Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Wist u dit?

Wist u dit?

Wist u dit?

Waarom genas Jezus een blinde man geleidelijk?

In Markus 8:22-26 lezen we dat Jezus in Bethsaïda een blinde genas. Het verslag zegt dat Jezus eerst wat speeksel op de ogen van de man deed en hem vervolgens vroeg wat hij kon zien. Uit het antwoord van de man bleek dat hij een beetje verward was: „Ik zie mensen, want ik neem dingen waar die op bomen lijken, maar ze lopen rond.” Daarna raakte Jezus de ogen van de man nog een keer aan, met als resultaat dat ’de man scherp zag, en hij was hersteld en zag alles duidelijk’. Blijkbaar genas Jezus de man geleidelijk, in fasen. Waarom deed hij dat?

De Bijbel geeft hier niet direct antwoord op, maar de volgende verklaring zou in dit specifieke geval mogelijk kunnen zijn. Als iemand voor het eerst weer kan zien nadat hij jaren — of zelfs zijn hele leven — blind is geweest, betekent dat een enorme aanpassing. Ter illustratie: Ooit werd er in mijnen gebruikgemaakt van pony’s als werkkracht. Ze raakten zo gewend aan het donker dat ze wanneer ze weer boven de grond kwamen, een hele dag nodig hadden om zich aan het daglicht aan te passen. Bij blindheid zal de aanpassing nog groter zijn. In deze tijd hebben chirurgen in enkele gevallen afwijkingen in de ogen van blinden kunnen herstellen, waardoor ze hun gezichtsvermogen terugkregen. Maar de patiënten werden vaak overweldigd door de vloed van informatie die via hun ogen de hersenen bereikte. Verward door een wereld van kleur, vorm en perspectief konden ze vaak zelfs bekende voorwerpen niet herkennen. Na verloop van tijd leren de hersenen te interpreteren wat de ogen zien.

Dat Jezus in dit geval de blinde man in fasen genas, kan een uiting geweest zijn van liefdevolle bezorgdheid voor de man. Uiteindelijk zag de man „alles duidelijk” en begreep hij alles wat hij zag.

Waarom was het een hele opgave om uit een boekrol voor te lezen?

De bladen die voor het maken van boekrollen werden gebruikt, waren over het algemeen zo’n 25 centimeter lang en zo’n 20 centimeter breed. Een aantal van deze bladen werd aan elkaar gelijmd of met linnen garen aan elkaar genaaid. In sommige gevallen werden langere bladen gebruikt. De Dode Zeerol van Jesaja bestond uit zeventien stroken perkament en had een totale lengte van zo’n zeven meter, althans in de staat waarin de boekrol thans bewaard is gebleven. De boekrol van Jesaja die Jezus in de synagoge in Nazareth gebruikte, zou ongeveer zo lang geweest kunnen zijn. — Lukas 4:16, 17.

Alan Millard zegt in dit verband in zijn boek Discoveries From the Time of Jesus: „De lezer hield de boekrol vast en rolde die met zijn linkerhand af; met zijn rechterhand nam hij het uiteinde en rolde dat tijdens het lezen, kolom voor kolom, weer op. Om bij Jesaja 61 te komen, het hoofdstuk dat Jezus in de synagoge voorlas, moet hij het grootste deel van de boekrol afgerold en weer opgerold hebben.”

In die tijd was het boek Jesaja niet in hoofdstukken en verzen onderverdeeld zoals we dat nu kennen. Toen de boekrol van Jesaja in de synagoge in Nazareth aan Jezus werd gegeven, moest hij het gedeelte vinden dat nu in onze bijbels als Jesaja 61:1, 2 wordt aangeduid. Jezus „vond de plaats” makkelijk, wat aantoont dat hij Gods Woord heel goed kende.