Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

LEVENSVERHAAL

Jehovah gaf ons kracht in oorlog en in vrede

Jehovah gaf ons kracht in oorlog en in vrede

Paul: We waren zo opgewonden! Het was november 1985 en we waren op weg naar onze eerste zendingstoewijzing: Liberia in West-Afrika. We maakten een tussenlanding in Senegal. ‘Over een uurtje zijn we in Liberia!’, zei Anne. Maar toen kwam er een mededeling: ‘Passagiers voor Liberia moeten uitstappen. Er is een staatsgreep, dus we kunnen er niet landen.’ De volgende tien dagen verbleven we bij zendelingen in Senegal. Op het nieuws hoorden we berichten uit Liberia over vrachtwagens vol lijken en mensen die werden neergeschoten als ze het uitgaansverbod overtraden.

Anne: We zijn allebei niet zo avontuurlijk. Als klein meisje had ik al de bijnaam Angstige Annie. Ik word al nerveus als ik moet oversteken! Maar we waren vastbesloten om naar onze toewijzing te gaan.

Paul: Anne en ik zijn in het westen van Engeland geboren, maar acht kilometer bij elkaar vandaan. Dankzij de aanmoediging van mijn ouders en van Anne’s moeder zijn we allebei direct na de middelbare school begonnen met pionieren. Ze stonden er volledig achter dat we ons hele leven in de volletijddienst wilden blijven. Toen ik 19 was, kreeg ik het voorrecht om naar Bethel te gaan. Na ons trouwen in 1982 kwam ook Anne naar Bethel.

Gileadgraduatie op 8 september 1985

Anne: We hielden van Bethel, maar we hadden er altijd van gedroomd in een land te dienen waar meer behoefte was. Dat verlangen werd alleen maar groter omdat we op Bethel met voormalige zendelingen samenwerkten. We hebben er drie jaar lang elke avond speciaal over gebeden, dus we waren dolblij toen we in 1985 werden uitgenodigd voor de 79ste klas van Gilead! We werden toegewezen aan Liberia.

DE LIEFDE VAN DE BROEDERS EN ZUSTERS GEEFT ONS KRACHT

Paul: Zodra het weer kon, namen we het vliegtuig naar Liberia. De sfeer was gespannen en er gold nog steeds een uitgaansverbod. Een knallende uitlaat kon op een markt al massale paniek veroorzaken. Elke avond lazen we samen gedeelten uit de Psalmen om kalm te blijven. Maar we hielden echt van onze toewijzing. Anne diende als zendeling in het veld en ik werkte op Bethel samen met John Charuk. a Ik leerde veel van hem omdat hij al lang in Liberia diende en de omstandigheden van onze broeders en zusters heel goed kende.

Anne: Waarom we zo snel van Liberia gingen houden? Door onze broeders en zusters. Ze waren hartelijk, open en trouw. We voelden een band met ze en ze werden onze nieuwe familie. Ze gaven goede adviezen en bouwden ons op. Prediken was een feest! Huisbewoners vonden het vervelend als je te snel wegging. Overal op straat hadden mensen gesprekken over de Bijbel. Je kon zo naar ze toe lopen en meedoen. We hadden zo veel Bijbelstudies dat het bijna niet bij te benen was. Maar dat was een luxeprobleem!

KRACHT IN ANGSTIGE TIJDEN

Vluchtelingenopvang op Bethel in Liberia (1990)

Paul: Aan vier jaar relatieve vrede kwam abrupt een eind toen er in 1989 een burgeroorlog uitbrak. Op 2 juli 1990 bezetten rebellen het gebied rond Bethel. Drie maanden lang waren we van de buitenwereld afgesneden, zelfs van familie en van het hoofdkantoor. Er heerste anarchie, er was weinig voedsel en veel vrouwen werden verkracht. Het hele land ging 14 jaar lang onder die vreselijke situatie gebukt.

Anne: Er waren gevechten tussen stammen die elkaar afslachtten. Overal trokken zwaarbewapende rebellen in bizarre kleding door de straten. Ze plunderden elk gebouw. Sommige spraken over het bloedvergieten als ‘kippen slachten’. Bij controleposten lagen stapels lijken, zelfs vlak bij het bijkantoor. Ook trouwe broeders en zusters werden gedood, onder wie twee dierbare zendelingen.

Met gevaar voor eigen leven verborgen Getuigen hun broeders en zusters uit de gehate stammen. Zendelingen en Bethelieten deden hetzelfde. Op Bethel sliepen sommige gevluchte broeders en zusters beneden en andere op de kamers boven. Wij deelden onze kamer met een gezin van zeven personen.

Paul: Elke dag probeerden soldaten Bethel binnen te komen om te zien of we mensen verborgen hielden. We hadden een systeem uitgedacht voor de veiligheid: twee personen gingen naar de poort en twee keken vanuit een raam toe. Als de twee bij de poort hun handen voor zich hielden, was alles in orde. Maar als ze hun handen achter hun rug hielden, betekende het dat de soldaten agressief waren. De twee die vanuit het raam toekeken gingen dan snel onze vrienden verbergen.

Anne: Op een dag slaagde een bende gewapende mannen erin Bethel binnen te dringen. Ik sloot me samen met een zuster op in een badkamer. We hadden daar een verborgen ruimte in een kast met een dubbele bodem. De zuster wurmde zich erin. De mannen waren me naar boven gevolgd, gewapend met machinegeweren. Ze bonkten op onze deur. ‘Mijn vrouw zit op het toilet’, zei Paul. Er was een hoop lawaai toen ik de ruimte afsloot en het duurde verdacht lang voordat ik de spullen in de kast had teruggezet. Ik stond te trillen op mijn benen. Hoe kon ik zo de deur opendoen? In een stil gebed smeekte ik Jehovah om hulp. Daarna deed ik open en lukte het me op de een of andere manier de mannen kalm te begroeten. Eén van hen duwde me opzij, ging recht op de kast af, deed hem open en haalde hem overhoop. Maar tot zijn verbazing vond hij niets. Daarna doorzochten ze andere kamers en de zolder. Maar ook daar vonden ze niets.

LICHT IN DE DUISTERNIS

Paul: Maandenlang hadden we heel weinig te eten. Maar geestelijk voedsel was onze redding. De ochtendaanbidding op Bethel was ons enige ‘ontbijt’, maar wat waren we dankbaar voor de innerlijke kracht die het ons gaf!

We konden niet zomaar van Bethel weggaan om voedsel en water te halen, omdat dan de onderduikers gevaar liepen te worden neergeschoten. Maar Jehovah gaf ons altijd precies wat we nodig hadden op precies het juiste moment. Het leek wel een wonder. Hij zorgde goed voor ons en hielp ons kalm te blijven.

Hoe donkerder de wereld werd, hoe helderder de waarheid scheen. Broeders en zusters moesten vaak vluchten voor hun leven, maar hun geloof was sterk en ze bleven kalm. Sommigen zeiden dat ze de oorlog zagen als ‘oefening voor de grote verdrukking’. Ouderlingen en jonge broeders deden moedig wat ze konden om hulp te bieden. Gevluchte broeders en zusters zorgden voor elkaar. Ze openden nieuwe gebieden om te prediken en hielden bijeenkomsten in geïmproviseerde Koninkrijkszalen in de bossen. De vergaderingen waren een veilige haven in een zee van wanhoop en de prediking gaf houvast. Toen we hulpgoederen uitdeelden, raakte het ons diep dat velen om een velddiensttas vroegen in plaats van kleding. Veel mensen waren getraumatiseerd en wilden graag het goede nieuws horen. Ze waren verbaasd dat de Getuigen zo blij en positief waren. De broeders en zusters waren echt een licht in alle duisternis (Matth. 5:14-16). Dankzij hun ijver werden zelfs sommigen van de meedogenloze rebellen onze broeders.

EEN HARTVERSCHEUREND AFSCHEID

Paul: We moesten een paar keer het land uit, drie keer voor een korte tijd en twee keer voor een heel jaar. Een zendelinge verwoordde goed hoe dat voelde: ‘Op Gilead leer je om je met heel je hart op je toewijzing te storten, en dat deden we. Maar als je dan je broeders en zusters in zulke omstandigheden moet achterlaten, voelt het alsof je hart eruit wordt gerukt!’ Gelukkig konden we het werk in Liberia vanuit de buurlanden ondersteunen.

Blij dat we terug zijn in Liberia (1997)

Anne: In mei 1996 gingen we met z’n vieren op weg in een Bethelauto vol belangrijke documenten van het bijkantoor. We wilden naar een veiliger plek rijden, 16 kilometer verderop. Maar toen kwamen we midden in het geweld terecht. Een paar agressieve rebellen schoten in de lucht en hielden onze auto tegen. Ze sleurden drie van ons eruit en reden met de auto weg terwijl Paul er nog in zat. Daar stonden we, compleet in shock. Maar opeens dook Paul weer op. Tussen de mensen door liep hij naar ons toe. Het bloed droop van zijn voorhoofd. Eerst dachten we dat hij neergeschoten was, maar toen realiseerden we ons dat hij dan natuurlijk niet zou kunnen lopen! Een rebel had hem geraakt toen hij hem uit de auto duwde. Gelukkig was het maar een lichte verwonding.

Vlakbij stond een legertruck vol bange mensen. Omdat we er niet meer bij pasten, klampten we ons vast aan de buitenkant. De bestuurder scheurde zo hard weg dat we er bijna vanaf vielen. Stop!, riepen we. Maar dat durfde hij niet. Op de een of andere manier overleefden we de rit. Maar we stonden wel te trillen van uitputting en angst.

Paul: We keken elkaar aan in onze vuile, gescheurde kleren en vroegen ons af hoe we dat hadden overleefd. Die nacht sliepen we in een open veld bij een gammele helikopter vol kogelgaten. Daarmee konden we de volgende dag Sierra Leone bereiken. We waren dankbaar dat we nog leefden maar maakten ons grote zorgen om onze broeders en zusters.

KRACHT VOOR EEN ONVERWACHT PROBLEEM

Anne: We kwamen veilig aan op Bethel in Freetown, waar we goed werden opgevangen. Maar ik begon flashbacks te krijgen. Overdag was ik hyperalert en angstig. Mijn omgeving leek wazig en onwerkelijk. ’s Nachts werd ik vaak badend in het zweet wakker. Ik lag te trillen en had het gevoel dat er iets ergs ging gebeuren. Ik kon nauwelijks ademhalen. Paul hield me dan vast en bad met me. We zongen Koninkrijksliederen tot het trillen ophield. Ik dacht dat ik gek werd en dat ik moest stoppen met de zendingsdienst.

Ik zal nooit vergeten wat er daarna gebeurde. Diezelfde week kregen we twee tijdschriften. Het ene was de Ontwaakt! van 8 juni 1996, met daarin het artikel ‘Omgaan met paniekaanvallen’. Nu begreep ik wat er met me gebeurde. Het andere tijdschrift was De Wachttoren van 15 mei 1996, met daarin het artikel ‘Waar halen zij hun kracht vandaan?’ Er stond een foto in van een vlinder met een beschadigde vleugel. Het artikel legde uit dat de gewonde vlinder nog steeds in staat was zich te voeden en te vliegen. Toen stond er dat wij, als we emotioneel beschadigd zijn, met Jehovah’s geest nog steeds anderen kunnen helpen. Jehovah gaf me via die artikelen precies op het juiste moment de kracht die ik nodig had (Matth. 24:45). Ik zocht dingen over het onderwerp op en bewaarde relevante artikelen in een map. Dat hielp me echt. Na verloop van tijd namen mijn symptomen van posttraumatische stress af.

KRACHT VOOR EEN NIEUWE TOEWIJZING

Paul: We waren telkens heel blij als we in Liberia terugkwamen. Eind 2004 zaten we inmiddels bijna 20 jaar in onze toewijzing. De oorlog was voorbij. Er waren bouwplannen voor het bijkantoor. Maar toen kregen we ineens de vraag of we een nieuwe toewijzing wilden accepteren.

Dat was voor ons een moeilijke beslissing. We waren heel close met onze geestelijke familie en we wilden ze niet verlaten. Maar omdat we eerder onze eigen familie al hadden achtergelaten om naar Gilead te gaan, wisten we uit ervaring dat Jehovah je zegent als je de dingen in zijn handen laat. En dus accepteerden we de nieuwe toewijzing: Ghana.

Anne: We hebben heel wat afgehuild toen we Liberia verlieten. Frank, een wijze, oudere broeder, zei tegen ons: ‘Jullie moeten ons vergeten!’ Daar keken we wel even van op. Maar hij legde uit: ‘We weten dat jullie ons nooit zullen vergeten. Maar jullie moeten je nu met heel je hart op je nieuwe toewijzing storten. Die komt van Jehovah, dus concentreer je op de broeders en zusters daar.’ Dat gaf ons echt de kracht om een nieuwe start te maken op een plek waar we niet veel mensen kenden en alles nieuw voor ons was.

Paul: We gingen al snel van onze nieuwe geestelijke familie in Ghana houden. Er waren daar zo veel Getuigen! We leerden veel van de stabiliteit en geestelijke kracht van onze nieuwe vrienden. Na 13 jaar in Ghana kregen we opnieuw een verrassing. We werden gevraagd op het bijkantoor van Oost-Afrika in Kenia te dienen. Hoewel we onze vrienden in onze vorige toewijzingen erg misten, voelden we meteen een band met de trouwe broeders en zusters in Kenia. En we dienen nog steeds in een uitgestrekt gebied waar de behoefte groot is.

Met nieuwe vrienden in het bijkantoorgebied in Oost-Afrika (2023)

ALS WE TERUGKIJKEN

Anne: Door de jaren heen heb ik vaak genoeg staan trillen op mijn benen. Gevaarlijke of stressvolle situaties kunnen zowel fysiek als emotioneel effect op je hebben. We worden daar niet op wonderbaarlijke manier tegen beschermd. Nu nog krijg ik een knoop in mijn maag en verlies ik het gevoel in mijn handen als ik geweerschoten hoor. Maar ik heb geleerd gebruik te maken van alle manieren waarop Jehovah ons kracht geeft, zoals via de broeders en zusters. En ik heb gemerkt dat Jehovah je kan helpen in je toewijzing te blijven als je aan een goede geestelijke routine vasthoudt.

Paul: Sommigen vragen ons: ‘Hou je van je toewijzing?’ Landen kunnen prachtig zijn, maar ze kunnen ook instabiel en gevaarlijk worden. Weet je waar we nog meer van houden dan van het land? De lieve broeders en zusters, onze familie. We hebben allemaal een andere achtergrond maar we denken hetzelfde. We dachten dat we waren gestuurd om hen op te bouwen, maar eigenlijk hebben zij ons gesterkt.

Elke keer dat we verhuizen zien we een hedendaags wonder: onze broederschap. Zolang je deel uitmaakt van een gemeente, heb je een familie en een thuis. We zijn er zeker van dat als we op Jehovah blijven vertrouwen, hij ons de kracht zal geven die we nodig hebben (Fil. 4:13).

a Zie het levensverhaal van John Charuk, ‘Ik ben God en Christus dankbaar’, in De Wachttoren van 15 oktober 1973.