LEVENSVERHAAL
‘Laten de vele eilanden zich verheugen’
Het was 22 mei 2000, een dag die ik niet snel zal vergeten. Samen met een paar andere broeders uit verschillende delen van de wereld zat ik in de vergaderruimte van het Besturende Lichaam. We wachtten met spanning op het Schrijverscomité, dat ieder moment kon binnenkomen. Ons was gevraagd om een presentatie te houden. In de weken ervoor hadden we problemen geanalyseerd waar vertalers tegenaan liepen, en nu moesten we oplossingen aandragen. Maar waarom was deze bijeenkomst zo belangrijk? Voordat ik dat uitleg, zal ik eerst eens iets over mijn achtergrond vertellen.
IK BEN in 1955 in Queensland (Australië) geboren. Kort na mijn geboorte begon mijn moeder, Estelle, met Jehovah’s Getuigen de Bijbel te bestuderen. Het jaar daarop werd ze gedoopt. Mijn vader, Ron, kwam dertien jaar later in de waarheid. Zelf ben ik in 1968 gedoopt, in de outback van Queensland.
Van jongs af aan houd ik van lezen, en ik ben altijd al gefascineerd geweest door taal. Als we met het gezin tochtjes met de auto gingen maken, moet het voor mijn ouders frustrerend zijn geweest dat ik op de achterbank steeds maar zat te lezen in plaats van te genieten van het uitzicht. Maar op school was het juist handig dat ik zo van lezen hield. Toen ik in Glenorchy op het eiland Tasmanië op de middelbare school zat, won ik verschillende prijzen voor goede leerprestaties.
Toen kwam het moment dat ik een belangrijke beslissing moest nemen. Zou ik een beurs aanvaarden om aan de universiteit te studeren? Hoeveel ik ook van lezen en leren hield, ik ben dankbaar dat mijn moeder me had geleerd om nog meer van Jehovah te houden (1 Kor. 3:18, 19). Daarom ging ik, zodra ik mijn diploma had gehaald, met toestemming van mijn ouders van school om te kunnen pionieren. Dat was in januari 1971, toen ik vijftien was.
Ik had het voorrecht om de daaropvolgende acht jaar in Tasmanië te pionieren. Ondertussen trouwde ik met een mooie Tasmaanse vrouw, Jenny Alcock. Samen dienden we vier jaar als speciale pioniers in een aantal geïsoleerde gebieden, namelijk Smithton en Queenstown.
NAAR DE EILANDEN IN DE GROTE OCEAAN
In 1978 gingen we voor het eerst naar het buitenland, om een internationaal congres in Port Moresby (Papoea-Nieuw-Guinea) bij te wonen. Ik weet nog goed hoe ik naar een zendeling zat te luisteren die een lezing in het Hirimotu gaf. Hoewel ik niets van zijn lezing begreep, ontstond bij mij op dat moment het verlangen om ook zendeling te worden, andere talen te leren en zulke lezingen te kunnen houden. Eindelijk had ik een manier gevonden om mijn liefde voor Jehovah te combineren met mijn liefde voor taal.
Toen we terug waren in Australië, werden we tot onze verrassing uitgenodigd om als zendelingen te dienen op Funafuti, een eiland in Tuvalu (voorheen Ellice Islands). We kwamen in januari 1979 in onze nieuwe toewijzing aan. Op dat moment waren er in heel Tuvalu nog maar drie andere gedoopte verkondigers.
Het was niet makkelijk om Tuvaluaans te leren. Het enige boek dat in die taal beschikbaar was, was het ‘Nieuwe Testament’. Er waren geen woordenboeken of taalcursussen, dus probeerden we zelf zo’n tien tot twintig nieuwe woorden per dag te leren. Maar al gauw kwamen we erachter dat we van de meeste woorden die we hadden geleerd niet de juiste betekenis kenden. We wilden mensen bijvoorbeeld vertellen dat waarzeggerij verkeerd is, maar in plaats daarvan zeiden we dat ze het gebruik van weegschalen en wandelstokken moesten vermijden! Om de vele mensen die we Bijbelstudie gaven te kunnen helpen, moesten we de taal goed onder de knie krijgen. Daarom bleven we oefenen. Jaren later zei iemand met wie we in die periode hadden gestudeerd: ‘We zijn zo blij dat jullie de taal nu goed spreken. In het begin hadden we geen idee waar jullie het over hadden!’
Maar eigenlijk zaten we in wat je misschien wel de ideale situatie zou kunnen noemen om een nieuwe taal te leren. Omdat er geen huizen te huur waren, gingen we bij een Getuigengezin inwonen in het grootste dorp van het eiland. Dit betekende dat we helemaal in de taal en het dorpsleven werden ondergedompeld. Toen we een paar jaar geen Engels hadden gesproken, was Tuvaluaans onze eerste taal geworden.
Al gauw begonnen veel mensen interesse te tonen in de waarheid. Maar wat konden we met ze bestuderen? We hadden immers geen publicaties 1 Kor. 14:9) We vroegen ons af: zullen er ooit publicaties komen in het Tuvaluaans, een taal die door nog geen 15.000 mensen wordt gesproken? Jehovah’s antwoord op die vragen heeft twee dingen bewezen: (1) hij wil dat zijn Woord ‘op de eilanden ver weg’ wordt bekendgemaakt en (2) hij wil dat degenen die door de wereld als ‘nederig en gering’ worden bezien, hun toevlucht zoeken bij zijn naam (Jer. 31:10; Zef. 3:12).
in hun taal. Hoe moesten ze persoonlijke studie doen? Als ze de vergaderingen zouden gaan bezoeken, welke liederen moesten ze dan zingen, welk materiaal konden ze gebruiken en hoe konden ze zich op de vergaderingen voorbereiden? Hoe zouden ze ooit kunnen groeien tot de doop? Deze nederige mensen hadden geestelijk voedsel in hun eigen taal nodig! (GEESTELIJK VOEDSEL VERTALEN
In 1980 kregen we van het bijkantoor de toewijzing om als vertaler te gaan werken — iets waarvoor we ons totaal niet bekwaam voelden (1 Kor. 1:28, 29). We begonnen te drukken met een oude stencilmachine, die we van de overheid konden kopen. Daarmee maakten we materiaal voor de vergaderingen. We vertaalden zelfs het boek De waarheid die tot eeuwig leven leidt in het Tuvaluaans en drukten het met dezelfde machine. Ik kan me nog goed de sterke inktlucht herinneren en de moeite die het kostte om in de intense tropische hitte lectuur te drukken. We moesten alles met de hand doen, want we hadden in die tijd nog geen elektriciteit.
Het was een hele uitdaging om in het Tuvaluaans te vertalen, want er waren nauwelijks naslagwerken. Maar soms kwam er hulp uit onverwachte hoek. Op een ochtend belde ik per ongeluk bij een tegenstander van de waarheid aan. De bewoner van het huis, een oudere man die leraar was geweest, aarzelde niet om me eraan te herinneren dat we niet bij hem mochten aanbellen. Daarna zei hij: ‘Ik wil nog één ding zeggen. Jullie gebruiken in jullie vertaling te vaak de passieve vorm. Dat is in het Tuvaluaans niet gebruikelijk.’ Ik vroeg het na en het bleek te kloppen. Dus brachten we de nodige aanpassingen aan. Ik stond er echt van te kijken dat
Jehovah ons hulp had gegeven via een tegenstander, die duidelijk onze lectuur las.Het eerste wat in het Tuvaluaans voor verspreiding werd gedrukt, was een avondmaalsuitnodiging. Daarna verscheen Koninkrijksnieuws nr. 30, dat tegelijk met het Engelse traktaat werd uitgegeven. Wat vonden we het geweldig om mensen iets in hun eigen taal te kunnen geven! In de loop van de tijd kwamen er enkele brochures en zelfs wat boeken in het Tuvaluaans. In 1983 begon het Australische bijkantoor een kwartaaluitgave van De Wachttoren te drukken, met 24 bladzijden. Daardoor konden we elke week gemiddeld zeven alinea’s bestuderen. Hoe werd hierop gereageerd? Mensen in Tuvalu houden van lezen, dus onze lectuur werd enorm populair. Elke keer dat er een nieuwe publicatie uitkwam, deed de staatsradio een mededeling in het journaal. Soms haalde het zelfs de krantenkoppen. *
Hoe werd het vertaalwerk gedaan? Eerst schreven we de vertaling op met pen en papier. Daarna typten we de vertaling net zo vaak over tot die klaar was om verstuurd te worden naar het Australische bijkantoor. Daar werd de tekst op een computer ingevoerd, door twee zusters die geen van beiden Tuvaluaans kenden. Maar doordat ze de tekst allebei afzonderlijk invoerden en daarna de verschillen vergeleken, werden er opvallend weinig fouten gemaakt. Het bijkantoor voegde de tekst met de plaatjes samen en stuurde deze gezette bladzijden per luchtpost naar ons terug. Wij controleerden die vervolgens en stuurden ze weer terug om gedrukt te worden.
Wat is er inmiddels veel veranderd! Nu voeren de vertaalteams de tekst direct in op de computer en brengen zelf de correcties aan. Daarna wordt de tekst meestal lokaal met de afbeeldingen samengevoegd, waarna de gezette bladzijden digitaal worden verstuurd naar het bijkantoor waar ze worden gedrukt. Nu hoeft niemand meer gestrest naar het postkantoor te rennen om de vertaling te versturen.
ANDERE TOEWIJZINGEN
In de loop van de jaren kregen Jenny en ik verschillende toewijzingen op eilanden in de Grote Oceaan. In 1985 werden we toegewezen aan het Samoaanse bijkantoor, waar we hielpen bij het vertaalwerk in het Samoaans, Tongaans en Tokelauaans. Intussen hielpen we ook nog steeds bij het vertaalwerk in het Tuvaluaans. * In 1996 werden we toegewezen aan het bijkantoor in Fiji, waar we hielpen bij het vertaalwerk in het Fiji, Kiribatisch, Nauruaans, Rotumaans en Tuvaluaans.
Ik sta telkens weer versteld van de ijver van onze vertalers. Het werk kan behoorlijk intensief zijn. Maar deze trouwe broeders en zusters volgen graag Jehovah na, die wil dat het goede nieuws gepredikt wordt tot ‘elke natie en stam en taal en elk volk’ (Openb. 14:6). Toen er bijvoorbeeld plannen waren om De Wachttoren in het Tongaans te vertalen, vergaderde ik met alle ouderlingen van Tonga en vroeg wie er als vertaler opgeleid zou kunnen worden. Een van de ouderlingen, die een goede baan als monteur had, bood aan om de volgende dag ontslag te nemen en direct als vertaler aan de slag te gaan. Dat was echt bijzonder, want hij had een gezin om voor te zorgen en had geen idee waar zijn inkomen nu vandaan moest komen. Maar Jehovah zorgde voor hem en zijn gezin, en hij bleef nog jarenlang als vertaler werken.
Zulke vertalers weerspiegelen het standpunt van de broeders van het Besturende Lichaam, die echt oog hebben voor de geestelijke behoeften van kleinere taalgroepen. Op een gegeven moment vroeg iemand bijvoorbeeld of het wel de moeite waard was om lectuur in het Tuvaluaans te produceren. Wat voelde ik me aangemoedigd door het antwoord van het Besturende Lichaam: ‘We zien geen enkele reden waarom jullie zouden moeten stoppen met het vertaalwerk in het Tuvaluaans. Hoewel het Tuvaluaanse veld misschien klein is in vergelijking met andere taalgroepen, moeten de mensen wel in hun eigen taal met het goede nieuws worden bereikt.’
In 2003 werden Jenny en ik overgeplaatst van de Vertaalafdeling in Fiji naar de afdeling Translation Services in Patterson (New York). Een droom kwam uit! We werden deel van een team dat ondersteuning gaf aan het opstarten en uitbreiden van vertaalwerk in verschillende talen. De daaropvolgende twee jaar hadden we het voorrecht verschillende landen te bezoeken om daar vertaalteams te trainen.
ENKELE HISTORISCHE BESLISSINGEN
Terug naar de presentatie waar ik het in het begin over had. In het jaar 2000 besloot het Besturende Lichaam dat de vertaalteams over de hele wereld extra ondersteuning konden gebruiken. Tot dan toe kregen de meeste vertalers heel weinig opleiding. Maar na onze presentatie voor het Schrijverscomité gaf het Besturende Lichaam goedkeuring aan een wereldwijd opleidingsprogramma voor alle vertalers. Het programma bestond uit training in vertaaltechnieken, begrip van het Engels en vertalen in teamverband.
Wat was het resultaat van al deze extra inspanningen? Ten eerste is de kwaliteit van het vertaalwerk verbeterd. Ook is het aantal talen waarin vertaald wordt explosief gestegen. Toen we in 1979 in onze eerste zendingstoewijzing aankwamen, was De Wachttoren beschikbaar in maar 82 talen. De meeste edities verschenen enkele maanden na de Engelse editie. Nu verschijnt De Wachttoren in meer dan 240 talen, in de meeste talen simultaan met het Engels. Er is nu geestelijk voedsel beschikbaar in meer dan 700 talen. Daar konden we jaren geleden alleen maar van dromen!
In 2004 nam het Besturende Lichaam nog een historische beslissing, namelijk om meer vaart achter het vertalen van de Bijbel te zetten. Een paar maanden daarna werd het vertalen van de Bijbel onderdeel van het reguliere vertaalwerk, waardoor de Nieuwe-Wereldvertaling in meer talen vertaald kon worden. In 2014 was deze Bijbelvertaling in zijn geheel of gedeeltelijk gedrukt in 128 talen, inclusief een aantal talen die worden gesproken op eilanden in het zuidelijke deel van de Grote Oceaan.
Een hoogtepunt in mijn leven was het bijwonen van het congres in Tuvalu in 2011. Het hele land werd al maanden geteisterd door extreme droogte en het zag ernaar uit dat het congres zou worden afgelast. Maar op de avond dat we aankwamen, maakte een tropische stortbui een eind aan de droogte. Nu kon het congres toch doorgaan! Ik had het schitterende voorrecht om de Nieuwe-Wereldvertaling van de Christelijke Griekse Geschriften in het Tuvaluaans vrij te geven — de kleinste taalgroep die dat prachtige geschenk ooit heeft ontvangen. Na afloop van het congres was er opnieuw een stortbui. Dus na het congres was er een overvloed aan zowel geestelijk als letterlijk water!
Helaas heeft Jenny, met wie ik meer dan 35 jaar gelukkig getrouwd ben geweest, die gedenkwaardige gebeurtenis niet meer meegemaakt. In 2009 verloor ze na tien jaar de strijd tegen borstkanker. Wat zal ze het geweldig vinden als ze straks, na haar opstanding, hoort dat de Bijbel in het Tuvaluaans is uitgegeven.
Inmiddels heeft Jehovah mij opnieuw gezegend met een mooie vrouw, Loraini Sikivou. Loraini en Jenny hebben op Bethel in Fiji samengewerkt; Loraini deed vertaalwerk in het Fiji. Ik heb dus weer een vrouw die Jehovah trouw dient en ook nog eens mijn liefde voor taal deelt!
Als ik terugkijk, moedigt het me aan als ik zie hoe onze lieve hemelse Vader, Jehovah, voor de behoeften van allerlei taalgroepen zorgt — zowel grote als kleine (Ps. 49:1-3). Ik heb de blije gezichten gezien van mensen die voor het eerst lectuur in hun eigen taal zagen of liederen voor Jehovah zongen in de taal van hun hart. Op die momenten besefte ik hoeveel Jehovah van ons houdt (Hand. 2:8, 11). Ik kan me nog goed een opmerking van Saulo Teasi voor de geest halen. Na een Koninkrijkslied voor het eerst in zijn eigen taal te hebben gezongen, zei hij: ‘Ik vind dat je het Besturende Lichaam maar moet vertellen dat deze liederen in het Tuvaluaans beter klinken dan in het Engels.’
In september 2005 kreeg ik totaal onverwachts het voorrecht om als lid van het Besturende Lichaam van Jehovah’s Getuigen te dienen. Ik kan nu niet meer als vertaler werken, maar ik ben Jehovah dankbaar dat ik nog steeds betrokken mag blijven bij het ondersteunen van het wereldwijde vertaalwerk. Het is geweldig te beseffen dat Jehovah voor de geestelijke behoeften van al zijn aanbidders zorgt, ook voor degenen die op geïsoleerde eilanden in de Grote Oceaan wonen. Het is zoals de psalmdichter zei: ‘Jehovah zelf is koning geworden! Laat de aarde blij zijn. Laten de vele eilanden zich verheugen’ (Ps. 97:1).
^ ¶18 Zie De Wachttoren van 15 december 2000, blz. 32; 1 augustus 1988, blz. 22 en de Ontwaakt! van 22 december 2000, blz. 9 voor voorbeelden van reacties op onze lectuur.
^ ¶22 Zie het Jaarboek 2009, blz. 120, 121, 123, 124 voor meer details over het vertaalwerk in Samoa.