Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Een juridische overwinning voor Jehovah’s volk!

Een juridische overwinning voor Jehovah’s volk!

Een juridische overwinning voor Jehovah’s volk!

DE juridische strijd begon in 1995 en duurde vijftien jaar. Al die jaren werden Jehovah’s Getuigen in Rusland belaagd door tegenstanders van godsdienstvrijheid. Die tegenstanders waren eropuit Jehovah’s Getuigen te laten verbieden in Moskou en in de rest van het land. Maar Jehovah heeft onze trouwe broeders en zusters in Rusland beloond met een juridische overwinning. Wat was eigenlijk de aanleiding tot deze strijd?

Begin jaren negentig kregen onze broeders en zusters in Rusland de religieuze vrijheden terug die ze in 1917 verloren hadden. In 1991 werden ze door de regering van de Sovjet-Unie officieel geregistreerd als godsdienst. Nadat de Sovjet-Unie uiteen was gevallen, werden Jehovah’s Getuigen in de Russische Federatie geregistreerd. Bovendien werden Getuigen die tientallen jaren daarvoor wegens hun geloof vervolgd waren, door de staat officieel erkend als slachtoffers van politieke onderdrukking. Het Departement van Justitie van Moskou registreerde in 1993 de Moskouse gemeenschap van Jehovah’s Getuigen, zoals we daar bij de wet bekendstaan. Datzelfde jaar werd de nieuwe Russische grondwet van kracht, die godsdienstvrijheid garandeert. Geen wonder dat een broeder zei: „We hadden nooit durven dromen dat we nog eens zo’n vrijheid zouden hebben! Daar hadden we vijftig jaar op zitten wachten!”

De broeders en zusters in Rusland benutten die „gunstige tijd” door snel hun prediking uit te breiden, en er kwamen veel mensen in de waarheid (2 Tim. 4:2). „Mensen hadden veel belangstelling voor religie”, zei een zendelinge. Het aantal verkondigers, pioniers en gemeenten nam snel toe. Van 1990 tot 1995 groeide het aantal Getuigen in Moskou van zo’n driehonderd tot ruim vijfduizend! Die snelle groei verontrustte onze tegenstanders, die een juridische strijd aangingen. Die strijd werd in vier fasen geleverd voordat hij eindelijk beslecht werd.

EEN STRAFRECHTELIJK ONDERZOEK BEGINT

In juni 1995 begon de eerste fase van de strijd. Een groep mensen in Moskou die verbonden was met de Russisch-orthodoxe kerk, diende een aanklacht in tegen onze broeders en zusters wegens deelname aan criminele activiteiten. De groep beweerde familieleden te vertegenwoordigen die boos waren omdat hun partner of kind Getuige was geworden. In juni 1996 werd er een onderzoek ingesteld, maar er werd geen bewijs gevonden voor de aanklacht. Dezelfde groep diende een tweede aanklacht in, weer wegens criminele activiteiten. Er werd weer een onderzoek ingesteld, maar opnieuw werden alle beschuldigingen weerlegd. Toch dienden ze een derde aanklacht in, op dezelfde grond. En opnieuw volgde een onderzoek naar Jehovah’s Getuigen in Moskou, maar het OM (Openbaar Ministerie) kwam tot dezelfde conclusie: er was geen grond voor een strafzaak. Vervolgens dienden de tegenstanders dezelfde aanklacht voor de vierde keer in, en opnieuw werd er geen bewijs voor gevonden. Het is onvoorstelbaar maar dezelfde groep wilde dat er nog een onderzoek zou plaatsvinden. Op 13 april 1998 werd het onderzoek gesloten.

„Maar toen”, zegt een van de betrokken advocaten, „gebeurde er iets bizars.” Hoewel degene die het vijfde onderzoek van het OM had geleid toegaf dat er geen bewijs was voor criminele activiteiten, adviseerde ze om een civiele procedure tegen onze broeders op te starten. Ze beweerde dat de Moskouse gemeenschap van Jehovah’s Getuigen in strijd met het nationale en internationale recht handelde. Het OM van het noordelijke district van Moskou bracht een civiele procedure op gang. * Op 29 september 1998 begon de zitting in de rechtbank van Golovinsky. De tweede fase was begonnen.

DE BIJBEL IN DE RECHTSZAAL

In deze zaak vertegenwoordigde Tatjana Kondratjeva het OM. Ze beriep zich op een landelijke wet uit 1997, die alleen het orthodoxe christendom, de islam, het jodendom en het boeddhisme als traditionele godsdiensten noemt. * Door die wet is het voor andere godsdiensten moeilijk geworden om officiële erkenning te krijgen en kunnen rechters godsdiensten verbieden die haat zaaien. De aanklager kwam met de valse beschuldiging dat Jehovah’s Getuigen haat zaaien en gezinnen kapotmaken. Ze stelde dat de Getuigen op grond van die wet verboden moesten worden.

Een advocaat die onze broeders verdedigde vroeg: „Wie zijn de personen in de gemeente Moskou die de wet hebben overtreden?” De aanklager kon geen enkele naam noemen. Maar ze beweerde dat de lectuur van Jehovah’s Getuigen tot religieuze haat aanzet. Om dat te bewijzen las ze gedeelten voor uit De Wachttoren en Ontwaakt! en andere publicaties (zie hierboven). Toen haar werd gevraagd hoe deze publicaties haat bevorderen, zei ze: „Jehovah’s Getuigen leren dat zij het ware geloof hebben.”

Een van de advocaten, een broeder, gaf een bijbel aan de rechter en aan de aanklager en las Efeziërs 4:5 voor: „Eén Heer, één geloof, één doop.” Even later waren de rechter, de aanklager en de advocaat — allemaal met een bijbel in de hand — in een discussie verwikkeld over teksten als Johannes 17:18 en Jakobus 1:27. De rechter vroeg: „Zetten deze teksten aan tot religieuze haat?” De aanklager antwoordde dat ze niet deskundig was op het gebied van de Bijbel. De advocaat liet publicaties van de Russisch-orthodoxe kerk zien waarin zware kritiek werd geuit op Jehovah’s Getuigen en vroeg: „Vormen deze beweringen een overtreding van de wet?” Waarop de aanklager zei dat ze niet deskundig was op het gebied van religie.

BESCHULDIGINGEN ONGEFUNDEERD

De aanklager voerde aan dat Getuigen gezinnen kapotmaken omdat ze feesten zoals Kerstmis niet vieren. Maar later gaf ze toe dat de Russische wet niemand verplicht Kerstmis te vieren, dus ook Russische Getuigen van Jehovah niet. De aanklager beweerde ook dat onze organisatie kinderen van plezier en voldoende rust berooft. Maar ze gaf toe dat ze nog nooit met kinderen van Jehovah’s Getuigen had gesproken. En toen een advocaat vroeg of ze ooit een vergadering van Jehovah’s Getuigen had bijgewoond, zei ze: „Dat was niet nodig.”

Het OM riep een hoogleraar psychiatrie op als getuige-deskundige. Hij betoogde dat het lezen van onze lectuur psychische problemen veroorzaakt. Toen de verdediging erop wees dat zijn schriftelijke verklaring identiek was aan een document dat door het Patriarchaat van Moskou was opgesteld, gaf hij toe dat delen ervan woord voor woord overeenkwamen: „We werken met dezelfde diskette.” Na verdere ondervraging bleek dat hij nog nooit een Getuige behandeld had. Een andere hoogleraar psychiatrie getuigde dat hij onderzoek had gedaan bij een groep van meer dan honderd Getuigen in Moskou. Hij had vastgesteld dat hun psychische gesteldheid normaal was en dat ze toleranter tegenover andere religies waren sinds ze Getuigen waren geworden.

GEWONNEN, MAAR NIET DEFINITIEF

Op 12 maart 1999 werd de zaak verdaagd nadat de rechter vijf deskundigen had aangesteld om onze lectuur te bestuderen. Los hiervan had ook het ministerie van Justitie van de federale overheid een commissie opdracht daartoe gegeven. In het rapport van deze commissie, dat op 15 april 1999 verscheen, stond dat ze in onze lectuur niets schadelijks hadden gevonden. Op grond daarvan werd de landelijke registratie van Jehovah’s Getuigen op 29 april 1999 hernieuwd. Toch was de Moskouse rechtbank van mening dat onze lectuur opnieuw onderzocht moest worden. Dit leidde tot een vreemde situatie: op landelijk niveau werden de Getuigen erkend als een officiële religie die zich aan de wet houdt, terwijl er in Moskou een onderzoek liep omdat ze ervan werden beschuldigd de wet te overtreden!

Het duurde bijna twee jaar voordat de rechtszaak werd hervat. Nadat rechter Jelena Prochorytsjeva kennis had genomen van de conclusies van de deskundigen, deed ze op 23 februari 2001 uitspraak: „Er bestaan geen gronden om de Moskouse geloofsgemeenschap van Jehovah’s Getuigen te ontbinden en hun activiteiten te verbieden.” Eindelijk waren onze broeders en zusters van alle beschuldigingen vrijgesproken! Maar het OM besloot tegen de uitspraak in beroep te gaan. Drie maanden later, op 30 mei 2001, verklaarde een andere rechtbank de uitspraak nietig en zei dat er een nieuw proces moest komen met dezelfde aanklager maar een andere rechter. Zo brak fase drie aan.

VERLOREN, MAAR NIET DEFINITIEF

Op 30 oktober 2001 begon het nieuwe proces met Vera Doebinskaja als rechter. * Tatjana Kondratjeva herhaalde de aanklacht dat Jehovah’s Getuigen haat zaaien, maar voegde eraan toe dat het verbieden van de Getuigen in Moskou voor hun eigen bescherming zou zijn! Als reactie op die belachelijke bewering tekenden alle tienduizend Getuigen in Moskou meteen een petitie, waarin de rechtbank gezegd werd dat ze de aangeboden ’bescherming’ niet nodig hadden.

Volgens de aanklager hoefde niet aangetoond te worden dat de Getuigen de wet overtraden. Ze zei dat de zaak ging over de lectuur en de geloofsopvattingen van Jehovah’s Getuigen, niet hun activiteiten. Ze kondigde aan dat ze een woordvoerder van de Russisch-orthodoxe kerk als deskundige zou horen. Daaruit bleek dat het inderdaad de geestelijken waren die de Getuigen wilden laten verbieden. Op 22 mei 2003 besloot de rechter dat een groep deskundigen onze publicaties moest onderzoeken. Alweer!

Op 17 februari 2004 werd het proces hervat om de bevindingen van de deskundigen door te nemen. Ze hadden geconstateerd dat onze publicaties laten zien hoe je een gelukkig gezin en een gelukkig huwelijk kunt hebben. Ze hadden niets gevonden wat tot haat zou aanzetten. Andere deskundigen waren het daarmee eens. De rechter vroeg aan een hoogleraar godsdienstgeschiedenis: „Waarom prediken Jehovah’s Getuigen?” Hij zei: „Christenen moeten prediken. Dat staat in het Evangelie en dat is wat Christus zijn discipelen heeft opgedragen: ’Ga en predik in alle landen.’” Toch verklaarde de rechter op 26 maart 2004 de activiteiten van Jehovah’s Getuigen in Moskou verboden. Die uitspraak werd op 16 juni 2004 bekrachtigd in hoger beroep. * Een broeder die al lang in de waarheid is, zei hierover: „In het Sovjettijdperk moest je als Rus atheïst zijn. Tegenwoordig moet je orthodox zijn.”

Hoe reageerden onze broeders en zusters op dat verbod? Net als Gods volk in de tijd van Nehemia. Die lieten zich niet afleiden toen hun vijanden de herbouw van Jeruzalems muur tegenwerkten. Ze gingen gewoon door met bouwen want „het volk bleef een hart hebben om te werken” (Neh. 4:1-6). Ook onze broeders en zusters in Moskou lieten zich door tegenstand niet afleiden van het werk dat in deze tijd gedaan moet worden: de prediking van het goede nieuws (1 Petr. 4:12, 16). Ze vertrouwden erop dat Jehovah hen zou helpen en ze waren klaar voor de vierde fase van deze lange strijd.

DE SITUATIE WORDT GRIMMIGER

Op 25 augustus 2004 dienden onze broeders een petitie in bij het Kremlin, gericht aan de toenmalige president, Vladimir Poetin. De petitie was ondertekend door ruim 315.000 personen, die daarmee hun grote bezorgdheid uitten over het verbod. Ondertussen maakte een woordvoerder van het Moskouse Patriarchaat duidelijk welke positie de Russisch-orthodoxe geestelijken innamen: „Wij zijn sterk tegen de activiteiten van Jehovah’s Getuigen gekant.” Een moslimleider noemde de beslissing over het verbod „een mijlpaal en een positieve ontwikkeling”.

Sommige mensen in Rusland geloofden alle valse beschuldigingen. Dat leidde ertoe dat de Getuigen regelmatig werden aangevallen. Sommige broeders en zusters in Moskou werden tijdens de prediking door tegenstanders geslagen en geschopt. Een man joeg een zuster woedend het gebouw uit en schopte haar zo hard in haar rug dat ze viel en gewond raakte aan haar hoofd. Ze moest in het ziekenhuis behandeld worden, maar toch maakte de politie er geen werk van. Wel werden heel wat Getuigen gearresteerd. Ze werden gefotografeerd, hun vingerafdrukken werden afgenomen en ze werden een nacht vastgehouden. Beheerders die hun zalen aan de Getuigen verhuurden, werden onder druk gezet om daarmee te stoppen. Al gauw konden heel wat gemeenten in Moskou geen zaal meer huren. Een Koninkrijkszalencomplex met vier zalen moest door veertig gemeenten worden gebruikt. Eén gemeente hield hun openbare lezing om half acht ’s ochtends. „De verkondigers moesten om vijf uur op,” vertelde een kringopziener, „maar dat hebben ze een jaar lang zonder mopperen gedaan.”

„TOT EEN GETUIGENIS”

Om aan te tonen dat het verbod onwettig was, maakten onze advocaten de zaak aanhangig bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (zie kader op blz. 6). Zes jaar later, op 10 juni 2010, kwam het Hof met een unanieme uitspraak: Jehovah’s Getuigen werden volledig vrijgesproken! * Het Hof had alle beschuldigingen tegen ons beschouwd en geconcludeerd dat ze totaal ongegrond waren. Het zei ook dat de Russische overheid de wettelijke plicht heeft „een eind te maken aan de door het Hof geconstateerde schending en de gevolgen ervan zo veel mogelijk goed te maken” (zie kader op blz. 8).

Het Hof concludeerde dat het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens de activiteiten van Jehovah’s Getuigen beschermt. Deze uitspraak geldt niet alleen voor Rusland, maar voor alle 47 landen die lid zijn van de Raad van Europa. Juristen, rechters, wetgevers en mensenrechtenorganisaties over de hele wereld zullen er ook in geïnteresseerd zijn. Het Hof verwees namelijk naar acht eerdere eigen uitspraken ten gunste van Jehovah’s Getuigen en ook naar negen overwinningen van de Getuigen bij de hoogste rechtsinstanties van Argentinië, Canada, Japan, Rusland, Spanje, het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten en Zuid-Afrika. Nu kunnen Jehovah’s Getuigen over de hele wereld deze beslissing van het Europees Hof gebruiken om hun aanbidding te verdedigen.

Jezus zei tegen zijn volgelingen: „Gij zult zelfs ter wille van mij voor bestuurders en koningen worden gesleept, hun en de natiën tot een getuigenis” (Matth. 10:18). Door deze vijftien jaar durende juridische strijd hebben de mensen in Moskou en elders meer dan ooit de kans gekregen om over Jehovah te horen. De aandacht voor Jehovah’s Getuigen is inderdaad op een getuigenis uitgelopen en heeft bijgedragen aan „de vooruitgang van het goede nieuws” (Fil. 1:12). Als de Getuigen in Moskou prediken, zeggen veel mensen: „Jullie zijn toch verboden?” Dat geeft onze broeders en zusters vaak de kans om meer over ons geloof te vertellen. Het is duidelijk dat onze prediking door niets of niemand valt tegen te houden. Wij bidden dat Jehovah onze lieve en moedige broeders en zusters in Rusland zal blijven zegenen en sterken.

[Voetnoten]

^ ¶7 De aanklacht werd ingediend op 20 april 1998. Twee weken later, op 5 mei, ratificeerde Rusland het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.

^ ¶9 „De wet is aangenomen onder sterke druk van de Russisch-orthodoxe kerk, die haar positie in Rusland angstvallig beschermt en Jehovah’s Getuigen graag verboden wil zien” (Associated Press, 25 juni 1999).

^ ¶19 Op die dag was het precies tien jaar geleden dat er in Rusland een wet werd aangenomen die Jehovah’s Getuigen erkende als slachtoffers van geloofsvervolging onder het Sovjetbewind.

^ ¶21 Door deze uitspraak werd de rechtspersoon ontbonden die de gemeenten in Moskou gebruikten. De tegenstanders hoopten dat dit onze prediking zou belemmeren.

^ ¶27 De Russische regering verzocht later het geschil voor te leggen aan de Grote Kamer van het Hof. Maar dat werd op 22 november 2010 afgewezen, waarmee het vonnis van 10 juni 2010 definitief en uitvoerbaar werd.

[Kader/Illustratie op blz. 6]

Vonnis in Rusland, revisie in Frankrijk

Op 28 februari 1996 ondertekende Rusland het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, en op 5 mei 1998 werd het geratificeerd. Daarmee verklaarde de Russische regering dat haar onderdanen recht hebben op

vrijheid van godsdienst; dit recht omvat tevens de vrijheid om van godsdienst te veranderen, alsmede de vrijheid om zowel in het openbaar als privé zijn godsdienst te belijden (art. 9).

vrijheid van meningsuiting; dit recht omvat de vrijheid om op verantwoorde manier inlichtingen of denkbeelden te verstrekken (art. 10).

vrijheid van vreedzame vergadering (art. 11).

Personen of organisaties die slachtoffer zijn van schending van dat verdrag en die in eigen land geen juridische mogelijkheden meer hebben, kunnen zich wenden tot het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg (zie foto). Het aantal rechters is gelijk aan het aantal landen dat het verdrag heeft getekend, momenteel 47. De uitspraken van het Hof zijn bindend. Alle landen die het verdrag hebben getekend moeten zich houden aan de uitspraken.

[Kader op blz. 8]

De uitspraak van het Hof

Dit zijn drie korte aanhalingen uit de uitspraak van het Hof.

Een van de beschuldigingen was dat Jehovah’s Getuigen gezinnen kapotmaken. Het Hof kwam tot een ander oordeel:

De oorzaak van het conflict is het feit dat niet-gelovige gezinsleden weigeren de godsdienstvrijheid van het gelovige gezinslid te accepteren en respecteren (par. 111).

Het Hof oordeelde ook dat er geen bewijs was voor de beschuldiging van ’hersenspoeling’:

Het Hof vindt het opmerkelijk dat de Russische rechtbanken geen enkele naam hebben genoemd van personen van wie de gewetensvrijheid door die methoden geschonden zou zijn (par. 129).

Nog een beschuldiging was dat Jehovah’s Getuigen hun gezondheid schaden omdat ze geen bloedtransfusies aanvaarden. Het Hof oordeelde anders:

De vrijheid om een specifieke medische behandeling te accepteren of te weigeren of een alternatieve behandeling te kiezen is van vitaal belang voor de principes van zelfbeschikking en persoonlijke autonomie. Een wilsbekwame volwassen patiënt heeft bijvoorbeeld de vrijheid om een operatie of behandeling al dan niet te ondergaan, met inbegrip van een bloedtransfusie (par. 136).