LEVENSVERHAAL
Ik ben nu gek op de dienst!
IK BEN opgegroeid in Balclutha, een plaatsje op het Zuidereiland van Nieuw-Zeeland. Als kind hield ik van Jehovah en van de waarheid. Ik vond de vergaderingen nooit vervelend en in de gemeente voelde ik me veilig en gelukkig. Hoewel ik verlegen was, ging ik elke week graag in de dienst. Ik was niet bang om mijn klasgenoten en anderen getuigenis te geven. Ik was er trots op dat ik een van Jehovah’s Getuigen was. Toen ik 11 was, droeg ik mijn leven aan God op.
IK VERLIES MIJN VREUGDE
Toen ik wat ouder werd, ging mijn hechte band met Jehovah helaas achteruit. Ik dacht dat mijn klasgenoten onbeperkte vrijheid hadden en dat ik iets misliep. Ik vond de regels van mijn ouders en de christelijke normen te streng en geestelijke activiteiten te zwaar. Hoewel ik er nooit aan twijfelde dat Jehovah bestond, begon ik me geestelijk leeg te voelen.
Om niet inactief te worden deed ik symbolisch nog iets voor Jehovah. Als ik ging prediken, was ik nooit voorbereid. Daardoor kon ik maar moeilijk gesprekken beginnen. Mijn dienst was niet productief en gaf me geen vreugde. En dat maakte me nog negatiever. Ik vroeg me af: hoe kan iemand dit week in week uit volhouden?
Toen ik 17 werd, wilde ik heel graag onafhankelijk zijn. Dus pakte ik mijn koffers en vertrok naar Australië. Voor mijn ouders was dat heel moeilijk. Ze maakten zich zorgen, maar ze dachten dat ik zou vasthouden aan mijn geestelijke routine.
In Australië ging ik nog verder achteruit. Ik begon vergaderingen over te slaan. Ik ging om met jongeren die net als ik de ene avond naar de vergadering gingen en de andere in clubs gingen drinken en dansen. Als ik terugkijk, besef ik dat ik met één been in de waarheid stond en met één been in de wereld. Maar ik voelde me nergens echt thuis.
EEN ONVERWACHTE MAAR WAARDEVOLLE LES
Zo’n twee jaar later had ik kort contact met een zuster die me zonder het te weten aan het denken zette over mijn leven. Ik woonde samen met vier vrijgezelle zusters en we vroegen de kringopziener en zijn vrouw, Tamara, om een week bij ons te logeren. Terwijl hij druk bezig was voor de gemeente, bracht Tamara tijd met ons door. We lachten heel wat af. Ze was down-to-earth en je kon makkelijk met haar praten. Ik vond het bijzonder dat iemand die zo geestelijk ingesteld was zo leuk kon zijn.
Tamara liep over van enthousiasme. Haar liefde voor de waarheid en voor de dienst was aanstekelijk. Ze was gelukkig omdat ze Jehovah het beste gaf, terwijl ik ongelukkig was omdat ik niet mijn best deed. Haar positieve houding en oprechte geluk hadden een diepe impact op mijn leven. Haar voorbeeld deed me denken aan een belangrijke Bijbelse waarheid: Jehovah wil dat iedereen hem ‘met vreugde’ en ‘met gejuich’ dient (Ps. 100:2).
MIJN LIEFDE VOOR DE DIENST NIEUW LEVEN INBLAZEN
De vreugde die Tamara had, wilde ik ook. Maar daarvoor moest ik een paar grote veranderingen doorvoeren. Dat ging niet in één keer maar met kleine stappen. Ik begon me voor te bereiden op de dienst en ging af en toe in de hulppioniersdienst. Daardoor werd ik minder nerveus en groeide mijn zelfvertrouwen. Toen ik in de dienst vaker de Bijbel ging gebruiken, kreeg ik echt
een gevoel van voldoening. Al gauw stond ik elke maand in de hulp.Ik sloot vriendschap met broeders en zusters van alle leeftijden die het goed deden in de waarheid en die van hun dienst voor Jehovah genoten. Hun goede voorbeeld hielp me vast te stellen wat het belangrijkst was in mijn leven en een goede geestelijke routine op te bouwen. Ik begon steeds meer van de dienst te genieten en uiteindelijk ging ik in de gewone pioniersdienst. Voor het eerst in jaren voelde ik me stabiel en gelukkig. Ik voelde me thuis in de gemeente.
EEN VASTE PIONIERSPARTNER
Een jaar later ontmoette ik Alex, een lieve, oprechte broeder die van Jehovah en van de dienst hield. Hij was dienaar en pionierde al zes jaar. Hij had ook een tijd gediend waar de behoefte groter was in Malawi. De omgang met zendelingen daar had een blijvende indruk op hem gemaakt. Zij hadden hem aangemoedigd altijd het Koninkrijk op de eerste plaats te stellen.
In 2003 zijn Alex en ik getrouwd. Sindsdien zijn we samen in de volletijddienst. We hebben heel wat mooie lessen geleerd en zijn op allerlei manieren door Jehovah gezegend.
EEN DEUR NAAR MEER ZEGENINGEN
In 2009 werden we gevraagd als zendelingen naar Oost-Timor te gaan, een land in de Indische archipel. We waren geschokt, enthousiast en bezorgd tegelijk. Vijf maanden later kwamen we aan in de hoofdstad, Dili.
Ons leven veranderde totaal. We moesten ons aanpassen aan een nieuwe cultuur en taal, ander voedsel en andere leefomstandigheden. In de dienst werden we vaak *
geconfronteerd met de gevolgen van armoede, slecht onderwijs en onderdrukking. En we zagen bij veel mensen de fysieke en emotionele littekens van oorlog en geweld.De dienst was fantastisch! Zo ontmoette ik een keer Maria, * een droevig meisje van 13. Een paar jaar eerder was haar moeder gestorven en haar vader zag ze maar zelden. Net als veel kinderen van haar leeftijd wist Maria niet wat ze met haar leven wilde. Ik weet nog dat ze een keer huilde toen ze haar hart uitstortte. Maar ik had geen idee wat ze zei omdat ik haar taal nog niet goed sprak. Ik bad tot Jehovah en vroeg of hij me wilde helpen haar op te bouwen. Daarna begon ik vertroostende teksten aan haar voor te lezen. In de jaren daarna zag ik hoe de waarheid Maria’s houding, uiterlijk en leven veranderde. Ze werd gedoopt en leidt nu zelf Bijbelstudies. Maria heeft nu een grote geestelijke familie en voelt dat ze ergens bij hoort.
Jehovah zegent het werk in Oost-Timor. Hoewel de meeste verkondigers in de afgelopen tien jaar zijn gedoopt, dienen velen van hen als pionier, dienaar of ouderling. Andere werken in het vertaalkantoor en helpen bij het vertalen van geestelijk voedsel in plaatselijke talen. Het maakte me echt gelukkig ze te horen zingen op de vergaderingen, de glimlach op hun gezicht te zien en hun geestelijke groei mee te maken.
IK HAD ME GEEN GELUKKIGER LEVEN KUNNEN VOORSTELLEN
Ons leven in Oost-Timor was heel anders dan in Australië. Maar ik had me geen gelukkiger leven kunnen voorstellen. Soms zaten we in een kleine bus vol mensen gepropt, tussen de gedroogde vis en de bergen groente van de plaatselijke markt. Op andere dagen deden we Bijbelstudie in een warm, vochtig huisje waar de kippen op de aarden vloer rondliepen. Maar ondanks de uitdagingen dacht ik vaak: dit is geweldig!
Als ik terugkijk, ben ik mijn ouders dankbaar dat ze hun best hebben gedaan me te leren denken zoals Jehovah en me te steunen, zelfs toen ik het als tiener moeilijk had. Spreuken 22:6 is in mijn geval waar gebleken. Mijn vader en moeder zijn trots op Alex en mij. Het maakt ze gelukkig te zien dat we door Jehovah worden gebruikt. Sinds 2016 zijn we in de kringdienst in het bijkantoorgebied van Australazië.
Het lijkt moeilijk te geloven dat ik de prediking ooit vervelend vond. Ik ben nu gek op de dienst! Ik ben gaan beseffen dat je alleen gelukkig wordt als je God met heel je hart dient, wat er ook gebeurt in het leven. De afgelopen 18 jaar dat ik Jehovah samen met Alex dien zijn de gelukkigste jaren van mijn leven. Ik besef nu dat de psalmist David gelijk had toen hij tegen Jehovah zei: ‘Iedereen die zijn toevlucht bij u zoekt, zal gelukkig zijn en altijd vol vreugde juichen. (...) En wie uw naam liefhebben, zullen in u hun vreugde vinden’ (Ps. 5:11).