Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Vertrouw onvoorwaardelijk op Jehovah

Vertrouw onvoorwaardelijk op Jehovah

Vertrouw onvoorwaardelijk op Jehovah

„Jehovah zelf zal horen als ik tot hem roep.” — PSALM 4:3.

1, 2. (a) In welke levensgevaarlijke situatie zat David? (b) Welke psalmen gaan we bespreken?

KONING DAVID regeert al een tijd over Israël, maar zit nu in een levensgevaarlijke situatie. Omdat zijn zoon Absalom een coup heeft gepleegd is hij gedwongen uit Jeruzalem te vluchten. Hij is ook nog eens verraden door een goede vriend. Nu loopt hij op blote voeten huilend de Olijfberg op, samen met een paar trouwe volgelingen. Maar daar wordt hij belaagd door Simeï, die familie is van het huis van koning Saul. Simeï gooit stenen en stof naar David en vervloekt hem (2 Sam. 15:30, 31; 16:5-14).

2 Komt hiermee een droevig en oneervol eind aan Davids leven? Nee, want hij vertrouwt op Jehovah. Dat blijkt duidelijk uit Psalm 3, een lied van David over zijn vlucht. Ook Psalm 4 werd door hem geschreven. Beide composities verwoorden het vertrouwen dat God gebeden verhoort (Ps. 3:4; 4:3). Deze psalmen geven ons de verzekering dat Jehovah dag en nacht met zijn trouwe aanbidders is, dat hij hun steun, vrede en een gevoel van zekerheid geeft (Ps. 3:5; 4:8). Laten we daarom eens kijken hoe deze psalmen ons vertrouwen in Jehovah kunnen versterken.

Als ’velen tegen ons opstaan’

3. Wat vertelt Psalm 3:1, 2 ons over Davids situatie?

3 David krijgt bericht dat het volk de kant van Absalom heeft gekozen (2 Sam. 15:13). Hij vraagt zich af hoe Absalom al die mensen achter zich heeft gekregen: „O Jehovah, waarom zijn mijn tegenstanders vele geworden? Waarom staan velen tegen mij op? Velen zeggen van mijn ziel: ’Er is geen redding voor hem bij God’” (Ps. 3:1, 2). Heel wat Israëlieten denken dat Jehovah David niet tegen Absalom en zijn aanhangers zal beschermen.

4, 5. (a) Waarvan was David zeker? (b) Wat gaf David te kennen toen hij zei dat Jehovah zijn hoofd ophief?

4 Maar David is niet bang want hij vertrouwt volledig op Jehovah. Hij zingt: „Toch zijt gij, o Jehovah, een schild rondom mij, mijn heerlijkheid en Degene die mijn hoofd opheft” (Ps. 3:3). David weet zeker dat Jehovah hem zal beschermen zoals een schild een soldaat beschermt. De oude koning is op de vlucht, met zijn hoofd bedekt en neergebogen in vernedering. Maar Jehovah zal hem in zijn eer herstellen, zodat hij weer met opgeheven hoofd verder kan. David is vol vertrouwen dat Jehovah hem zal antwoorden. Heb jij ook zo’n vertrouwen in Jehovah?

5 Door te zeggen dat Jehovah zijn hoofd opheft, maakt David duidelijk van wie hij hulp verwacht. Als God iemands hoofd opheft, geeft hij hem hoop en moed, zegt een Bijbels woordenboek. David heeft reden om moedeloos te zijn, want hij is net van de troon gestoten. Maar als zijn hoofd wordt opgeheven, zal hij weer nieuwe moed krijgen en kan hij volledig op God blijven vertrouwen.

’Jehovah zal antwoorden!’

6. Waarom zegt David dat zijn gebed vanaf Jehovah’s heilige berg verhoord zal worden?

6 Vol moed en vertrouwen in Jehovah zegt David verder: „Met mijn stem zal ik tot Jehovah zelf roepen, en hij zal mij antwoorden vanaf zijn heilige berg” (Ps. 3:4). Op Davids bevel was de ark van het verbond (het symbool van Gods tegenwoordigheid) naar de berg Sion gebracht. (Lees 2 Samuël 15:23-25.) David zegt dus terecht dat zijn gebed vanaf Jehovah’s heilige berg verhoord zal worden.

7. Waarom was David niet bang?

7 Omdat David zeker weet dat gebeden tot God nooit tevergeefs zijn, is hij niet bang: „Wat mij betreft, ik wil mij neerleggen opdat ik moge slapen; ik zal stellig wakker worden, want Jehovah zelf blijft mij steunen” (Ps. 3:5). Hij is zelfs niet bang om ’s nachts te gaan slapen, ook al is de kans op een verrassingsaanval dan juist het grootst. Hij is er zeker van dat hij weer wakker zal worden, want uit ervaring weet hij dat hij altijd op Gods steun kan vertrouwen. Dat vertrouwen kunnen wij ook hebben als we „de wegen van Jehovah” volgen en hem nooit verlaten. (Lees 2 Samuël 22:21, 22.)

8. Hoe blijkt Davids vertrouwen in God uit Psalm 27:1-4?

8 Ook in een andere psalm bracht David zijn absolute vertrouwen in Jehovah onder woorden: „Jehovah is mijn licht en mijn redding. Voor wie zal ik vrezen? Jehovah is de veste van mijn leven. Voor wie zal ik beducht zijn? (...) Al zou een legerkamp tegen mij zijn tenten opslaan, mijn hart zal niet vrezen. (...) Eén ding heb ik van Jehovah gevraagd — dat zal ik zoeken: dat ik al de dagen van mijn leven in het huis van Jehovah mag wonen, om de aangenaamheid van Jehovah te aanschouwen en met waardering zijn tempel te bezien” (Ps. 27:1-4). Denk jij er ook zo over? Blijf dan geregeld de vergaderingen bezoeken als je omstandigheden dat toelaten (Hebr. 10:23-25).

9, 10. Waarom kunnen we zeggen dat David niet op wraak uit was?

9 Hoewel David geconfronteerd wordt met Absaloms verraad en de ontrouw van heel veel anderen, vervolgt hij: „Ik zal niet bevreesd zijn voor tienduizenden mensen die zich rondom tegen mij hebben opgesteld. Sta toch op, o Jehovah! Red mij, o mijn God! Want gij zult al mijn vijanden op de kaak moeten slaan. De tanden der goddelozen zult gij moeten breken” (Ps. 3:6, 7).

10 David is niet iemand die op wraak uit is. Hij laat het aan God over om zijn vijanden op de kaak te slaan. Als koning heeft hij zelf de Wet moeten overschrijven en weet hij dus dat Jehovah daarin zegt: „Mij is de wraak en de vergelding” (Deut. 17:14, 15, 18; 32:35). Het is ook aan God om de tanden van de goddelozen te breken. Dat houdt in dat ze buiten gevecht worden gesteld. Jehovah weet wie goddeloos zijn omdat „hij ziet hoe het hart is” (1 Sam. 16:7). Wat zijn we dankbaar dat God ons vertrouwen en kracht geeft om stand te houden tegen de voornaamste goddeloze, Satan! Die wordt binnenkort als een brullende maar tandeloze leeuw in de afgrond gegooid en daarna vernietigd (1 Petr. 5:8, 9; Openb. 20:1, 2, 7-10).

„Redding behoort Jehovah toe”

11. Waarom is het goed voor onze broeders en zusters te bidden?

11 David beseft dat alleen Jehovah hem uit zijn wanhopige situatie kan bevrijden. Toch denkt hij niet alleen aan zichzelf. In zijn slotwoorden noemt hij Jehovah’s volk: „Redding behoort Jehovah toe. Uw zegen rust op uw volk” (Ps. 3:8). Hoewel David zelf gigantisch in de problemen zit, denkt hij aan Jehovah’s volk en is hij ervan overtuigd dat God ze zal zegenen. Bid jij voor je broeders en zusters? Vraag of Jehovah hun zijn heilige geest wil geven zodat ze moedig en vol vertrouwen het goede nieuws kunnen bekendmaken (Ef. 6:17-20).

12, 13. (a) Wat gebeurde er met Absalom? (b) Hoe reageerde David?

12 Absalom sterft een oneervolle dood. Dat is een waarschuwing voor iedereen die het slecht met anderen voorheeft, vooral met gezalfden van God, zoals David. (Lees Spreuken 3:31-35.) Er barst een strijd los en Absaloms leger wordt verslagen. Zelf vlucht hij op een muildier. Maar onderweg blijft hij met zijn dikke haarbos vastzitten in de laaghangende takken van een grote boom. Daar bungelt hij, levend maar hulpeloos, tot Joab zijn hart met drie speren doorboort (2 Sam. 18:6-17).

13 Is David blij als hij hoort wat er met zijn zoon is gebeurd? Nee, hij loopt huilend op en neer en roept steeds: „Mijn zoon Absalom, mijn zoon, mijn zoon Absalom! O was ik maar gestorven, ikzelf, in plaats van u, Absalom mijn zoon, mijn zoon!” Alleen Joab weet tot de ontroostbare David door te dringen (2 Sam. 18:24–19:8). Wat een tragisch einde voor Absalom! Verblind door ambitie kwam hij in opstand tegen zijn eigen vader, Jehovah’s gezalfde, en moest dat met de dood bekopen (Spr. 12:21; 24:21, 22).

Davids grote vertrouwen in Jehovah

14. Wat kunnen we zeggen over Psalm 4?

14 Psalm 4 is net als de vorige psalm een oprecht gebed van David waaruit zijn onvoorwaardelijke vertrouwen in Jehovah blijkt (Ps. 3:4; 4:3). Misschien heeft David dit lied gemaakt om Jehovah te bedanken nadat Absaloms staatsgreep mislukt was. Of hij heeft het geschreven met de levitische zangers in gedachten. In ieder geval versterkt het je vertrouwen in Jehovah als je erover mediteert.

15. Waarom kunnen we vol vertrouwen tot Jehovah bidden?

15 Ook in deze psalm toont David dat hij er absoluut op vertrouwt dat Jehovah naar gebeden luistert: „Als ik roep, antwoord mij, o mijn rechtvaardige God. In de benauwdheid moet gij mij wijde ruimte maken. Betoon mij gunst en hoor mijn gebed” (Ps. 4:1). Wij kunnen net zo’n vertrouwen hebben als we een rechtvaardig leven leiden. Omdat je weet dat Jehovah een „rechtvaardige God” is die zijn oprechte aanbidders zegent, kun je vol vertrouwen via zijn Zoon tot hem bidden met geloof in het loskoopoffer (Joh. 3:16, 36). Dat geeft innerlijke rust.

16. Wat was misschien de reden dat David ontmoedigd raakte?

16 Soms krijgen we met ontmoedigende situaties te maken waardoor we ons gevoel van zekerheid verliezen. David had dat misschien ook weleens ervaren, want hij zingt: „Gij mannenzonen, hoe lang nog moet mijn heerlijkheid een voorwerp van belediging zijn, terwijl gij ijdelheden blijft liefhebben, terwijl gij een leugen blijft zoeken?” (Ps. 4:2) De uitdrukking „mannenzonen” slaat blijkbaar in ongunstige zin op de mensheid. Davids vijanden ’hadden ijdelheden lief’. Of zoals de Groot Nieuws Bijbel zegt: „Leeg is wat jullie najagen, bedrieglijk wat jullie zoeken.” Ook al raak je ontmoedigd door wat anderen doen, blijf vurig bidden en onvoorwaardelijk op de enige ware God vertrouwen.

17. Hoe kan Psalm 4:3 ons helpen?

17 Davids vertrouwen in God blijkt duidelijk uit de woorden: „Weet dan dat Jehovah degene die jegens hem loyaal is, stellig zal onderscheiden; Jehovah zelf zal horen als ik tot hem roep” (Ps. 4:3). Loyaal blijven aan Jehovah vereist moed en een onvoorwaardelijk vertrouwen in hem. Zulke eigenschappen zijn bijvoorbeeld nodig als een familielid wordt uitgesloten. God zegent degenen die hem trouw blijven en zijn wil doen. Daarom is zijn volk zo gelukkig (Ps. 84:11, 12).

18. Wat moet je volgens Psalm 4:4 doen als iemand je onvriendelijk behandelt?

18 Wat als iemand iets zegt of doet wat je van streek maakt? Je kunt je vreugde behouden als je doet wat David zegt: „Raakt in beroering, maar zondigt niet. Zegt wat gij te zeggen hebt, in uw hart, op uw bed, en zwijgt” (Ps. 4:4). Zondig dus niet door met gelijke munt te betalen (Rom. 12:17-19). Als je ’s avonds in bed ligt en in een persoonlijk gebed je hart lucht, kan het zijn dat je er anders tegenaan gaat kijken. Misschien brengt liefde je ertoe het te vergeven (1 Petr. 4:8). Interessant is de raad van Paulus, die waarschijnlijk op Psalm 4:4 gebaseerd is: „Weest toornig en zondigt toch niet; laat de zon niet ondergaan terwijl gij in een geërgerde stemming verkeert, en staat ook de Duivel geen plaats toe” (Ef. 4:26, 27).

19. Wat leert Psalm 4:5 ons over aanvaardbare offers?

19 David benadrukt hoe belangrijk vertrouwen in Jehovah is: „Offert de slachtoffers van rechtvaardigheid, en vertrouwt op Jehovah” (Ps. 4:5). De slachtoffers van de Israëlieten hadden alleen waarde als ze met de juiste motieven werden gebracht (Jes. 1:11-17). Willen je offers aanvaardbaar zijn voor God, dan moet je ze dus met de juiste motieven brengen en moet je volledig op hem vertrouwen. (Lees Spreuken 3:5, 6; Hebreeën 13:15, 16.)

20. Wat betekent ’het licht van Jehovah’s aangezicht’?

20 David vervolgt: „Velen zeggen: ’Wie zal ons het goede doen zien?’ Hef het licht van uw aangezicht over ons op, o Jehovah” (Ps. 4:6). ’Het licht van Jehovah’s aangezicht’ duidt op zijn gunst (Ps. 89:15). David vraagt dus eigenlijk: wees goed voor ons, Jehovah. Als je op Jehovah vertrouwt en zijn wil doet, geniet je zijn gunst en ben je gelukkig.

21. Waarvan kun je zeker zijn als je volop aan de geestelijke oogst deelneemt?

21 David zegt dat God vreugde kan geven die groter is dan die in de oogsttijd: „Gij zult stellig verheuging in mijn hart geven, groter dan in de tijd dat hun koren en hun nieuwe wijn overvloedig zijn geweest” (Ps. 4:7). Als je je volledig inzet in het geestelijke oogstwerk, zal dat echt veel vreugde geven (Luk. 10:2). Terwijl de ’volkrijke natie’ van gezalfden de leiding neemt, zijn we blij dat het aantal werkers in de oogst toeneemt (Jes. 9:3). Geeft jouw aandeel aan deze vreugdevolle oogst je voldoening?

Blijf onvoorwaardelijk op Jehovah vertrouwen

22. Wat was het resultaat als de Israëlieten zich aan Gods Wet hielden?

22 David besluit deze psalm met de woorden: „In vrede wil ik mij neerleggen en ook slapen, want gij, ja, gij alleen, o Jehovah, doet mij in zekerheid wonen” (Ps. 4:8). Zolang de Israëlieten zich aan Jehovah’s Wet hielden, hadden ze een goede band met hem en konden ze zich veilig voelen. Onder Salomo bijvoorbeeld ’woonden Juda en Israël in zekerheid’ (1 Kon. 4:25). Als ze op God vertrouwden genoten ze vrede, ook al waren ze omringd door vijandige volken. Net als David kunnen wij vredig slapen omdat God ons zekerheid geeft.

23. Waarom moeten we onvoorwaardelijk op Jehovah vertrouwen?

23 Blijf dus vol vertrouwen volharden in Jehovah’s dienst. Bid in geloof en ervaar zo „de vrede van God, die alle gedachte te boven gaat” (Fil. 4:6, 7). Dan voel je je gelukkig. En je hoeft niet bang te zijn voor de toekomst als je onvoorwaardelijk op Jehovah blijft vertrouwen!

Wat zou je antwoorden?

• Met welke problemen werd David geconfronteerd?

• Hoe versterkt Psalm 3 ons vertrouwen in Jehovah?

• Hoe versterkt Psalm 4 ons vertrouwen in Jehovah?

• Welke voordelen heeft het onvoorwaardelijk op God te vertrouwen?

[Studievragen]

[Illustratie op blz. 29]

Zelfs toen David voor Absalom op de vlucht was, vertrouwde hij op Jehovah

[Illustraties op blz. 32]

Vertrouw je onvoorwaardelijk op Jehovah?