Geloven Jehovah’s Getuigen dat zij de enigen zijn die gered worden?
Veelgestelde vragen
Geloven Jehovah’s Getuigen dat zij de enigen zijn die gered worden?
Jehovah’s Getuigen denken dat ze de ware religie hebben gevonden. Als dat niet zo was, zouden ze hun opvattingen veranderen. Net als veel andere gelovige mensen hopen Jehovah’s Getuigen gered te worden. Maar ze geloven ook dat het niet aan hen is te beoordelen wie er gered zullen worden. Uiteindelijk is God de Rechter. Hij oordeelt. — Jesaja 33:22.
Gods Woord maakt duidelijk dat degenen die redding zullen ontvangen, niet alleen de wens moeten hebben om gered te worden maar ook met de Redder moeten samenwerken. Ter illustratie: Stel dat een wandelaar in een woest natuurgebied verdwaald raakt. Hij doet wanhopig zijn best om de weg weer terug te vinden. Zal hij omkomen, of zal hij het overleven? De afloop is afhankelijk van de manier waarop hij op hulp reageert. Uit trots weigert hij misschien de hulp van een redder. Maar hij zou die hulp ook nederig kunnen aanvaarden, zodat hij veilig zijn bestemming bereikt.
Zo zullen ook degenen die met de Redder van de mensheid, Jehovah God, samenwerken voor redding in aanmerking komen. Redding is een gave van God, maar niet iedereen zal redding ontvangen. Gods Zoon, Jezus, zei: „Niet een ieder die tot mij zegt: ’Heer, Heer’, zal het koninkrijk der hemelen binnengaan, maar hij die de wil doet van mijn Vader, die in de hemelen is.” — Mattheüs 7:21.
Jehovah’s Getuigen geloven dat God alleen degenen redt die geloof oefenen in het loskoopoffer van Jezus en nauwkeurig navolgen wat Jezus onderwees (Handelingen 4:10-12). Hier volgen drie belangrijke vereisten voor redding die in Gods Woord duidelijk worden gemaakt.
(1) „Hieraan zullen allen weten dat gij mijn discipelen zijt, indien gij liefde onder elkaar hebt”, zei Jezus tegen zijn metgezellen (Johannes 13:35). Het voorbeeld dat Jezus zelf gaf door zijn leven voor anderen te geven, beklemtoont hoe belangrijk liefde is. Zij die anderen liefhebben, geven blijk van een eigenschap die van essentieel belang is om gered te worden.
(2) „Ik heb hun uw naam bekendgemaakt”, zei Jezus in gebed tegen zijn Vader (Johannes 17:26). Hij wist hoe belangrijk Gods persoonlijke naam, Jehovah, voor zijn Vader is. Hij bad of de naam van zijn Vader „geheiligd” mocht worden (Mattheüs 6:9). Het heiligen van Gods naam houdt onder andere in die naam te kennen en als belangrijk en heilig te behandelen. Zij die gered willen worden, moeten net als Jezus Gods naam gebruiken. Ook moeten ze anderen over Gods naam en eigenschappen onderwijzen (Mattheüs 28:19, 20). In feite zullen alleen degenen die Gods naam aanroepen, gered worden. — Romeinen 10:13.
(3) „Mijn koninkrijk is geen deel van deze wereld”, zei Jezus tegen Pontius Pilatus (Johannes 18:36). Er zijn tegenwoordig maar weinig mensen die blijk geven van geloof in Gods koninkrijk, of regering, waarvan Jezus de Koning is. Ze stellen hun vertrouwen in menselijke instellingen. Maar degenen die gered zullen worden, geven loyaal hun steun aan Gods koninkrijk en vertellen anderen hoe het alle getrouwe mensen zal bevrijden. — Mattheüs 4:17.
Toen Jezus’ discipelen hoorden wat enkele vereisten voor redding zijn, zeiden ze: „Wie kan er dan mogelijkerwijs worden gered?” Jezus antwoordde: „De dingen die bij mensen onmogelijk zijn, zijn mogelijk bij God” (Lukas 18:18-30). Jehovah’s Getuigen doen hun best om aan deze vereisten voor redding te voldoen, en ze werken ook hard om anderen te helpen redding te ontvangen.