Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Is het goed om van gedachten te veranderen?

Is het goed om van gedachten te veranderen?

EEN groepje jonge Getuigen besluit naar de bioscoop te gaan om een film te kijken waar iedereen op school het over heeft. Bij de bioscoop aangekomen, zien ze dat er op de filmposters grote geweren en halfnaakte vrouwen staan. Wat gaan ze doen? Gaan ze de film alsnog kijken?

Deze situatie illustreert dat sommige beslissingen die we nemen een goede of een slechte invloed kunnen hebben op onze geestelijke instelling en onze band met Jehovah. Soms ben je misschien van plan iets te doen, maar als je er later nog eens over nadenkt, verander je van gedachten. Ben je dan besluiteloos, of is het juist goed om van gedachten te veranderen?

Wanneer van gedachten veranderen niet goed is

Omdat we van Jehovah houden, hebben we ons aan hem opgedragen en ons laten dopen. We willen heel graag trouw blijven aan Jehovah. Maar Satan de Duivel, onze vijand, probeert ons zo ver te krijgen dat we ontrouw aan Jehovah zijn (Openb. 12:17). We hebben de beslissing genomen Jehovah te dienen en hem te gehoorzamen, en op die belangrijke beslissing mogen we nooit terugkomen! Dat kan ons het leven kosten.

Ongeveer 2600 jaar geleden liet Nebukadnezar, de koning van Babylon, een gigantisch beeld van goud maken, en hij gebood iedereen daarvoor te buigen en het te aanbidden. Wie dat niet deed, zou in een brandende oven gegooid worden. Sadrach, Mesach en Abednego — drie jonge mannen die Jehovah dienden — weigerden dat bevel te gehoorzamen. Omdat ze niet voor het beeld wilden buigen, werden ze in de oven gegooid. Jehovah redde hun leven door een wonder. Maar ook als hij dat niet had gedaan, waren ze bereid geweest te sterven; ze kwamen niet terug op hun beslissing om Jehovah te dienen (Dan. 3:1-27).

Een tijd later liep de profeet Daniël het gevaar in de leeuwenkuil gegooid te worden als anderen hem tot God zouden zien bidden. Toch hield hij vast aan zijn gewoonte en bad drie keer per dag. Daniël bleef bij zijn besluit de ware God te aanbidden, en als gevolg daarvan werd hij gered „uit de klauw der leeuwen” (Dan. 6:1-27).

Ook in deze tijd houden Gods aanbidders zich aan de belofte die ze bij hun opdracht aan hem hebben gedaan. Op een school in Afrika weigerde een groep leerlingen die Getuigen waren om mee te doen aan een ceremonie waarbij een nationaal symbool werd vereerd. Er werd gedreigd dat ze van school gestuurd zouden worden als ze niet met de andere leerlingen mee zouden doen. Kort daarna kwam de Minister van Onderwijs naar de stad, en hij praatte met een paar van die leerlingen. Beleefd maar moedig legden deze jonge Getuigen hun standpunt uit. Na dat gesprek heeft deze kwestie niet meer gespeeld. Jonge Getuigen kunnen nu naar school zonder onder druk gezet te worden Jehovah ongehoorzaam te zijn.

Een ander voorbeeld is Joseph, wiens vrouw aan kanker leed en plotseling stierf. Josephs familie begreep en respecteerde zijn standpunt in verband met begrafenisrituelen. Maar de familie van zijn vrouw is niet in de waarheid, en zij wilden dat er bepaalde begrafenisrituelen zouden plaatsvinden waarvan Joseph wist dat God die niet goedkeurt. Hij vertelt: „Toen ik bij mijn standpunt bleef, probeerden ze mijn kinderen te beïnvloeden, maar ook die lieten zich niet ompraten. De familie probeerde ook, volgens het plaatselijke gebruik, in ons huis een dodenwake te organiseren. Ik zei dat als ze per se een dodenwake wilden houden, ze dat niet in mijn huis mochten doen. Omdat ze wisten dat een dodenwake in strijd was met mijn geloof en dat van mijn vrouw, voerden ze het ritueel na veel discussie uit op een andere plaats.

In die moeilijke tijd smeekte ik Jehovah of hij ons gezin wilde helpen zijn wetten niet te overtreden. Hij heeft mijn gebeden verhoord en heeft ons geholpen om ondanks de druk standvastig te blijven.” Voor Joseph en zijn kinderen was het geen optie om van gedachten te veranderen en Jehovah ongehoorzaam te zijn.

Wanneer van gedachten veranderen een goed idee kan zijn

Niet lang na het Pascha van het jaar 32 kwam er in de buurt van Sidon een Fenicische vrouw naar Jezus toe. Ze bleef hem vragen of hij haar dochter uit de macht van een demon wilde bevrijden. Eerst antwoordde Jezus niet. Hij zei tegen zijn volgelingen: „Ik ben slechts tot de verloren schapen van het huis van Israël gezonden.” Toen ze bleef aandringen, zei Jezus: „Het is niet juist het brood van de kinderen te nemen en het hondjes voor te werpen.” De vrouw liet zien dat ze een groot geloof had en zei: „Jawel, Heer, maar de hondjes eten toch ook van de kruimels die van de tafel van hun meesters vallen.” Jezus veranderde van gedachten en maakte haar dochter beter (Matth. 15:21-28).

Door bereid te zijn van gedachten te veranderen als de situatie dat toeliet, volgde Jezus het voorbeeld van Jehovah. Toen de Israëlieten bijvoorbeeld een gouden kalf hadden gemaakt, wilde Jehovah ze vernietigen. Toch was hij bereid zich door Mozes op andere gedachten te laten brengen (Ex. 32:7-14).

De apostel Paulus volgde het voorbeeld van Jehovah en Jezus. Een tijdlang was Paulus van mening dat het beter was om Markus niet op de volgende zendingsreis mee te nemen omdat hij Paulus en Barnabas op hun eerste zendingsreis in de steek had gelaten. Maar later besefte Paulus blijkbaar dat Markus veel had geleerd en hem goed zou kunnen helpen. Daarom zei Paulus tegen Timotheüs: „Neem Markus en breng hem met u mee, want ik kan hem goed gebruiken om dienst te verrichten” (2 Tim. 4:11).

Wat leren we hieruit? Jehovah is volmaakt, en toch is hij bereid om van gedachten te veranderen omdat hij vergevingsgezind, geduldig en liefdevol is. Wij zijn onvolmaakt, en soms zien we dingen verkeerd. Er is dus voor ons nog meer reden om af en toe van gedachten te veranderen. Zo moeten we misschien onze mening over anderen weleens bijstellen, bijvoorbeeld als we iemands situatie beter gaan begrijpen.

Ook als het gaat om theocratische doelen is het soms goed om van gedachten te veranderen. Iemand die de Bijbel bestudeert en al een tijdje de vergaderingen bezoekt, zou de doop kunnen uitstellen. Er zijn misschien broeders en zusters die aarzelen om te gaan pionieren, ook al zouden ze dat wel kunnen. En misschien hebben sommige broeders niet zo veel zin om te streven naar verantwoordelijkheden in de gemeente (1 Tim. 3:1). Herken je jezelf in een van die scenario’s? Jehovah nodigt je liefdevol uit voor zulke voorrechten. Waarom zou je je manier van denken niet proberen aan te passen? Het zal je gelukkig maken als je je tijd en energie aan God en anderen geeft.

Van gedachten veranderen kan tot veel goeds leiden

Ella, een Betheliet in Afrika, zegt: „Toen ik net op Bethel was, wist ik niet of ik lang zou blijven. Ik wilde Jehovah graag het beste geven, maar ik was heel close met mijn familie. In het begin miste ik ze heel erg! Maar mijn kamergenoot beurde me op, en ik besloot te blijven. Ondertussen zit ik al tien jaar op Bethel, en ik wil mijn broeders en zusters zo lang mogelijk blijven dienen door in mijn Betheltoewijzing te blijven.”

Wanneer van gedachten veranderen absoluut noodzakelijk is

Wat gebeurde er met Kaïn toen hij jaloers was op zijn broer en woedend werd? God zag dat Kaïn op het punt stond iets slechts te doen en waarschuwde hem dat hij zijn woede moest beheersen. God zei dat de zonde „aan de ingang op de loer” lag. Kaïn had zijn gedachten en zijn instelling nog kunnen veranderen, maar hij koos ervoor om Gods raad naast zich neer te leggen. Het tragische gevolg was dat Kaïn zijn broer vermoordde! — Gen. 4:2-8.

Wat als Kaïn van gedachten was veranderd?

Denk ook eens aan koning Uzzia. In het begin was hij gehoorzaam aan Jehovah en had hij een goede band met hem. Maar jammer genoeg werd hij trots. Hij ging de tempel in om reukwerk te offeren, iets wat alleen priesters mochten doen. Veranderde hij van gedachten toen de priesters hem waarschuwden dat niet te doen? Nee, Uzzia „werd woedend” en negeerde hun waarschuwing. Het gevolg was dat Jehovah hem melaats maakte (2 Kron. 26:3-5, 16-20).

Er zijn dus gevallen waarin het absoluut nodig is dat we van gedachten veranderen. Neem bijvoorbeeld Joachim. Hij had zich in 1955 laten dopen, maar in 1978 werd hij uitgesloten. Meer dan twintig jaar later toonde hij berouw en werd hij hersteld als één van Jehovah’s Getuigen. Kort geleden vroeg een ouderling hem waarom hij zo lang had gewacht met een verzoek tot herstel. Joachim zei: „Ik was boos, en ook trots. Ik heb er echt spijt van dat ik zo lang heb gewacht. De hele periode dat ik uitgesloten was, wist ik dat Jehovah’s Getuigen de waarheid hadden.” Hij moest dus zijn instelling veranderen en berouw hebben.

Ook voor ons is het soms nodig dat we van gedachten veranderen en een andere weg inslaan. Als we bereid zijn dat te doen, zal Jehovah blij met ons zijn (Ps. 34:8).