Volg het geloof van Mozes na
„Door geloof heeft Mozes, toen hij opgegroeid was, geweigerd de zoon van de dochter van Farao genoemd te worden.” — HEBR. 11:24.
1, 2. (a) Welke beslissing nam Mozes toen hij veertig was? (Zie beginplaatje.) (b) Waarom koos Mozes ervoor slecht behandeld te worden met Gods volk?
MOZES wist wat Egypte te bieden had. Hij zag de grote villa’s van de rijken. Hij hoorde bij de koninklijke hofhouding. Hij werd onderricht „in alle wijsheid der Egyptenaren”, waaronder waarschijnlijk astronomie, wiskunde en andere wetenschappen (Hand. 7:22). De rijkdom, macht en privileges waar een gewone Egyptenaar alleen maar van kon dromen, lagen binnen handbereik!
2 Maar op veertigjarige leeftijd nam Mozes een beslissing die de Egyptische koninklijke familie, die hem had geadopteerd, ongetwijfeld zal hebben verbijsterd. Hij koos zelfs niet voor het ’normale’ leven van de gemiddelde Egyptenaar, maar hij koos voor het leven van een slaaf! Waarom? Mozes had geloof. (Lees Hebreeën 11:24-26.) Door geloof zag Mozes veel meer dan de stoffelijke wereld. Als geestelijk mens stelde hij geloof in „de Onzichtbare”, Jehovah, en in de vervulling van Zijn beloften (Hebr. 11:27).
3. Welke drie vragen worden in dit artikel beantwoord?
3 Ook wij moeten meer zien dan zichtbaar is voor het blote oog. We moeten „het soort [zijn] dat geloof heeft” (Hebr. 10:38, 39). Laten we ter versterking van ons geloof eens bespreken wat er in Hebreeën 11:24-26 over Mozes gezegd wordt. Probeer daarbij de volgende vragen te beantwoorden: Hoe hielp geloof Mozes om vleselijke verlangens af te wijzen? Hoe hielp zijn geloof hem om ondanks smaad zijn dienstvoorrechten als kostbaar te bezien? En waarom hield hij „het oog oplettend gericht op de beloning”?
HIJ WEES VLESELIJKE VERLANGENS AF
4. Wat begreep Mozes in verband met de „genieting der zonde”?
4 Door geloof begreep Mozes dat de „genieting der zonde” tijdelijk was. Anderen hebben misschien geredeneerd: Egypte, dat doortrokken is van afgoderij en spiritisme, is uitgegroeid tot een wereldmacht, terwijl Jehovah’s volk zich in slavernij bevindt! Maar Mozes wist dat God de dingen kon veranderen. Hoewel het goed leek te gaan met genotzuchtige personen, wist Mozes door zijn geloof dat slechte mensen zouden vergaan. Hij liet zich dus niet verleiden door „de tijdelijke genieting der zonde”.
5. Wat zal ons helpen weerstand te bieden aan „de tijdelijke genieting der zonde”?
5 Hoe kun je weerstand bieden aan „de tijdelijke genieting der zonde”? Vergeet nooit dat zondig genot van korte duur is. Stel geloof in wat de Bijbel zegt: „De wereld gaat bovendien voorbij en ook haar begeerte” (1 Joh. 2:15-17). Mediteer over de toekomst van zondaars die geen berouw hebben. Ze bevinden zich „op een glibberige bodem” en komen binnenkort „door plotselinge verschrikkingen aan hun eind” (Ps. 73:18, 19). Als je in de verleiding komt te zondigen, vraag je dan af: wat voor toekomst wil ik voor mezelf?
6. (a) Waarom weigerde Mozes „de zoon van de dochter van Farao genoemd te worden”? (b) Waarom vind je dat Mozes een goede beslissing heeft genomen?
6 Mozes’ geloof had ook invloed op zijn carrièrekeuze. „Door geloof heeft Mozes, toen hij opgegroeid was, geweigerd de zoon van de dochter van Farao genoemd te worden” (Hebr. 11:24). Hij redeneerde niet dat hij God als lid van het koninklijke hof kon dienen en dan zijn rijkdom en positie kon gebruiken om zijn Israëlitische broeders te helpen. In plaats daarvan was Mozes vastbesloten om Jehovah lief te hebben met heel zijn hart, ziel en kracht (Deut. 6:5). Zijn keuze bespaarde hem een hoop ellende. Een groot deel van de schatten van Egypte die hij opgaf, werden niet lang daarna als buit meegenomen — uitgerekend door de Israëlieten! (Ex. 12:35, 36) Farao werd vernederd en gedood (Ps. 136:15). Maar Mozes bleef in leven en werd door God gebruikt om het hele volk in veiligheid te brengen. Zijn leven had echt betekenis.
7. (a) Waarom moeten we volgens Mattheüs 6:19-21 verder kijken dan de directe toekomst? (b) Vertel een ervaring die het verschil aangeeft tussen materiële en geestelijke schatten.
7 Als je een jonge aanbidder van Jehovah bent, hoe kan geloof je dan helpen bij het kiezen van een carrière? Het is verstandig om plannen te maken voor de toekomst. Maar zal geloof in Gods beloften je ertoe motiveren in een tijdelijke toekomst te investeren of in een eeuwige? (Lees Mattheüs 6:19-21.) Met die vraag zat een getalenteerde balletdanseres die Sophie heet. Ze kreeg beurzen en aanlokkelijke carrièremogelijkheden aangeboden bij diverse balletgezelschappen in de Verenigde Staten. „Het was geweldig om zo bewonderd te worden. Ik voelde me zelfs superieur aan mijn leeftijdgenoten”, erkent ze. „Maar ik was ongelukkig.” Toen bekeek ze de dvd Jonge mensen vragen — Wat ga ik met mijn leven doen? „Ik besefte dat de wereld me succes en de bewondering van fans had gegeven in ruil voor mijn onverdeelde aanbidding van Jehovah”, zegt ze. „Ik bad vurig tot Jehovah en zette toen een punt achter mijn danscarrière.” Wat vindt ze achteraf van die beslissing? „Ik mis mijn oude leventje niet. Ik ben nu echt gelukkig. Ik pionier samen met mijn man. We zijn niet beroemd, en in materieel opzicht hebben we niet veel. Maar we hebben Jehovah, Bijbelstudies en geestelijke doelen. Ik heb er geen spijt van.”
8. Welke Bijbelse raad kan een jongere helpen te beslissen wat hij met zijn leven gaat doen?
8 Jehovah weet wat het beste voor je is. Mozes zei: „Wat vraagt Jehovah, uw God, anders van u dan Jehovah, uw God, te vrezen, door al zijn wegen te bewandelen en hem lief te hebben en Jehovah, uw God, met geheel uw hart en geheel uw ziel te dienen, de geboden van Jehovah en zijn inzettingen die ik u heden gebied, te onderhouden, tot uw welzijn?” (Deut. 10:12, 13) Als je nog jong bent, kies dan een carrière die je in staat stelt Jehovah lief te hebben en hem te dienen met heel je hart en ziel. Je kunt er zeker van zijn dat dit de beste keus is.
HIJ BEZAG ZIJN DIENSTVOORRECHTEN ALS KOSTBAAR
9. Leg uit waarom Mozes het misschien moeilijk vond om zijn taak uit te voeren.
9 Over Mozes wordt gezegd dat „hij de smaad van de Christus een grotere rijkdom achtte dan de schatten van Egypte” (Hebr. 11:26). Mozes was aangesteld als „de Christus” of gezalfde. Dat hield in dat Jehovah hem had uitgekozen om Israël uit Egypte te leiden. Mozes wist dat het een moeilijke opdracht was die zelfs „smaad” voor hem zou betekenen. Een van de Israëlieten had eerder spottend gezegd: „Wie heeft u tot vorst en rechter over ons aangesteld?” (Ex. 2:13, 14) Later vroeg Mozes aan Jehovah: „Hoe zal Farao ooit naar mij luisteren?” (Ex. 6:12) Om zich voor te bereiden op tegenstand vertelde hij Jehovah over zijn angsten en zorgen. Hoe hielp Jehovah hem om zijn moeilijke taak uit te voeren?
10. Hoe rustte Jehovah Mozes toe voor zijn taak?
10 Ten eerste gaf Jehovah Mozes de verzekering: „Ik zal bewijzen met u te zijn” (Ex. 3:12). Ten tweede gaf Jehovah hem vertrouwen door één aspect van de betekenis van zijn naam uit te leggen: „Ik zal worden wat mij ook behaagt” (Ex. 3:14, vtn.). * Ten derde schonk hij Mozes wonderbare kracht als bewijs dat hij inderdaad door God gestuurd was (Ex. 4:2-5). Ten vierde gaf Jehovah hem een partner en woordvoerder, Aäron, om hem te helpen bij zijn taak (Ex. 4:14-16). Tegen het eind van zijn leven was Mozes er volledig van overtuigd dat God Zijn aanbidders toerust voor elke taak die Hij aan hen geeft. Daarom kon hij vol vertrouwen tegen zijn opvolger, Jozua, zeggen: „Jehovah zelf trekt voor u uit. Hijzelf zal met u blijven. Hij zal u niet in de steek laten, noch u geheel en al verlaten. Wees niet bevreesd, noch verschrikt” (Deut. 31:8).
11. Waarom bezag Mozes zijn taak als heel kostbaar?
11 Met Jehovah’s steun bezag Mozes zijn overweldigende taak als heel kostbaar en als waardevoller dan „de schatten van Egypte”. In vergelijking met dienst voor de almachtige God was werken voor Farao niets bijzonders. En wat stelde de positie van prins in Egypte voor als hij „de Christus” of gezalfde van Jehovah kon zijn? Mozes werd beloond voor zijn goede instelling. Hij had een speciale band met Jehovah, van wie hij ontzagwekkende kracht kreeg toen hij de Israëlieten naar het beloofde land leidde (Deut. 34:10-12).
12. Welke voorrechten heeft Jehovah ons gegeven?
12 Ook wij hebben een opdracht. Via Jezus heeft Jehovah ons, net als Paulus en anderen, aan „een bediening” toegewezen. (Lees 1 Timotheüs 1:12-14.) We hebben allemaal het voorrecht het goede nieuws bekend te maken (Matth. 24:14; 28:19, 20). Sommigen zijn in de volletijddienst. Rijpe broeders dienen in de gemeente als dienaren en ouderlingen. Maar het kan zijn dat familieleden die geen Getuigen zijn of anderen de waarde van die voorrechten in twijfel trekken of je zelfs bekritiseren vanwege je zelfopoffering (Matth. 10:34-37). Als je daardoor ontmoedigd raakt, ga je je misschien afvragen of je offers wel de moeite waard zijn en of je je eigenlijk wel van je taak kunt kwijten. Hoe zal geloof je in dat geval helpen te volharden?
13. Hoe rust Jehovah ons toe voor onze theocratische toewijzingen?
13 Vraag Jehovah in geloof om zijn steun. Vertel hem over je angsten en je zorgen. Hij is degene die je een opdracht heeft gegeven, en hij zal je helpen om er een succes van te maken. Hoe? Op dezelfde manieren als hij Mozes heeft geholpen. Ten eerste geeft Jehovah je de verzekering: „Ik wil u sterken. Ik wil u werkelijk helpen. Ik wil u werkelijk stevig vasthouden met mijn rechterhand van rechtvaardigheid” (Jes. 41:10). Ten tweede herinnert hij je eraan dat zijn beloften betrouwbaar zijn: „Ik heb het gesproken, ik zal het ook doen komen. Ik heb het geformeerd, ik zal het ook doen” (Jes. 46:11). Ten derde geeft Jehovah je „de kracht die datgene wat normaal is te boven gaat” om je dienst te volbrengen (2 Kor. 4:7). Ten vierde helpt je zorgzame Vader je om te volharden via een internationale broederschap van ware aanbidders die elkaar blijven „vertroosten en elkaar [blijven] opbouwen” (1 Thess. 5:11). Doordat Jehovah je toerust om je van je toewijzingen te kwijten, zal je geloof in hem sterker worden. Je zult je dienstvoorrechten dan bezien als rijkdommen die meer waarde hebben dan welke aardse schatten maar ook.
„HIJ HIELD HET OOG OPLETTEND GERICHT OP DE BELONING”
14. Waarom wist Mozes zeker dat hij beloond zou worden?
14 Mozes „hield het oog oplettend gericht op de beloning” (Hebr. 11:26). Hij liet zijn kijk beïnvloeden door wat hij over de toekomst wist, ook al was die kennis toen nog beperkt. Net als zijn voorvader Abraham had Mozes het vertrouwen dat Jehovah de doden kon opwekken (Luk. 20:37, 38; Hebr. 11:17-19). Door het vooruitzicht van toekomstige zegeningen werd Mozes geholpen de veertig jaar als vluchteling en de veertig jaar in de wildernis niet als verspilde tijd te zien. Hoewel hij niet precies wist hoe Gods beloften in vervulling zouden gaan, had hij zo veel geloof dat hij de onzichtbare beloning als het ware kon zien.
15, 16. (a) Waarom moeten we ons op onze beloning richten? (b) Naar welke Koninkrijkszegeningen kijk jij uit?
15 Houd jij „het oog oplettend gericht op de beloning”? Net als Mozes kennen we nog niet alle details over Gods beloften. We weten bijvoorbeeld niet „wanneer de bestemde tijd is” voor de grote verdrukking (Mark. 13:32, 33). Toch weten we veel meer over het toekomstige paradijs dan Mozes. Zonder alle details te kennen, weten we genoeg over Jehovah’s beloften om ons „oog oplettend gericht” te kunnen houden op het leven onder Gods Koninkrijk. Als we een duidelijk beeld hebben van de nieuwe wereld, zal dat ons motiveren eerst het Koninkrijk te zoeken. Waarom? Denk hier eens over na: zou je een huis kopen waar je bijna niets over weet? Natuurlijk niet! Zo zouden we ook niet ons hele leven besteden aan het nastreven van een vage hoop. Ons geloof moet ons een duidelijk beeld geven van het leven onder het Koninkrijk.
16 Om je een beter beeld van Gods Koninkrijk te vormen, moet je je „oog oplettend gericht” houden op jouw leven in het paradijs. Gebruik je inlevingsvermogen. Als je bijvoorbeeld Bijbelse personages bestudeert die vóór Jezus leefden, bedenk dan wat je ze na hun opstanding zou willen vragen. Stel je voor wat ze jou zouden vragen over je leven in de laatste dagen. Denk erover na hoe bijzonder het zal zijn om je voorouders van eeuwen geleden te ontmoeten en ze te vertellen wat God voor ze gedaan heeft. Stel je voor hoe geweldig het zal zijn om te leren over wilde dieren door ze in een vredige omgeving te observeren. Sta erbij stil hoe je band met Jehovah steeds hechter wordt terwijl je tot volmaaktheid groeit.
17. Hoe kan een duidelijk beeld van onze toekomstige beloning ons helpen?
17 Een duidelijk beeld van onze toekomstige beloning helpt ons te volharden, vreugdevol te zijn en beslissingen te nemen met eeuwig leven in gedachten. Paulus schreef aan gezalfde christenen: „Indien wij echter hopen op wat wij niet zien, blijven wij er met volharding op wachten” (Rom. 8:25). Dat geldt in principe voor alle christenen die de hoop hebben op eeuwig leven. Hoewel we „de beloning” nog niet hebben gekregen, is ons geloof zo sterk dat we er geduldig op blijven wachten. Net als Mozes zien we de jaren in Jehovah’s dienst niet als verspilde tijd. We zijn het eens met wat Paulus zei: „De dingen die men ziet, zijn tijdelijk, maar de dingen die men niet ziet, zijn eeuwig.” (Lees 2 Korinthiërs 4:16-18.)
18, 19. (a) Waarom moeten we vechten om ons geloof te bewaren? (b) Wat gaan we in het volgende artikel bespreken?
18 Door geloof onderscheiden we „het overtuigende bewijs” van werkelijkheden die niet worden gezien (Hebr. 11:1, vtn.). „Een fysiek mens” ziet niet in hoe kostbaar het is om Jehovah te dienen. Voor hem zijn geestelijke schatten „dwaasheid” (1 Kor. 2:14). Maar wij hebben de hoop eeuwig te leven en getuige te zijn van de opstanding, terwijl de wereld die dingen niet ’ziet’. Net als de filosofen in de tijd van Paulus die hem een onwetende „babbelaar” noemden, denken de meeste mensen tegenwoordig dat de hoop die we prediken volslagen onzin is (Hand. 17:18).
19 Omdat we omgeven worden door een ongelovige wereld, moeten we vechten om ons geloof te bewaren. Smeek Jehovah of je geloof stand mag houden (Luk. 22:32). Denk net als Mozes na over de gevolgen van de zonde, over het grote voorrecht om Jehovah te dienen en over je hoop op eeuwig leven. Maar er valt nog veel meer van Mozes’ voorbeeld te leren. In het volgende artikel gaan we bespreken hoe geloof hem hielp „de Onzichtbare” te zien (Hebr. 11:27).
^ ¶10 Een Bijbelgeleerde schreef over Gods woorden in Exodus 3:14: „Niets kan hem beletten zijn wil uit te voeren (...) Die naam [Jehovah] moest Israëls vesting worden, een onuitputtelijke bron van hoop en vertroosting.”