Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Een zoektocht naar fouten leidde tot de waarheid

Een zoektocht naar fouten leidde tot de waarheid

Een zoektocht naar fouten leidde tot de waarheid

Verteld door R. Stuart Marshall

„Wij praten niet met Jehovah’s Getuigen”, zei de jezuïetenpater. „Ze gebruiken de Bijbel.” Zijn antwoord verbaasde me, omdat ik hem net had gevraagd mijn vrouw te helpen door haar enkele tegenstrijdigheden in de leringen van Jehovah’s Getuigen te laten zien. Ik besloot dat ik dan maar zelf de Bijbel met de Getuigen moest bestuderen zodat ik haar kon laten zien dat ze fout zaten.

DAT was het moment, ik was toen 43 jaar, dat ik me ten doel stelde de leringen van Jehovah’s Getuigen te weerleggen met behulp van mijn kennis van logica en theologie. Vanaf het basisonderwijs tot en met het hoger onderwijs had ik op katholieke instellingen gezeten. Hoewel ik in 1969 mijn baccalaureaat in de economie had behaald en de nodige cursussen filosofie en theologie had gevolgd, had mijn katholieke opleiding nooit een studie van de Bijbel omvat.

Na mijn universiteitsopleiding trouwde ik met Patricia McGinn, die eveneens katholiek was. We zetten beiden onze studie voort en behaalden een doctoraat aan de Stanford-universiteit. Onze zoon, Stuart, werd in 1977 geboren, en uiteindelijk vestigden we ons in Sacramento (Californië, VS). De volgende 23 jaar werkte ik voor de Legislative Analyst’s Office (LAO) van de staat Californië, waar ik analyseerde welke financiële gevolgen de onderwijsbudgetten van de staat zouden hebben. Ik werkte hard en had een goed leven. Ook genoot ik van het vaderschap. Mijn lieve vrouw was mijn trouwste steun, en ik op mijn beurt was een steun voor haar.

Een antwoord van 25 cent

Toen onze zoon twee jaar was, nam Patricia een bijbel van Jehovah’s Getuigen en begon ze met hen te studeren. Drie jaar later werd ze gedoopt. Ik vond dat Jehovah’s Getuigen bekrompen ideeën hadden over feestdagen en bloedtransfusies, maar toch was ik gefascineerd door hun redenaties over bepaalde onderwerpen. Tot mijn verbazing bracht ik op een dag in 1987 mijn gevoelens daarover tot uiting toen ik op een gezamenlijke hoorzitting van de onderwijscommissies van de Senaat en het Huis van Afgevaardigden een verklaring moest afleggen over een van mijn adviezen voor het wetgevend lichaam van de staat.

De Universiteit van Californië wilde geld om met andere staten te kunnen wedijveren en een federaal project van zes miljard dollar te winnen. Het project omvatte de bouw van een supergeleidende superdeeltjesversneller voor onderzoek naar subatomaire deeltjes. Ik had de financiering afgeraden met als motivering dat het project op lange termijn weinig nut zou hebben voor de economie van de staat. De universiteit reageerde daarop door twee Nobelprijswinnaars op het gebied van de natuurkunde voor het wetgevend lichaam te laten getuigen. Elk van hen legde uit welke kennis door het project verkregen kon worden. Een van hen zei dat het vragen kon beantwoorden over de oorsprong van het universum. De ander zei dat het ons kon helpen te begrijpen hoe het leven op onze planeet is begonnen.

De voorzitter van de commissie richtte zich tot mij.

„Vindt u zes miljard dollar te veel om antwoorden op die vragen te krijgen?”, vroeg hij.

„Ik ben het ermee eens dat het belangrijke vragen zijn”, antwoordde ik. „Maar Jehovah’s Getuigen komen op zaterdagochtend bij mij aan de deur en bieden tegen een bijdrage van 25 cent een tijdschrift aan waarin diezelfde vragen beantwoord worden. En ik weet niet zeker of hun antwoord van 25 cent minder goed is dan de antwoorden van zes miljard dollar die we door dit project zouden kunnen krijgen.”

Iedereen in de zaal barstte in lachen uit, ook de Nobelprijswinnaars. En hoewel het wetgevend lichaam geld toekende voor het project, sprak niemand mijn punt tegen.

Na verloop van tijd begon ik te beseffen dat ik iets moest doen aan een situatie die zich thuis ontwikkeld had. Na zes jaar met Patricia discussies te hebben gehad over de Bijbel en Jehovah’s Getuigen, was ik teleurgesteld toen ze meer tijd aan de prediking wilde besteden. Dat hield in dat ze minder werk voor de universiteit zou kunnen doen. Het frustreerde me dat een normaal gesproken logisch en rationeel iemand zo’n doel kon hebben, en het leek of ik niets kon zeggen of doen om haar op andere gedachten te brengen.

Ik probeerde de hulp in te roepen van een expert, iemand die meer Bijbelkennis had dan ik en die haar naar mijn mening makkelijk de tegenstrijdigheden tussen de leringen van Jehovah’s Getuigen en de Bijbel kon laten zien. Als bewezen kon worden dat maar één van hun leringen verkeerd was, zou de rest in twijfel getrokken kunnen worden. Dat was alles wat nodig was om het wiskundige brein van mijn vrouw te bereiken. Ik nam contact op met de jezuïetenpater van de kerk waar Patricia en ik vroeger naartoe gingen. Ons gesprek eindigde met de dialoog aan het begin van dit artikel. Toen de pater weigerde met mijn vrouw te praten, wist ik dat ook al zou het me wat meer tijd kosten, ik de fouten zelf zou moeten vinden om ze aan Patricia te kunnen laten zien.

Mijn zoektocht naar fouten

Terwijl ik de Bijbel met de Getuigen bestudeerde, was ik het meest onder de indruk van Bijbelprofetieën. Ik las in het boek Jesaja details over de val van Babylon die bijna tweehonderd jaar van tevoren door de profeet waren opgeschreven. Hij noemde zowaar de naam van de veroveraar, Cyrus, en beschreef de tactiek van het omleiden van de Eufraat om Babylon te veroveren (Jesaja 44:27–45:4). Jaren geleden had ik in een les over militaire strategie de val van Babylon bestudeerd. Ik kwam er ook achter dat de profeet Daniël ruim tweehonderd jaar van tevoren details had voorzegd over een machtige koning van Griekenland wiens koninkrijk na zijn dood verdeeld zou worden in vier minder machtige koninkrijken (Daniël 8:21, 22). Ik herinnerde me dat feit over Alexander de Grote uit mijn studie van oude geschiedenis. Door zelf onderzoek te doen in naslagwerken, stelde ik voor mezelf vast dat deze boeken van de Bijbel echt geschreven waren vóór de gebeurtenissen die ze voorzeiden.

Hoe langer ik met de Getuigen studeerde, hoe meer ik ervan overtuigd raakte dat de Bijbel Gods Woord is, iets wat jarenlange studie van katholieke theologie nooit had bewerkt. Wat zou ik met die kennis doen? Ik besloot mijn leven aan Jehovah op te dragen en een van zijn Getuigen te worden (Jesaja 43:10). Ik werd in 1991 gedoopt, slechts twee jaar na dat gesprek met de pater. Onze zoon werd een jaar later gedoopt.

Nu we ons op andere dingen concentreerden, veranderden we onze doelen als gezin. Een van de eerste dingen die ik na mijn doop deed, was een vijfjarenplan voor mijn vrouw opstarten zodat ze op haar vijftigste kon stoppen met doceren aan de universiteit. Ze wilde pionieren, wat in die tijd betekende dat je 1000 uur per jaar of 83 uur per maand Bijbelse waarheden aan anderen onderwees. In 1994 had ze haar werkuren al in die mate verminderd dat ze kon beginnen met pionieren. Mijn eerste doelen waren mijn dienst verbeteren, in onze gemeente helpen waar ik kon en mijn hulp aanbieden bij de boekhouding voor de bouw van Koninkrijkszalen in onze omgeving.

Af en toe had ik de gelegenheid om op mijn werk over de Bijbel te praten. Een pas aangenomen budgetanaliste bij de LAO bleek een Getuige te zijn die niet meer actief met haar geloof bezig was. Twijfels over de Bijbel hadden haar geloof verzwakt. Ik was blij haar te kunnen helpen haar band met Jehovah weer op te bouwen. Ze ging terug naar de staat waar ze opgegroeid was en begon te pionieren.

In 1995 was ik aanwezig bij een speciale gezamenlijke hoorzitting van de onderwijscommissies van de Senaat en het Huis van Afgevaardigden over onderzoek dat gefinancierd werd door de federale regering. De commissievoorzitter vroeg de afgevaardigde van de federale regering hoe het was afgelopen met het project van de supergeleidende superdeeltjesversneller. Als reactie daarop zei de afgevaardigde dat het project was toegekend aan de staat Texas maar dat het om drie redenen nooit voltooid was. Ten eerste waren de kosten voor het project al vóór het begin ervan gestegen van zes naar negen miljard dollar. Ten tweede wilde de federale regering op andere gebieden geld uitgeven, met name aan de Irak-oorlog in 1991. En ten derde waren ze erachter gekomen dat ze de antwoorden op levensvragen voor 25 cent van Jehovah’s Getuigen konden krijgen! Blijkbaar was mijn opmerking vaak door anderen herhaald en nu op een vergadering van de onderwijscommissies weer ter sprake gekomen.

Terwijl iedereen lachte, keken sommige commissieleden mijn kant op. Ik nam het woord en bracht alle aanwezigen op de hoogte van de meest recente ontwikkeling: „De antwoorden zijn nu kosteloos te verkrijgen op voorwaarde dat je de literatuur leest.”

Een druk en zinvol leven

Zodra mijn vrouw gestopt was met werken, maakten we een vijfjarenplan voor mij. Ik ging discreet bij andere instellingen informeren naar parttimewerk omdat ik nu meer tijd wilde besteden aan het onderwijzen van Bijbelse waarheden aan anderen. Onverwachts bood de LAO me de kans om minder te gaan werken. Dus begon ik in 1998 eveneens te pionieren.

Op een ochtend waren mijn vrouw en ik ons aan het klaarmaken om te gaan prediken toen ik een telefoontje kreeg van het Amerikaanse bijkantoor van Jehovah’s Getuigen in Brooklyn (New York). De persoon aan de telefoon belde als gevolg van een oproep die eerder was gedaan en vroeg of ik aan een project in Brooklyn wilde meewerken. Natuurlijk wilde ik dat. Bijgevolg werkten we achttien maanden op het hoofdkantoor. Ik ging uiteindelijk met vervroegd pensioen om het project te kunnen afmaken. Daarna boden we ons aan om mee te helpen met de bouw van de congreshal van Jehovah’s Getuigen in Fairfield (Californië). We verkochten ons huis in Sacramento en verhuisden naar een klein flatje in Palo Alto. Doordat ik eerder met pensioen was gegaan, werden we nu nog verder gezegend. We hebben sindsdien meegewerkt aan projecten op bijkantoren van Jehovah’s Getuigen in Nigeria, Zuid-Afrika, Canada, Groot-Brittannië en Duitsland.

Net als de Getuigen die ons geholpen hadden, smaken mijn vrouw en ik nu de vreugde anderen te kunnen helpen de waarheden uit de Bijbel te leren kennen. Ik vind echt dat van al het onderwijs dat ik ooit genoten heb, het onderwijs van Jehovah de meeste voldoening schenkt. Het is wat betreft de grote verscheidenheid aan onderwerpen die op een begrijpelijke manier worden uitgelegd, met geen enkel ander onderwijsprogramma op aarde te vergelijken. Jehovah heeft zijn Getuigen opgeleid om Bijbelse waarheden te onderwijzen op een manier die zowel de geest als het hart raakt. Dat motiveert me om te blijven leren. Mijn vrouw en ik zijn dankbaar voor het leven dat we nu leiden en voor het voorrecht dat we onze opleiding kunnen gebruiken om de Soeverein van het universum, Jehovah God, te dienen.

[Inzet op blz. 27]

Terwijl ik de Bijbel met Jehovah’s Getuigen bestudeerde, was ik het meest onder de indruk van Bijbelprofetieën

[Illustratie op blz. 27]

Patricia en ik op onze trouwdag

[Illustratie op blz. 29]

We genieten ervan anderen te helpen de Bijbelse waarheden te leren kennen