief uitnodigen van anderen om ’te komen en het water des levens om niet te drinken’.

De geest” zegt: „Kom!”

11. Hoe was de heilige geest in de eerste eeuw betrokken bij het predikingswerk?

11 Toen Jezus in een synagoge in Nazareth predikte, opende hij de boekrol van de profeet Jesaja en las: „Jehovah’s geest is op mij, omdat hij mij heeft gezalfd om de armen goed nieuws bekend te maken, hij heeft mij uitgezonden om de gevangenen vrijlating te prediken en de blinden herstel van gezicht, om de verbrijzelden in vrijheid heen te zenden, om Jehovah’s jaar van aanvaarding te prediken.” Vervolgens bracht Jezus die woorden op zichzelf van toepassing toen hij zei: „Heden is deze schriftplaats die gij zojuist hebt gehoord, vervuld” (Luk. 4:17-21). Voor zijn hemelvaart zei Jezus tegen zijn discipelen: „Gij zult kracht ontvangen wanneer de heilige geest op u gekomen is, en gij zult getuigen van mij zijn (...) tot de verst verwijderde streek der aarde” (Hand. 1:8). In de eerste eeuw speelde de heilige geest een opmerkelijke rol bij het predikingswerk.

12. Hoe is Gods geest in onze tijd betrokken bij het laten horen van de uitnodiging?

12 Hoe is Gods heilige geest in onze tijd betrokken bij het uitnodigen van mensen? Jehovah is de Bron van heilige geest. Hij gebruikt zijn geest om het hart en het verstand van de bruidklasse te openen om zijn Woord, de Bijbel, te begrijpen. Gods geest zet hen ertoe aan de uitnodiging te laten horen en Bijbelse waarheden uit te leggen aan degenen die het vooruitzicht hebben eeuwig in het aardse paradijs te leven. Hoe staat het met degenen die de uitnodiging aannemen, discipelen van Jezus Christus worden en de uitnodiging aan weer anderen doorgeven? Ook in hun geval is Gods geest erbij betrokken. Ze zijn ’in de naam van de heilige geest’ gedoopt en werken dan ook met de geest samen en verlaten zich erop voor hulp (Matth. 28:19). Denk ook aan de boodschap die door de gezalfden en de groeiende grote schare wordt gepredikt. Die komt uit de Bijbel, het boek dat onder de directe invloed van Gods geest geschreven is. De uitnodiging wordt dus door middel van de heilige geest gedaan. We worden in feite door die geest geleid. Hoe moet dat van invloed zijn op de hoeveelheid tijd die we aan het uitnodigingswerk besteden?

Ze „blijven zeggen: ’Kom!’”

13. Waarop duidt de zinsnede „de geest en de bruid blijven zeggen: ’Kom!’”?

13 „De geest en de bruid” zeggen niet gewoon „Kom!” De hier in de grondtaal gebruikte werkwoordsvorm duidt op een voortdurende handeling. De Nieuwe-Wereldvertaling neemt die factor in aanmerking en luidt hier: „De geest en de bruid blijven zeggen: ’Kom!’” Dat duidt erop dat ze Gods uitnodiging geregeld laten horen. Hoe staat het met degenen die de uitnodiging horen en aannemen? Ook zij zeggen: „Kom!” Over de grote schare ware aanbidders wordt gezegd dat ze ’dag en nacht heilige dienst verrichten in Jehovah’s tempel’ (Openb. 7:9, 15). In welke zin verrichten ze ’dag en nacht dienst’? (Lees Lukas 2:36, 37; Handelingen 20:31; 2 Thessalonicenzen 3:8.) De voorbeelden van de bejaarde profetes Anna en de apostel Paulus laten zien dat ’dag en nacht dienst verrichten’ standvastigheid en zich serieus inspannen in de dienst impliceert.

14, 15. Hoe liet Daniël zien dat regelmaat in de aanbidding belangrijk is?

14 Ook de profeet Daniël liet zien hoe belangrijk regelmaat in de aanbidding is. (Lees Daniël 6:4-10, 16.) Hij bracht geen verandering in zijn geestelijke routine, zijn gewoonte om „driemaal per dag” tot God te bidden „zoals hij voordien geregeld had gedaan”, zelfs niet voor een maand, hoewel dat betekende dat hij in de leeuwenkuil geworpen zou worden. Wat liet hij waarnemers daarmee duidelijk zien dat niets belangrijker is dan geregelde aanbidding van Jehovah! — Matth. 5:16.

15 Nadat Daniël een nacht in de leeuwenkuil had doorgebracht, ging de koning zelf erheen en riep luid: „O Daniël, dienaar van de levende God, heeft uw God die gij met standvastigheid dient, u van de leeuwen kunnen verlossen?” Daniël antwoordde onmiddellijk: „O koning, blijf in leven, ja, tot onbepaalde tijden. Mijn eigen God heeft zijn engel gezonden en de muil der leeuwen gesloten, en ze hebben mij niet te gronde gericht, aangezien er voor hem niets dan onschuld in mij werd gevonden; en ook tegenover u, o koning, heb ik geen schadelijke daad begaan.” Jehovah zegende Daniël omdat hij hem „met standvastigheid” diende (Dan. 6:19-22).

16. Welke vragen over onze deelname aan de velddienst moeten wij ons naar aanleiding van Daniëls voorbeeld stellen?

16 Daniël wilde liever sterven dan van zijn geestelijke routine af te stappen. En wij? Welke offers brengen we of zijn we bereid te brengen om het goede nieuws van Gods koninkrijk met standvastigheid bekend te maken? We moeten echt geen maand voorbij laten gaan zonder met anderen over Jehovah te praten! Moeten we, indien maar enigszins mogelijk, niet proberen elke week aan de velddienst deel te nemen? Zelfs als we fysiek heel beperkt zijn en in een maand slechts vijftien minuten getuigenis kunnen geven, moeten we die activiteit rapporteren. Waarom? Omdat we, samen met de geest en de bruid, willen blijven zeggen: „Kom!” We willen alles doen wat we kunnen om geregelde Koninkrijksverkondigers te blijven.

17. Welke gelegenheden om Jehovah’s uitnodiging te laten horen, mogen we niet onbenut laten?

17 We moeten ons best doen om Jehovah’s uitnodiging bij elke gelegenheid te laten horen, niet alleen op tijden die we voor de bediening hebben gereserveerd. Wat is het een voorrecht dorstigen op andere tijden uit te nodigen om te ’komen en het water des levens te nemen om niet’, bijvoorbeeld als we boodschappen doen, op reis, op vakantie, op ons werk of op school zijn! Zelfs als de autoriteiten het predikingswerk belemmeren, blijven we omzichtig prediken, misschien door ergens een paar huizen te bezoeken en dan naar een ander gebied te gaan, of door meer informeel getuigenis te geven.

Blijf zeggen: „Kom!”

18, 19. Hoe laat je zien dat je waardering hebt voor het voorrecht Gods medewerker te zijn?

18 Al ruim negentig jaar nu zeggen de geest en de bruid „Kom!” tegen iedereen die dorst naar het water des levens. Heb jij hun grandioze uitnodiging gehoord? Dan geldt voor jou de aanmoediging die uitnodiging aan anderen door te geven.

19 We weten niet hoe lang Jehovah’s liefdevolle uitnodiging nog te horen zal zijn, maar als we erop reageren door te zeggen „Kom!”, maakt dat ons tot Gods medewerkers (1 Kor. 3:6, 9). Wat is dat een voorrecht! Laten we tonen dat we waardering voor dat voorrecht hebben en „God altijd een slachtoffer van lof brengen” door geregeld te prediken (Hebr. 13:15). Laten degenen van ons die een aardse hoop hebben, samen met de bruidklasse blijven zeggen: „Kom!” En mogen nog velen meer ’het water des levens nemen om niet’!

Wat heb je geleerd?

• Aan wie wordt de uitnodiging om te ’komen’ gedaan?

• Waarom kunnen we zeggen dat de uitnodiging om te ’komen’ van Jehovah uitgaat?

• Welke rol speelt de heilige geest bij het laten horen van de uitnodiging om te ’komen’?

• Waarom moeten we ernaar streven geregeld te zijn in de velddienst?

[Studievragen]

[Tabel/Illustraties op blz. 16]

(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)

Blijf zeggen: „Kom!”

1914

5100 verkondigers

1918

Velen zullen leven krijgen in het aardse paradijs

1922

„Verkondig, verkondig, verkondig de Koning en zijn koninkrijk”

1929

Het getrouwe overblijfsel zegt: „Kom!”

1932

De uitnodiging om „Kom!” te zeggen, geldt niet meer alleen voor de gezalfden

1934

De Jonadabklasse wordt uitgenodigd om te prediken

1935

De „grote schare” wordt geïdentificeerd

2009

7.313.173 verkondigers