Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

’Ik ga het vanavond bij het kampvuur zitten lezen’

’Ik ga het vanavond bij het kampvuur zitten lezen’

Een brief uit Australië

’Ik ga het vanavond bij het kampvuur zitten lezen’

DE Australische outback roept een beeld op van dorre woestijnen, verschroeiende temperaturen en uitgestrekte leegten. Toch wonen er in dit gebied in het Australische binnenland zo’n 180.000 mensen, ongeveer 1 procent van de nationale bevolking.

Mijn ouders, die Jehovah’s Getuigen zijn, namen me als kind mee als ze in de outback gingen prediken. De enorme uitgestrektheid en woeste schoonheid spraken sterk tot mijn verbeelding. Ik raakte ook gesteld op de geharde, laconieke bewoners van het gebied. Nu ik zelf een jong gezin heb, wilde ik mijn vrouw en onze twee kinderen van tien en twaalf dat ook laten beleven.

Het plannen van de tocht

Eerst gingen we ervoor zitten om de kosten te berekenen. Hoe ver konden we het ons permitteren te reizen? Hoe lang konden we wegblijven? Een echtpaar en twee volletijdprediksters uit onze gemeente boden aan zich bij ons aan te sluiten. We werden het eens over de tijd: de schoolvakantie halverwege het jaar. Vervolgens schreven we naar het Australische bijkantoor van Jehovah’s Getuigen in Sydney om een gebiedstoewijzing. Ons werd gevraagd een afgelegen gebied te bewerken in de buurt van Goondiwindi, een plattelandsstadje op zo’n vierhonderd kilometer ten westen van Brisbane, waar we wonen.

We vernamen dat er in Goondiwindi een kleine gemeente van Jehovah’s Getuigen was. Dat was een extra zegen. Het ontmoeten van christelijke mannen en vrouwen zou een hoogtepunt van onze tocht zijn. We namen contact op met de gemeente om hen van ons bezoek op de hoogte te stellen. Ze reageerden enthousiast en zagen uit naar onze komst.

Kort voordat we vertrokken, kwamen we bijeen om te bespreken wat de beste manier was om het goede nieuws van Gods koninkrijk tot mensen in de outback te prediken. We wilden vooral de cultuur en gewoonten respecteren van de Aborigines die we misschien zouden ontmoeten. Sommige stammen bijvoorbeeld beschouwen hun land als hun gezamenlijke woning. Het zou onbeleefd zijn om daar ongenodigd binnen te vallen.

Naar de outback

Eindelijk was de grote dag aangebroken. Onze twee gezinsauto’s, volgeladen met mensen en voorraden, gingen op weg naar de outback. Bebouwde akkers maakten plaats voor grasvlakten met hier en daar een eucalyptusboom. De warme winterzon schitterde aan een wolkeloze hemel. Uren later kwamen we in Goondiwindi aan, waar we voor de nacht onze intrek namen in gehuurde huisjes op een caravanpark.

De volgende ochtend, een zondag, was het zonnig en fris: perfect weer om te prediken. De zomertemperaturen stijgen hier geregeld tot boven de veertig graden! De eerste plaats waar we stopten, was een dertig kilometer verder gelegen Aboriginesgemeenschap. We werden verwezen naar Jenny, een oudere, grijze vrouw die er een leidende positie had. Ze luisterde aandachtig naar onze Bijbelse presentatie en aanvaardde blij het boek Lessen van de Grote Onderwijzer. * Vervolgens nodigde ze ons uit het dorp binnen te gaan om tot de bewoners te prediken.

Plaatselijke kinderen holden voor ons uit om ons bezoek aan te kondigen. Iedere huisbewoner die we ontmoetten, luisterde respectvol naar onze boodschap en nam Bijbelse lectuur aan. Al gauw was onze lectuur op en was het tijd om naar Goondiwindi terug te gaan voor de gemeentevergadering. Voordat we vertrokken, beloofden we terug te komen om degenen met wie we niet hadden kunnen praten te bezoeken.

Die middag gonsde het in de Koninkrijkszaal van opgewekte gesprekken en knoopten we vriendschapsbanden aan met onze nieuwe kennissen. De 25 plaatselijke Getuigen predikten de Koninkrijksboodschap trouw tot zo’n 11.000 mensen die verspreid woonden in een gebied van 30.000 vierkante kilometer. „Hartelijk dank voor de moeite die jullie doen om ons te komen helpen”, zei een dankbare Getuige. Na een levendige vergadering gingen we met elkaar nog wat gebruiken. Voordat we die avond naar bed gingen, voedden we de inheemse voskoeskoes die in ons caravanpark rondzwierven.

„Vanavond bij het kampvuur”

De daaropvolgende twee dagen bezochten onze twee autogroepjes ver uiteenliggende huizen langs de grens van Queensland met New South Wales. Het land bestond grotendeels uit open grasvlakten met hier en daar lage, dorre eucalyptusbomen. Er graasden schapen en runderen. Onderweg zagen we verscheidene kangoeroes, die alert met gespitste oren op onze aanwezigheid reageerden. Op een stoffig omheind veld in de verte paradeerden statige emoes.

Op dinsdagmiddag stuitten we op een grote kudde rundvee die zich langzaam over de weg voortbewoog. Veehoeders drijven het vee al lang door dit gebied, vooral in tijden van droogte. Al gauw zagen we een veedrijver te paard. Ik zette de auto aan de kant van de weg, stapte uit en riep hem een groet toe. „G’day mate”, antwoordde hij. De oudere man, die zijn herdershond bij zich had, bleef staan voor een praatje.

Na een poosje over de droogte gepraat te hebben, begon ik over onze boodschap. „Tjonge, ik heb na mijn kinderjaren nooit meer iets uit de Bijbel gehoord!”, zei de man verbaasd. Hij stelde de religieuze leiders verantwoordelijk voor het morele verval in de wereld. Desondanks had hij diep respect voor Gods Woord. Na een goed Bijbels gesprek bood ik hem het boek Wat leert de bijbel echt? * aan. Hij pakte het stevig beet, stopte het in de zak van zijn shirt en zei: „Als het me vertelt wat de Bijbel leert, ga ik het vanavond bij het kampvuur zitten lezen.”

Terug naar huis

Die avond vertelden we onze ervaringen aan onze broeders en zusters in de Koninkrijkszaal. Ze beloofden de belangstellenden die we ontmoet hadden weer te bezoeken. Na de vergadering was het moeilijk afscheid te nemen. Er was een hartelijke band tussen ons ontstaan. We voelden ons allemaal verrijkt door onze uitwisseling van geestelijke aanmoediging. — Romeinen 1:12.

De volgende dag keerden we huiswaarts. Nadenkend over onze tocht waren we het erover eens dat Jehovah onze inspanningen rijk gezegend had. We voelden ons geestelijk verkwikt. Toen we thuiskwamen, vroeg ik aan de kinderen: „Waar zouden jullie de volgende vakantie heen willen? Naar de bergen?” „Nee, Papa,” antwoordden ze, „laten we weer in de outback gaan prediken.” Mijn vrouw viel hen bij: „Dat vind ik ook. Het was de fijnste vakantie die we ooit gehad hebben!”

[Voetnoten]

^ ¶11 Uitgegeven door Jehovah’s Getuigen.

^ ¶17 Uitgegeven door Jehovah’s Getuigen.